ECLI:NL:CBB:2008:BG1002
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- F. Stuurop
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van toeslagrechten uit de nationale reserve in het kader van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 13 oktober 2008 uitspraak gedaan in het geschil tussen de Maatschap A en B en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De appellanten, vertegenwoordigd door ir. S. Boonstra, hebben beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van 23 maart 2007, waarin de toeslagrechten van appellanten op grond van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 zijn vastgesteld. De Minister had eerder op 29 september 2006 besloten dat de toeslagrechten van appellanten niet uit de nationale reserve zouden worden toegekend, omdat het drempelbedrag van € 500,-- niet was overschreden.
De procedure begon met een aanvraag van appellanten voor toeslagrechten, waarbij zij investeringen in leveringsrechten voor zetmeelaardappelen claimden. De Minister heeft in zijn verweerschrift gesteld dat de huurovereenkomsten die appellanten hadden gesloten niet als een rechtens onomkeerbare verplichting van tenminste zes jaar konden worden aangemerkt, en dat er daarom geen sprake was van een investering in de zin van de Regeling. Tijdens de zitting op 1 september 2008 hebben appellanten hun standpunt toegelicht, waarbij zij stelden dat de huur van aandelen niet als investering kan worden aangemerkt.
Het College heeft de argumenten van appellanten beoordeeld en geconcludeerd dat de huurovereenkomsten niet voldoen aan de vereisten voor toewijzing van toeslagrechten uit de nationale reserve. De stelling van appellanten dat de huurovereenkomsten gelijkgesteld kunnen worden aan een investering werd verworpen. Het College heeft vastgesteld dat de Minister terecht heeft geoordeeld dat de huur van aandelen geen investering is die in aanmerking komt voor toeslagrechten. De beslissing van de Minister om het beroep ongegrond te verklaren werd bevestigd, en het College heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.