ECLI:NL:CBB:2008:BD5272
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- B. Verwayen
- M. van Duuren
- F.H.M. Possen
- Rechtspraak.nl
Tuchtzaak tegen appellant inzake overtreding van teeltverbod knolcyperus
In deze zaak gaat het om een tuchtprocedure tegen appellant A, die in beroep is gegaan tegen een uitspraak van het Tuchtgerecht Akkerbouwproductschappen van 26 november 2007. Dit tuchtgerecht had het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 20 juni 2007 deels gegrond verklaard en de opgelegde geldboete van € 1.072,67 verlaagd tot € 722,67. Appellant had beroep ingesteld tegen deze beslissing, omdat hij meende dat hij niet opzettelijk het teeltverbod had overtreden, maar in verwarring was over de verleende ontheffing. De zaak werd behandeld door het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 8 april 2008, waar appellant in persoon verscheen, samen met vertegenwoordigers van het Hoofdproductschap Akkerbouw.
De relevante wetgeving betreft de Verordening HPA bestrijding knolcyperus 2004, waarin onder andere is bepaald dat het verboden is om planten te telen op percelen waar knolcyperus is aangetoond. Het tuchtgerecht had vastgesteld dat appellant op een perceel met een teeltverbod maïs had geteeld, wat hij ook had toegegeven. Het tuchtgerecht legde een geldboete op, maar in de uitspraak van 26 november 2007 werd overwogen dat appellant niet opzettelijk had gehandeld, wat leidde tot de verlaging van de boete.
Het College van Beroep oordeelde dat, hoewel de overtreding van het teeltverbod vaststond, de omstandigheden waaronder deze was begaan, van invloed waren op de hoogte van de boete. Het College concludeerde dat de verwarring die was ontstaan door de communicatie van de Plantenziektekundige Dienst, appellant slechts licht verwijtbaar was. Daarom werd besloten om de geldboete voorwaardelijk op te leggen, met een proeftijd van twee jaar, in plaats van een onvoorwaardelijke boete.