WEI en verweerder zijn verdeeld over de vraag of met het gebruik van de term “gerealiseerde volumes” hetzelfde wordt bereikt indien de term “gecontracteerde volumes” overeenkomstig de TC Gas wordt toegepast. Verweerder meent dat dit het geval is omdat beide termen zouden refereren aan de daadwerkelijk gefactureerde capaciteit, hetgeen door WEI wordt bestreden.
Het College komt aan een uitleg van de aangehaalde bepaling in de Reguleringsovereenkomst niet toe, reeds omdat deze overeenkomst niet af kan doen aan de publiekrechtelijke verplichtingen die de directeur DTe en de verweerder als diens rechtsopvolger op grond van de Gaswet zijn opgelegd. Deze verplichtingen brengen met zich dat verweerder slechts afwijkt van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders in een geval als bedoeld in artikel 12f, derde lid, Gaswet. Zoals het College in paragraaf 5.2.3 van deze uitspraak heeft vastgesteld, doet een dergelijk geval zich hier niet voor.
5.2.4 WEI heeft verder aangevoerd dat aan het in artikel 2.4.3.4 TC Gas genoemde tarief geen dienst ten grondslag ligt, aangezien het tarief noch wordt opgelegd voor de benutte capaciteit, noch voor de gecontracteerde capaciteit. Verweerder heeft hier tegen ingebracht dat indien aan afnemer een bepaalde hoeveelheid capaciteit contracteert van de gasnetbeheerder mag worden verwacht dat hij deze capaciteit – voor zover technisch haalbaar – ook beschikbaar stelt.
Het College onderschrijft de opvatting van verweerder dat ook het beschikbaar houden van capaciteit kan worden beschouwd als een geleverde dienst.
5.2.5 De conclusie moet luiden dat de door WEI ingebrachte grieven geen doel treffen en dat haar beroep derhalve ongegrond moet worden verklaard.
5.3 Het beroep van GTS richt zich tegen de aanvulling door verweerder van artikel 3.4.1 TC Gas met een gedetailleerde opsomming van kostensoorten. Het College overweegt omtrent dit beroep het volgende.
5.3.1 GTS heeft aangevoerd dat verweerder slechts de elementen van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders mag aanpassen die in strijd zijn met het toetsingskader.
Ten aanzien hiervan overweegt het College dat artikel 12f, derde lid, Gaswet een opsomming geeft van de gevallen waarin verweerder aan de gezamenlijke netbeheerders opdracht kan geven het door hen gedane voorstel te wijzigen. Artikel 12f, vierde lid, Gaswet bepaalt vervolgens dat verweerder, indien de gezamenlijke netbeheerders aan deze opdracht geen gehoor geven, zelf de vereiste wijzigingen kan aanbrengen.
Verweerder heeft het primaire besluit op het onderhavige punt gemotiveerd door te wijzen op artikel 12f, eerste lid, onderdelen d, e en g. Onderdeel g verwijst hierbij naar de Regeling als bedoeld in artikel 12 Gaswet. Paragraaf 2.1 van de toelichting op de Regeling geeft aan dat deze tot uitgangspunt neemt dat ter bevordering van de marktwerking “de wijze waarop tarieven worden berekend transparant en objectief bepaalbaar is”. Bij een te summiere opsomming van kostensoorten is hiervan volgens verweerder geen sprake.
Het College is van oordeel dat de opsomming van kostensoorten in het in paragraaf 2.2 van deze uitspraak aangehaalde – gewijzigde – voorstel van de gezamenlijke netbeheerders voor artikel 3.4.1 TC Gas als summier kan worden betiteld en dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat deze opsomming niet voldoet aan de in de toelichting op de Regeling gestelde eisen van transparantie en objectieve bepaalbaarheid. Verweerder heeft in redelijkheid kunnen oordelen dat door de door hem aangebrachte toevoegingen en nadere onderverdeling in kostensoorten er toe bijdraagt dat het gevaar dat GTS van het doen van tariefvoorstellen kosten kan opvoeren die in een te ver verwijderd verband staan ten opzicht van de transportdienst, wordt verminderd. Dat verweerder in zijn wijzigingsopdracht aan de gezamenlijke netbeheerders slechts heeft gewezen op strijd van het oorspronkelijke voorstel met artikel 12f, eerste lid, onderdeel d, Gaswet en hierbij onderdeel g ongenoemd heeft gelaten, doet er niet aan af dat het thans ter beoordeling van het College voorliggende besluit op dit punt voldoende is gemotiveerd.
Voorts was verweerder niet gehouden tot een expliciete uiteenzetting hoe de nadere onderverdeling in kostensoorten bijdraagt aan het doelmatig handelen van netgebruikers (waaraan wordt gerefereerd in artikel 12f, eerste lid, onderdeel d, Gaswet) nu het bestreden besluit door de verwijzing naar artikel 12f, eerste lid, onderdeel g, Gaswet en de hierbij gegeven toelichting voldoende is gemotiveerd.
Het College volgt GTS niet in haar betoog dat verweerder geen parallel had mogen trekken met de regeling voor regionale netbeheerders. Weliswaar wijst de toelichting op artikel 3 van de Regeling op verschillen in wettelijke taken tussen de beheerder van het landelijk transportnet en de regionale netbeheerders – waarbij balancering, kwaliteitsconversie en flexibiliteitsdiensten met name worden genoemd – maar deze wettelijke taken zijn in artikel 3.4.1 TC Gas expliciet uitgezonderd.
Evenmin slaagt de grief van GTS dat verweerder niet had mogen overgaan tot het opnemen van artikel 3.4.2 TC Gas. Zoals is weergegeven in paragraaf 2.1 van de toelichting bij de Regeling, wordt bij het bepalen van de tariefstructuren uitgegaan van het kostenveroorzakingsprincipe. Het College vermag in dit licht niet in te zien waarom verweerder niet bevoegd zou zijn dit principe expliciet in de TC Gas op te nemen.
5.3.2 Uit het voorgaande volgt dat het beroep van GTS ongegrond moet worden verklaard.
5.4 Appellanten sub 3 tot en met 13 hebben bezwaar tegen het schrappen van de toeslag van 10% die in het primaire besluit tot vaststelling van de TC Gas was opgenomen voor gevallen waarin afnemers de gecontracteerde transportcapaciteit overschrijden. Genoemde appellanten betogen – samengevat weergegeven – dat zonder deze overschrijdingstoeslag bij afnemers een prikkel bestaat om een te lage transportcapaciteit te contracteren, de gasnetbeheerders dientengevolge hun netten op een te lage capaciteit zouden afstemmen en zich onder meer problemen van leveringszekerheid en betrouwbaarheid zouden kunnen voordoen.
Het College overweegt omtrent dit beroep het volgende.
5.4.1 Verweerder heeft het bestreden besluit op het onderhavige punt gemotiveerd door er op te wijzen dat geen noodzaak bestaat dat de afnemers vooraf nauwkeurig aangeven hoeveel capaciteit zij nodig denken te hebben van de regionale gasnetbeheerders. Uit de door verweerder gemaakte analyse is gebleken dat de betreffende informatie niet wordt gebruikt voor de kwaliteits- en capaciteitsdocumenten, zoals bedoeld in artikel 8 Gaswet, waarin de gasnetbeheerders hun planning neerleggen. Ter zitting heeft verweerder hieraan toegevoegd dat het capaciteitsbeslag van de grootverbruikers – op wie de overschrijdingstoeslag betrekking heeft – slechts ongeveer 10% van de totale capaciteit uitmaakt op het geheel van de netbeheerders, en dat de contracten ook te flexibel zijn om bruikbaar te zijn bij de langjarige ramingen waar het bij de dimensionering van de gasnetten om gaat. Bovendien heeft juist WEI, dat een bovengemiddeld aantal grootverbruikers heeft, aangegeven geen behoefte te hebben aan de mogelijkheid een overschrijdingstoeslag in rekening te brengen.
Appellanten sub 3 tot en met 13 hebben in hun beroepschrift aangevoerd tot welke problemen het zou leiden indien de gasnetbeheerders hun netten zouden dimensioneren op basis van de gecontracteerde capaciteiten, maar hebben hiermee de motivering die verweerder aan het bestreden besluit te grondslag heeft gelegd – te weten dat de gecontracteerde capaciteiten niet het uitgangspunt voor deze dimensionering vormen – niet gemotiveerd bestreden.
Het College ziet in het aangevoerde dan ook geen grond om te oordelen dat de motivering van verweerder op dit punt ontoereikend is geweest. De vraag welke invloed het schrappen van de overschrijdingstoeslag heeft op de door afnemers gecontracteerde transportcapaciteit, behoeft gelet hierop geen beantwoording.
5.4.2 Verweerder heeft in het bestreden besluit overwogen dat terwijl de overschrijdingstoeslag niet beantwoordt aan het gestelde doel, deze wel leidt tot een kostenverhogend effect voor afnemers, die immers nauwkeurig dienen aan te geven hoeveel capaciteit zij verwachten te gebruiken. Ter zitting hebben appellanten sub 3 tot en met 13 gewezen op de administratieve en organisatorische lasten die aan hun zijde zouden moeten worden gemaakt doordat het systeem van het vervallen van de overschrijdingstoeslag zou leiden tot structureel te lage gecontracteerde capaciteiten die nopen tot aanpassingen van de capaciteit.
Het College volgt dit argument niet. Als de gasnetbeheerders met stelligheid verwachten dat de gecontracteerde capaciteit lager ligt dan de benutte capaciteit, dan kunnen zij hier bij voorbaat rekening mee houden. Dat de met deze anticipatie gemoeide kosten zodanig zijn, dat zij zwaarder wegen dan de voornoemde kosten voor de afnemers, acht het College niet aannemelijk.
5.4.3 Appellanten sub 3 tot en met 13 hebben voorts aangevoerd dat er zonder overschrijdingstoeslag en het daardoor wegvallen van de prikkel om juist te contracteren, slechts zou worden afgerekend op basis van de werkelijk afgenomen capaciteit en een kruissubsidiëring zou plaatsvinden van afnemers met een relatief vlak afnamepatroon naar afnemers met een steil of fluctuerend afnamepatroon. Materieel zou het gevolg van het wegvallen van de prikkel om vooraf juist te contracteren zijn, dat wordt overgegaan op een systeem van de transportafhankelijke kosten op basis van afgenomen capaciteit en niet op basis van gecontracteerde capaciteit, hetgeen niet de bedoeling van verweerder zou zijn geweest.
Het College acht het evenals verweerder niet duidelijk waarom sprake zou zijn van kruissubsidiëring, indien alle afnemers afrekenen op basis van de daadwerkelijk afgenomen capaciteit. Ten aanzien van het argument dat de facto zal worden overgegaan op een systeem op basis van afgenomen capaciteit, volstaat het College er mee nogmaals te wijzen op het feit dat appellanten sub 3 tot en met 13 in het schrappen van de overschrijdingstoeslag op zichzelf geen reden hebben gezien af te wijken van hun voorkeur voor het vooraf contracteren. Het College kan het feit dat de appellanten sub 3 tot en met 13 niet hebben aangegeven in te stemmen met het door WEI voorgestane factureringssysteem in het geval hun beroep tegen het schrappen van de overschrijdingstoeslag ongegrond zou worden verklaard, niet rijmen met het argument dat het systeem van factureren op basis van gecontracteerde capaciteit in dat geval zijn praktische betekenis verliest.
5.4.4 Het beroep van appellanten sub 3 tot en met 13 moet gezien het voorgaande ongegrond worden verklaard.
5.5 Voor een proceskostenveroordeling acht het College geen termen aanwezig.