5. De beoordeling van het geschil
5.1 Het College stelt allereerst vast dat appellant de percelen 1, 7, 11 en 12 in de aanvraag 2005 heeft opgegeven met de gewascode 1565 (braak met voederleguminosen), terwijl het bedrijf van appellant dat jaar volledig omgeschakeld noch volledig gecertificeerd of voor omschakeling aangemeld was bij de Stichting SKAL. Hetgeen partijen verdeeld houdt is de vraag of verweerder terecht heeft geweigerd om de door appellant gevraagde wijziging in de gewascode aan te brengen, en of verweerder terecht de ingevolge artikel 51 van Verordening (EG) nr. 796/2004 toegepaste korting heeft gehandhaafd bij het bestreden besluit. Tevens in geschil is of er sprake is van een kennelijke fout in de aanvraag 2005 van appellant.
5.2 Het College stelt voorop dat de door appellant gewenste wijzing in de aanvraag 2005 slechts mogelijk zou zijn geweest in geval van een door verweerder erkende kennelijke fout in deze aanvraag.
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een kennelijke fout hanteert verweerder als uitgangspunt het werkdocument AGR 49533/2002 van de Europese Commissie. Het College heeft dit blijkens vaste rechtspraak aanvaardbaar geacht. Van een kennelijke fout kan over het algemeen alleen worden gesproken indien verweerder bij een summier onderzoek bij ontvangst van de aanvraag had kunnen vaststellen dat de aanvraag waarschijnlijk geen goede weergave was van hetgeen de aanvrager beoogde aan te vragen.
5.3 Anders dan appellant betoogt, is het College van oordeel dat van een kennelijke fout in voornoemde zin in de aanvraag 2005 van appellant niet kan worden gesproken.
Het College overweegt hiertoe in de eerste plaats, dat verweerder niet met een summier onderzoek van de aanvraag en de bijbehorende stukken had kunnen vaststellen dat de aanvraag waarschijnlijk geen goede weergave was van hetgeen appellant beoogde aan te vragen. Immers, dat het bedrijf van appellant niet meer volledig omgeschakeld en SKAL-gecertificeerd was in 2005, met als gevolg dat de door appellant opgegeven percelen met gewascode braak met voederleguminosen niet in aanmerking kwamen voor akkerbouwsteun, heeft verweerder slechts door het opvragen van stukken en na nader onderzoek kunnen vaststellen. Het door appellant aangehaalde verschil tussen de opgegeven bedrijfsoppervlakte en de totaal gecertificeerde oppervlakte maakt dit niet anders. Het SKAL-certificaat zelf vermeldt alleen de gecertificeerde oppervlakte. Zoals door verweerder ter zitting is uiteengezet, dient hij in het geval dat de gecertificeerde oppervlakte niet overeenkomt met de opgegeven bedrijfsoppervlakte, bij de Stichting SKAL per perceel na te vragen of dit gecertificeerd, in omschakeling of onbekend is. Slechts met deze nadere informatie kan hij bepalen of een bedrijf volledig omgeschakeld of in omschakeling is en een perceel met gewascode braak met voederleguminose premiewaardig is. Dit is naar het oordeel van het College bezwaarlijk als een summier onderzoek bij ontvangst van de aanvraag aan te merken. Reeds hierom kan in het onderhavige geval niet worden gesproken van een kennelijke fout.
Het College oordeelt voorts, dat de aanvraag verweerder ook overigens niet behoefde te leiden tot de vaststelling dat de aangevraagde gewascode geen goede weergave was van hetgeen appellant beoogde aan te vragen. Hierbij heeft het College in aanmerking genomen dat appellant zelf in de aanvraag heeft ingevuld dat zijn bedrijf volledig biologisch en gecertificeerd was in 2005, en een aanvraag voor braak met voederleguminosen voor een dergelijk bedrijf niet onlogisch of innerlijk tegenstrijdig is te noemen. Nu geen sprake is van een kennelijke fout, kan de aanvraag niet worden aangepast. Verweerder heeft dan ook terecht beslist op de aanvraag zoals die daar lag.
5.4 De stelling van appellant dat verweerder tijdig had moeten waarschuwen dat de aanvraag onjuistheden bevatte acht het College onjuist. Hiermee miskent appellant dat hij zelf verantwoordelijk is voor de juistheid van zijn aanvraag en dat van hem verwacht mag worden dat hij deze aan de hand van zijn eigen gegevens controleert alvorens deze te verzenden.
5.5 Het betoog van appellant dat de gevolgen van het bestreden besluit onevenredig zijn, en dat hij drie maal wordt gestraft voor dezelfde fout kan hem evenmin baten. De sancties vloeien rechtstreeks voort uit artikel 51 van Verordening (EG) nr. 796/2004, dat voorziet in een naar de ernst van de geconstateerde onregelmatigheid gedifferentieerd sanctiestelsel. Dit stelstel is, gelet op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen inzake vergelijkbare bepalingen in Verordening (EEG) nr. 3887/92 (arrest van 17 juli 1997, zaak C-354/95, National Farmers Union, Jur. 1997, I-04559), niet strijdig met het evenredigheidsbeginsel.
5.6 Het College concludeert dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht acht het College geen termen aanwezig.