ECLI:NL:CBB:2007:BB3681

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
9 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/139
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
  • M.A. van der Ham
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit inzake varkensrechten en registratie door Dienst Regelingen

In deze zaak hebben appellanten A en B, vertegenwoordigd door mr. P.J.G. Goumans, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, vertegenwoordigd door mr. F. Nijnuis, dat betrekking heeft op de registratie van varkensrechten. Het beroep is ingediend op 5 maart 2007, tegen een besluit van 22 januari 2007, waarin het bezwaar van appellanten tegen een eerdere correctie van hun varkensrechten werd afgewezen. De appellanten exploiteren een varkensbedrijf en hebben in de periode van juli tot en met december 2003 varkensrechten verworven, maar kregen te maken met een administratieve fout bij de registratie van deze rechten.

De procedure omvatte een zitting op 13 juli 2007, waar beide partijen hun standpunten toelichtten. De kern van het geschil draait om de vraag of appellanten recht hadden op het aantal varkensrechten dat in eerdere bedrijfsoverzichten was vermeld. Appellanten stelden dat zij op basis van deze overzichten gerechtvaardigd vertrouwen hadden in het aantal varkensrechten dat hen was toegekend, terwijl verweerder aanvoerde dat de registratie onjuist was en dat appellanten hiervan op de hoogte hadden moeten zijn.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft geoordeeld dat appellanten niet het gerechtvaardigd vertrouwen konden ontlenen aan de onjuiste bedrijfsoverzichten. Het College concludeerde dat de appellanten niet meer dan 1.558,5 varkensrechten konden bezitten, en dat de correctie door verweerder terecht was doorgevoerd. Het beroep van appellanten werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
(vijfde enkelvoudige kamer)
AWB 07/139 9 augustus 2007
16500 Wet herstructurering varkenshouderij
Uitspraak in de zaak van:
A en B, te C, appellanten,
gemachtigde: mr. P.J.G. Goumans, advocaat te Deurne,
tegen
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
gemachtigde: mr. F. Nijnuis, werkzaam bij Dienst Regelingen te Assen.
1. De procedure
Appellanten hebben bij brief van 4 maart 2007, bij het College binnengekomen op
5 maart 2007, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 22 januari 2007.
Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellanten, gericht tegen de aan hen op 25 juli 2005 meegedeelde correctie van de registratie van overdracht van varkensrechten.
Bij brief van 19 april 2007 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Op 13 juli 2007 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij de gemachtigden van partijen zijn verschenen en hun standpunten nader hebben toegelicht.
2. De grondslag van het geschil
Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Appellanten exploiteren een varkensbedrijf te C, waarvoor bij het voormalige Bureau Heffingen (thans: Dienst Regelingen) aanvankelijk twee mestnummers waren geregistreerd.
- Na de inwerkingtreding van de Wet herstructurering varkenshouderij (hierna: Whv) op 1 september 1998 zijn voor het bedrijf van appellanten 40 varkensrechten geregistreerd op het mestnummer D en 673 varkensrechten op het mestnummer E.
- In de periode van juli tot en met december 2003 hebben appellanten op laatstgenoemd mestnummer in totaal 845,5 varkensrechten verworven.
- Na registratie van de daarop betrekking hebbende kennisgevingen van overdracht, waren 1.518,5 varkensrechten op mestnummer E geregistreerd. Daarmee kwam het totaal aantal varkensrechten van het bedrijf op [1.518,5 (mestnummer E) plus 40 (mestnummer D) =] 1558,5.
- Bij op 30 augustus 2004 ingediend formulier, hebben appellanten de verplaatsing van de 40 op mestnummer D resterende varkensrechten naar hun andere mestnummer gemeld.
- Op 29 oktober 2004 heeft verweerder aan appellante kennis gegeven van de verwerking van die verplaatsing. Hierbij zijn abusievelijk aan mestnummer E tachtig in plaats van veertig varkensrechten toegevoegd. Bij deze kennisgeving heeft tevens abusievelijk op mestnummer D een bijtelling (in plaats van vermindering) met 40 varkensrechten plaatsgevonden.
- Op 4 december 2004 is aan appellante een nieuw bedrijfsoverzicht voor het mestnummer E toegezonden, waarbij een correctie in neerwaartse zin heeft plaatsgevonden met 40 varkensrechten.
- Met ingang van 2005 is Dienst Regelingen gaan werken met relatienummers in plaats van mestnummers, waarbij per bedrijf slechts één nummer werd gevoerd. Voor appellante geldt sedertdien het relatienummer F.
- Bij bedrijfsoverzicht van 3 maart 2005 is onder vermelding van voornoemd relatienummer aan appellanten meegedeeld dat voor hun bedrijf in totaal 1.638,5 varkensrechten waren geregistreerd.
- In verband met het bijboeken van 600 kg fosfaat mestproductierechten is aan appellanten op 4 mei 2005 wederom een bedrijfsoverzicht gezonden. Ook hierop is een totaal aantal van 1.638,5 varkensrechten vermeld.
- Op 25 juli 2005 heeft Dienst Regelingen aan appellanten een overzicht gezonden, waarbij het aantal voor hun bedrijf geregistreerde varkensrechten met 80 is verminderd, teneinde de onjuiste verwerking van de hiervoor genoemde verplaatsing van 40 varkensrechten (alsnog volledig) te corrigeren.
- Op 8 augustus 2005 hebben appellanten daartegen bezwaar gemaakt. In hun bezwaarschrift stellen appellanten zich op het standpunt dat er gezien het tijdsverloop tussen de mededeling dat zij over 1.638,5 varkensrechten beschikken en het besluit van 25 juli 2005 vanuit mochten gaan dat geen correctie (meer) zou plaatsvinden.
- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
3. Het bestreden besluit
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van appellanten (kennelijk) ongegrond verklaard.
Hiertoe heeft verweerder aangevoerd dat het appellanten op grond van diverse - voor de kennisgeving van verplaatsing van 40 varkensrechten - toegezonden bedrijfsoverzichten duidelijk was of in ieder geval heeft moeten zijn, dat hun bedrijf op beide mestnummers gezamenlijk over 1.558,5 varkensrechten beschikte. Daarmee was het hen tevens bekend of behoorde hen bekend te zijn dat de bedrijfsoverzichten van 3 maart 2005 en 4 mei 2005 - waarin melding werd gemaakt van 1.638,5 varkensrechten - kennelijk onjuist waren.
Verweerder stelt dat appellanten aan het enkele tijdsverloop tussen de bedrijfsoverzichten van 3 maart en 4 mei 2005 enerzijds, en de bij het overzicht van 25 juli 2005 alsnog doorgevoerde correctie anderzijds, niet het gerechtvaardigd vertrouwen mogen ontlenen dat zij niettemin over 1.638,5 varkensrechten beschikten.
4. Het standpunt van appellanten
Appellanten stellen dat verweerder(s Dienst Regelingen) hen bij de overzichten van hun bedrijfssituatie van 3 maart 2005 en 4 mei 2005 heeft meegedeeld dat hun bedrijf over 1.638,5 varkensrechten beschikt en dat in een bijlage bij laatstgenoemd overzicht uitdrukkelijk is gewezen op het feit dat dit een besluit is, waartegen bezwaar kan worden gemaakt.
Naar hun opvatting heeft te gelden dat dit besluit, waartegen door hen geen bezwaar is gemaakt, formele rechtskracht heeft gekregen, zodat zij recht hebben op het daarin genoemde aantal varkensrechten.
5. De beoordeling van het geschil
5.1 Aan de orde is de vraag of verweerder het bezwaar van appellanten terecht ongegrond heeft verklaard. Het College beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
Tussen partijen is niet in geschil dat het bedrijf van appellanten voorafgaand aan de kennisgeving van de verplaatsing van de 40 destijds nog op mestnummer D geregistreerde varkensrechten, totaal over 1.558,5 varkensrechten beschikte.
Naar het oordeel van het College spreekt het voor zich dat een verplaatsing van varkensrechten binnen een en hetzelfde bedrijf, ook al beschikt dat bedrijf over meerdere mestnummers, op zich zelf niet kan leiden tot een wijziging van het totaal aantal varkensrechten van dat bedrijf. Dit moet ook appellanten zonder meer duidelijk zijn.
Daarmee staat voor het College tevens vast dat voor appellanten duidelijk kon en moest zijn dat de aanvankelijk - onjuiste - verwerking van die verplaatsing op een kennelijke misslag berustte.
Het vorenstaande brengt het College tot de slotsom dat appellanten aan de bedrijfsoverzichten van 3 maart en 4 mei 2005, waarin abusievelijk melding is gemaakt van een totaal van 1.638,5 varkensrechten, niet het gerechtvaardigd vertrouwen hebben kunnen ontlenen dat dit aantal juist was.
Hierbij komt dat appellanten voorafgaand aan het primaire besluit van 25 juli 2005 weliswaar mestproductierechten, doch geen varkensrechten hebben verworven.
Dit brengt ook om die reden mee dat zij aan het aan hen op 4 mei 2005 toegezonden bedrijfsoverzicht niet het gerechtvaardigd vertrouwen hebben kunnen ontlenen dat zij over 1.638,5 in plaats van 1.558,5 varkensrechten zouden beschikken.
Aangezien van gerechtvaardigde verwachtingen aan de zijde van appellanten niet is gebleken, was verweerder zonder schending van het recht bevoegd de kennelijk onjuiste verwerking van de interne overdracht van 40 varkensrechten te herstellen.
Verweerder heeft bij het bestreden besluit dan ook terecht zijn standpunt dat op het bedrijf van appellanten niet meer dan 1.558,5 varkensrechte rusten, zodat dat aantal ook in de registratie van het aantal rechten voor dit bedrijf moet worden vermeld, gehandhaafd.
5.3 Het beroep is derhalve ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
6. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. M.A. van der Ham, in tegenwoordigheid van mr. A. Bruining als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 9 augustus 2007.
w.g. M.A. van der Ham w.g. A. Bruining