6.4 Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan uit voorgaande citaten geen andere conclusie worden getrokken dan dat het FTA-tarief van de andere vaste aanbieders dient te zijn gebaseerd op de het kostengeoriënteerde tarief van een efficiënte aanbieder. KPN is zo’n aanbieder; dus wordt van het voor haar bepaalde kostengeoriënteerde tarief uitgegaan. Dit tarief wordt bepaald overeenkomstig het systeem, zoals nader uitgewerkt in het WPC-besluit. De aldus berekende tariefplafonds zijn opgenomen in Annex A van dat besluit, zoals in het dictum daarvan vermeld staat.
De voorzieningenrechter ziet noch in de Beleidsregels FTA (oud), noch in de overwegingen van het marktanalysebesluit enig door OPTA gemaakt voorbehoud, waaruit zou kunnen volgen dat bij de bepaling van de FTA-tarieven van de andere vaste aanbieders niet moet worden uitgegaan van het kostengeoriënteerde tarief van KPN, of dat de Beleidsregels FTA (oud) op dit punt kunnen worden gewijzigd.
De voorzieningenrechter meent dat waar in het marktanalysebesluit wordt verwezen naar de Beleidsregels FTA (oud) dit besluit aan de hand van die regels, zoals zij destijds luidden, moet worden uitgelegd, ook nu die regels inmiddels ingetrokken en vervangen zijn. Anders zou via de lichtere procedure van wijziging van beleidsregels het in een marktanalysebesluit neergelegde, voor drie jaar geldende, stelsel van verplichtingen kunnen worden gewijzigd. De voorzieningenrechter ziet overigens, gelet op nummer 6 van de Beleidsregels FTA, geen grond om aan te nemen dat OPTA daadwerkelijk beoogd heeft het beleid op dit punt te wijzigen.
Gelet hierop mochten en mogen de andere vaste aanbieders naar zijn voorlopig oordeel ervan uitgaan dat hun vertraagd reciproque FTA-tarief gebaseerd wordt op het voor KPN geldende kostengeoriënteerde tarief, als neergelegd in Annex A van het WPC-besluit.
De vermelding in nummer 20 van de Beleidsregels FTA dat de voor de berekening van het tarief van andere vaste aanbieders relevante tariefplafonds voor KPN zijn neergelegd in Annex B van het WPC-besluit is derhalve onjuist.
6.4.1 Ten aanzien van de daadwerkelijk door KPN gehanteerde tarieven die zijn neergelegd in Annex B overweegt de voorzieningenrechter dat – zoals tussen partijen ook niet in geschil is – uit de overwegingen van het WPC-besluit blijkt dat deze tarieven het gevolg zijn van een aanbod van KPN naar aanleiding van een verzoek van OPTA. OPTA heeft KPN een verzoek om lagere tarieven gedaan, omdat de op het WPC-systeem gebaseerde tarieven zouden leiden tot, in haar visie, voor de concurrentieontwikkeling ongunstig hoge tarieven. OPTA heeft aangegeven dat in die omstandigheden anders wellicht eenjarige tariefbesluiten en aanpassing van het marktanalysebesluit noodzakelijk zouden zijn. KPN heeft om haar moverende redenen – volgens de gemachtigde van KPN ter zitting met name gelegen in het belang van zekerheid over de tarieven en het voorkomen van verdere procedures – ingestemd met lagere tarieven dan de tariefplafonds die op grond van het WPC-systeem gelden. Zoals hiervoor is overwogen, kunnen die lagere tarieven niet worden aangemerkt als het tarief dat conform de Beleidsregels FTA (oud) is vastgesteld, zoals voorgeschreven in onderdeel xxiv van het dictum van de marktanalyse, in samenhang gelezen met de onderdelen xv en xvi daarvan. Indien en voorzover het de bedoeling van OPTA is geweest om ook de FTA-tarieven van de andere vaste aanbieders in het belang van een goede concurrentieontwikkeling niet te laten stijgen als gevolg van de gestegen kosten van de efficiënte aanbieder KPN, had OPTA dienen te bezien of zulks eventueel bij een krachtens de Tw te nemen besluit kon worden bewerkstelligd. Het is in elk geval niet mogelijk om een dergelijke tariefsverlaging door middel van een beleidsregel door te voeren.
6.4.2 Ten aanzien van het betoog van OPTA dat ook in het verleden zou zijn uitgegaan van de daadwerkelijk door KPN gehanteerde tarieven en dat deze tarieven min of meer toevallig steeds de maximaal toegestane tarieven betroffen, overweegt de voorzieningenrechter dat de in de Beleidsregels FTA (oud) neergelegde norm inhoudt, dat het vertraagd reciproque FTA-tarief afgeleid wordt van het (maximaal toegestane) kostengeoriënteerde tarief van een efficiënte aanbieder, zodat zulks dan ten onrechte geschied zou zijn.
6.4.3 De door OPTA in het bestreden besluit voorgestane uitleg is in strijd met de rechtszekerheid, die de andere aanbieders aan het marktanalysebesluit konden ontlenen. Waar de kosten van een efficiënte aanbieder in beginsel een objectief vast te stellen hoogte hebben, zodat de andere aanbieders daarop hun plannen konden baseren, is hun tarief nu afhankelijk gemaakt van een door OPTA en KPN in overleg vast te stellen lager tarief. De hoogte van een dergelijk tarief is in mindere mate voorspelbaar.
Als voorts gezegd moet worden dat BT nu van twee walletjes kan eten door zelf KPN’s lagere tarieven te betalen, doch KPN wel de hogere op haar kosten gebaseerde prijs in rekening te brengen, is dit het gevolg van het niet op elkaar aansluiten van het marktanalysebesluit en het latere WPC-besluit.
6.5 De conclusie is dat naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet gezegd kan worden dat BT gehandeld heeft in strijd met de verplichting die ingevolge onderdeel xxiv van het dictum van het marktanalysebesluit, gelezen in samenhang met de Beleidsregels FTA (oud), op haar rustte.
6.6 In verband daarmee ziet de voorzieningenrechter aanleiding de na te melden voorlopige voorziening te treffen.
6.7 De voorzieningenrechter acht voorts termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 Awb. Op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden de kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor BT vastgesteld op € 966,--, op basis van 2 punten (indienen verzoekschrift en bijwonen zitting) tegen een waarde van € 322,-- per punt en vermenigvuldigd met een factor 1,5 wegens het gewicht van de zaak. KPN dient als derde-partij zijn eigen kosten te dragen.