ECLI:NL:CBB:2007:BB7148

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
31 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06/482
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
  • W.E. Doolaard
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing aanvraag akkerbouwsteun onder de Regeling GLB-inkomenssteun

In deze zaak heeft appellante, A, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarbij haar aanvraag voor akkerbouwsteun voor het jaar 2005 werd afgewezen. De aanvraag was gedaan in het kader van de Regeling GLB-inkomenssteun. De procedure begon met een brief van appellante op 9 juni 2006, waarin zij bezwaar maakte tegen een eerder besluit van 12 mei 2006, dat voortvloeide uit een afwijzing van haar aanvraag op 23 maart 2006. De Minister had vastgesteld dat perceel 3, waarvoor appellante steun had aangevraagd, niet voldeed aan de voorwaarden voor subsidiabele grond.

Tijdens de zitting op 5 april 2007 heeft appellante, vergezeld van haar echtgenoot, haar standpunt toegelicht. De Minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. P.M. Bakker Schut. Appellante erkende dat perceel 3 in de referentiejaren als boomgaard was gebruikt en dat het niet als subsidiabele grond kon worden aangemerkt. Ze betoogde echter dat de opgelegde sancties te zwaar waren en dat haar stilzwijgende erkenning van de onjuistheid van de aanvraag voldoende zou moeten zijn om de fout te herstellen.

Het College oordeelde dat de Minister terecht had gehandeld door de aanvraag af te wijzen, aangezien appellante niet had gereageerd op de eerdere mededeling dat perceel 3 niet voldeed aan de voorwaarden. Het College volgde appellante niet in haar betoog dat de gemaakte fout door de Minister hersteld kon worden. De sancties werden als niet onevenredig beschouwd, en het College verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. W.E. Doolaard, met mr. F.W. du Marchie Sarvaas als griffier, op 31 oktober 2007.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
Zesde enkelvoudige kamer
AWB 06/482 31 oktober 2007
5134 Regeling GLB-inkomenssteun
Uitspraak in de zaak van:
A, te B, appellante,
tegen
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
gemachtigde: mr. P.M. Bakker Schut, werkzaam bij verweerders Dienst Regelingen.
1. De procedure
Appellante heeft bij brief van 9 juni 2006, bij het College binnengekomen op 13 juni 2006, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 12 mei 2006.
Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellante tegen een besluit van 23 maart 2006, waarbij verweerder appellantes aanvraag akkerbouwsteun voor het jaar 2005 in het kader van de Regeling GLB-inkomenssteun (hierna: de Regeling) heeft afgewezen.
Bij brief van 20 juni 2006 heeft verweerder de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.
Bij brief van 5 juli 2006 heeft appellante aanvullende gegevens overgelegd.
Op 18 juli 2006 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Op 5 april 2007 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij appellante, vergezeld van haar echtgenoot C, is verschenen. Verweerder werd ter zitting vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2. De grondslag van het geschil
2.1 Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers luidt voorzover en ten tijde hier van belang:
“Artikel 22
Steunaanvragen
1. Een landbouwer dient elk jaar een aanvraag voor de onder het geïntegreerd systeem vallende rechtstreekse betalingen in (…)
Artikel 108
Subsidiabele grond
Er kunnen geen betalingsaanvragen worden ingediend voor grond die op de datum vastgesteld voor aanvragen voor oppervlaktesteun in 2003 als blijvend grasland, voor meerjarige teelten, als bosgrond of voor niet-agrarische doeleinden in gebruik was.
(…)”
Verordening (EG) nr. 796/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers luidt voorzover en ten tijde hier van belang als volgt:
“ Artikel 2
Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
(…)
22 .”geconstateerde oppervlakte”: de oppervlakte waarvoor aan alle in de voorschriften voor de toekenning van de steun gestelde voorwaarden is voldaan; (…)
Artikel 15
Wijzigingen van de verzamelaanvragen
1. Na de uiterste datum voor de indiening van de verzamelaanvraag mogen individuele percelen landbouwgrond die eventueel gepaard gaan met de overeenkomstige toeslagrechten en die nog niet in de verzamelaanvraag zijn aangegeven voor welke van de oppervlaktegebonden steunregelingen ook, aan de verzamelaanvraag worden toegevoegd mits de in de betrokken steunregelingen gestelde eisen in acht worden genomen.
Voor individuele percelen landbouwgrond of toeslagrechten die reeds in de verzamelaanvraag zijn aangegeven, mogen onder dezelfde voorwaarden wijzigingen met betrekking tot het grondgebruik of de steunregeling worden aangebracht.
(…)
2. Onverminderd (…) worden overeenkomstig lid 1 van het onderhavige artikel aangebrachte wijzigingen schriftelijk aan de bevoegde autoriteit meegedeeld uiterlijk op 31 mei van het betrokken kalenderjaar (…)
Artikel 19
Verbetering van kennelijke fouten
Onverminderd de artikelen 11 tot en met 18, kan een steunaanvraag te allen tijde na de indiening ervan worden gecorrigeerd in geval van een kennelijke fout die door de bevoegde instantie wordt erkend.
Artikel 22
Intrekking van steunaanvragen
1. Een steunaanvraag kan te allen tijde geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken.
(…)
Indien de bevoegde autoriteit de landbouwer echter reeds in kennis heeft gesteld van onregelmatigheden in de
steunaanvraag of indien zij hem heeft geïnformeerd over haar voornemen een controle ter plaatse te verrichten en indien die controle ter plaatse vervolgens onregelmatigheden aan het licht brengt, is intrekking van de gedeelten van de steunaanvraag
waarop die onregelmatigheden betrekking hebben, niet toegestaan.
(…)
Artikel 51
Kortingen en uitsluitingen bij een te hoge aangifte
(…)
2. Indien ten aanzien van de totale geconstateerde oppervlakte waarop de verzamelaanvraag betrekking heeft, met uitzondering van de oppervlakten voor de steunregelingen voor zetmeelaardappelen en zaaizaad als bedoeld in artikel 93, respectievelijk artikel 99 van Verordening (EG) nr. 1782/2003, de aangegeven oppervlakte meer dan 30 % groter is dan de overeenkomstig artikel 50, leden 3 tot en met 5, van de onderhavige verordening geconstateerde oppervlakte, wordt voor het betrokken kalenderjaar de steun waarop de landbouwer overeenkomstig artikel 50, leden 3 tot en met 5, van de onderhavige verordening in het kader van de betrokken steunregelingen aanspraak zou kunnen maken, geweigerd.
Bedraagt het verschil meer dan 50 %, dan wordt de landbouwer nogmaals van steun uitgesloten voor een bedrag gelijk aan het bedrag dat overeenstemt met het verschil tussen de aangegeven oppervlakte en de overeenkomstig artikel 50, leden 3 tot en met 5, van de onderhavige verordening geconstateerde oppervlakte. (…)”
2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Appellante heeft door toezending van het formulier Gecombineerde opgave 2005 onder meer te kennen gegeven dat zij in aanmerking wenst te komen voor akkerbouwsteun. In dat kader heeft zij steun aangevraagd voor 4.78 ha wintertarwe, waaronder het perceel 3 van 1.80 ha.
- Bij brief van 8 november 2005 heeft verweerder appellante meegedeeld dat bij controle is gebleken dat perceel 3 niet voldoet aan de voorwaarden voor steunverlening. Van de haar geboden gelegenheid om op deze bevinding te reageren heeft appellante geen gebruik gemaakt.
- Bij besluit van 23 maart 2006 heeft verweerder beslist op de aanvraag akkerbouwsubsidie van appellante. Hij heeft de aanvraag afgewezen en appellante een uitsluiting opgelegd voor een bedrag van € 802,87.
- Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 12 april 2006 bezwaar gemaakt.
- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen. Daarbij heeft hij opgemerkt dat het bezwaar kennelijk ongegrond is en dat daarom geen hoorzitting heeft plaatsgevonden.
3. Het bestreden besluit
Verweerder constateert dat appellante heeft niet betwist dat het perceel 3 niet voldoet aan de voorwaarden voor subsidiabele grond zoals omschreven in artikel 108 van Verordening (EG) nr. 1782/2003.
Het opgeven van een perceel dat niet aan de voorwaarden voor subsidieverlening voldoet dient voor het risico van de aanvrager te komen.
Dat appellante per abuis achter het perceel 3 een onjuiste bijdragecode heeft vermeld levert geen kennelijke fout op. Bijgevolg is het voor appellante niet mogelijk haar aanvraag alsnog te wijzigen.
In die situatie is verweerder gehouden om met toepassing van het bepaalde in artikel 51 van Verordening (EG) nr. 796/2004 de aanvraag af te wijzen en haar tevens een uitsluitingsbedrag op te leggen. Nu aldus is gehandeld, moet het bezwaar van appellante ongegrond worden verklaard.
4. Het standpunt van appellante
Appellante heeft per abuis achter het perceel 3 de bijdragecode 840 (akkerbouwsteun) ingevuld. Zij erkent dat het perceel niet steunwaardig is en dat zij eigenlijk - net als in het jaar 2004 - de code 999 (geen bijdrage) had willen invullen.
Appellante meent dat zij, door niet te reageren op verweerders brief van 8 november 2005, duidelijk heeft gemaakt dat zij de conclusie dat perceel 3 niet steunwaardig is onderschrijft. Zij veronderstelde dat daarmee de gemaakte fout door verweerder zou kunnen worden hersteld.
De opgelegde sancties zijn naar appellante meent wel erg hoog.
5. De beoordeling van het geschil
5.1 Appellante erkent dat perceel 3 in de referentiejaren 1998 tot 2003 als boomgaard in gebruik is geweest. Niet in geschil is daarom dat perceel 3 niet als subsidiabele grond in de zin van artikel 108 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 kan gelden.
5.2 Het College volgt appellante niet in haar betoog dat haar stilzwijgende erkenning van de juistheid van verweerders standpunt voldoende zou zijn en dat verweerder vervolgens de door haar gemaakte fout zou kunnen herstellen en het perceel uit de aanvraag verwijderen.
Artikel 22 van Verordening (EG) nr. 796/2004 bepaalt dat een perceel te allen tijde uit de aanvraag kan worden teruggetrokken. Dit kan echter niet meer indien de bevoegde autoriteit de aanvrager in kennis heeft gesteld van onregelmatigheden in de aanvraag. In de situatie van appellante heeft verweerder bij brief van 8 november 2005 appellante in kennis gesteld van het feit dat bij controle gebleken was dat perceel 3 niet voldeed aan definitie akkerland.
Een aanvraag kan verder ingevolge artikel 19 van Verordening (EG) nr. 796/2004 te allen tijde worden gecorrigeerd in geval van een kennelijke fout, die door de bevoegde autoriteiten wordt erkend.
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een kennelijke fout hanteert verweerder als uitgangspunt het werkdocument AGR 49533/2002 van de Europese Commissie. Het College heeft in vaste jurisprudentie uitgesproken dit aanvaardbaar te achten.
Van een kennelijke fout kan over het algemeen alleen worden gesproken indien verweerder bij een summier onderzoek bij ontvangst van de aanvraag had kunnen vaststellen dat de aanvraag waarschijnlijk geen goede weergave was van hetgeen de aanvrager beoogde aan te vragen.
Daarvan is in dit geval geen sprake. Verweerder kon uit de aanvraag immers niet opmaken dat appellante eigenlijk beoogde voor perceel 3 geen steun te willen aanvragen.
Voorzover appellante heeft willen betogen dat verweerder aan haar aanvraag 2004 had kunnen zien dat zij beoogd had bij perceel 3 de bijdragecode 999 (geen subsidie) in te vullen, merkt het College op dat, nu in 2005 een andere definitie akkerland werd gebruikt dan voorheen, aan eerdere aanvragen - wat daar ook verder van zij - reeds daarom geen betekenis kan worden toegekend.
5.3 Appellantes grief dat de opgelegde sancties onevenredig zwaar zijn kan niet slagen. De ingevolge artikel 51 van Verordening (EG) nr. 796/2004 opgelegde sancties zijn naar vaste rechtspraak niet als onevenredig aan te merken.
Verweerder is verplicht de regels neergelegd in de Verordeningen (EG) nrs. 1782/2003 en 796/2004 toe te passen. Hij heeft geen vrijheid om hiervan af te wijken.
5.4 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard. Voor een veroordeling in de proceskosten ziet het College geen aanleiding.
6. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. W.E. Doolaard, in tegenwoordigheid van mr. F.W. du Marchie Sarvaas als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2007.
w.g. W.E. Doolaard w.g. F.W. du Marchie Sarvaas