ECLI:NL:CBB:2008:BG1620

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
21 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/1005
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
  • M.A. van der Ham
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de hoogte van de contributie opgelegd door het Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants

In deze zaak gaat het om een beroep van appellant A, die zich richt tegen een besluit van het bestuur van het Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants (NIVRA) betreffende de hoogte van de hem opgelegde contributie voor het boekjaar 2007/2008. Het bestuur had op 4 december 2007 het bezwaar van appellant ongegrond verklaard. Appellant had zijn beroep ingesteld op 27 december 2007, na het indienen van een bezwaar. Tijdens de zitting op 29 juli 2008 waren zowel appellant als de gemachtigde van verweerder aanwezig.

De beoordeling van het geschil richt zich op de toepassing van de Wet op de Registeraccountants en de Algemene contributieverordening 2007. Volgens artikel 27 van de wet kan NIVRA jaarlijks bijdragen heffen van haar leden, waarbij het bedrag per boekjaar door de ledenvergadering wordt vastgesteld. Appellant betoogde dat hij op de peildatum van 1 september 2007 niet meer werkzaam was als openbaar accountant, maar dat hij pas op 18 september 2007 een contributieverklaring had ingediend waarin hij aangaf dat hij per 1 juli 2007 niet meer actief was.

Het College oordeelt dat de verantwoordelijkheid voor het tijdig indienen van een wijziging in de contributiegroep bij appellant ligt. De gegevens die op 1 september 2007 bij NIVRA bekend waren, gaven aan dat appellant ingedeeld moest worden in de contributiegroep van openbare accountants. Het College concludeert dat de melding van C, de werkgever van appellant, niet kan worden gezien als een tijdige melding door appellant zelf. Aangezien appellant de wijziging pas na de peildatum heeft doorgegeven, is het College van oordeel dat het bestuur van NIVRA terecht is uitgegaan van de indeling zoals deze op 1 september 2007 was geregistreerd.

Het beroep van appellant wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.A. van der Ham, met mr. M.B.L. van der Weele als griffier, en is openbaar uitgesproken op 21 oktober 2008.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
(vijfde enkelvoudige kamer)
AWB 07/1005 21 oktober 2008
25000 Wet op de Registeraccountants
Uitspraak in de zaak van:
A, te B, appellant,
tegen
het bestuur van het Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants, te Amsterdam (hierna: NIVRA), verweerder,
gemachtigde: mr. A.M. Manshande-Nonhof, werkzaam bij NIVRA.
1. Het procesverloop
Bij besluit van 4 december 2007 heeft verweerder het bezwaar van appellant gericht tegen de hoogte van de hem voor het boekjaar 2007/2008 opgelegde contributie, ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 14 december 2007, bij het College binnengekomen op 27 december 2007, beroep ingesteld.
Bij brief van 31 januari 2008 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Op 29 juli 2008 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij appellant en de gemachtigde van verweerder zijn verschenen.
2. De beoordeling van het geschil
2.1 Ingevolge artikel 27, eerste lid, van de Wet op de Registeraccountants, zoals deze wet ten tijde hier van belang luidde, kan NIVRA van haar leden jaarlijks bijdragen heffen, waarvan het bedrag voor elk boekjaar afzonderlijk door de ledenvergadering bij verordening wordt vastgesteld. Het bedrag kan voor verschillende categorieën van leden verschillend zijn.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Algemene contributieverordening 2007 stelt het bestuur op 1 september en op 1 maart van elk boekjaar vast tot welke contributiegroep als bedoeld in artikel 2, eerste lid, een lid behoort. Hierbij is bepalend de laatste door het lid zelf aan het bestuur schriftelijk gedane opgave van zijn beroep of functie of de laatste door het lid zelf elektronisch aangebrachte mutatie in de ledenadministratie.
Op grond van artikel 5, vijfde lid, van de Algemene contributieverordening 2007, voorzover hier van belang, wordt, indien bij de vaststelling van de geldende contributiegroep per 1 maart blijkt dat sedert 1 september daaraan voorafgaande een wijziging in het beroep of de functie van een lid heeft plaatsgevonden, die, rekening houdend met het bepaalde in het tweede lid, een indeling in een andere contributiegroep meebrengt, de door dat lid verschuldigde contributie over de tweede helft van het boekjaar naar tijdsevenredigheid opnieuw vastgesteld.
2.2 Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van appellant ongegrond verklaard omdat appellant volgens de op de peildatum van 1 september 2007 bij verweerder bekende gegevens werkzaam was als openbaar accountant en pas op 18 september 2007 een contributieverklaring is ontvangen waarin appellant heeft aangegeven dat hij per 1 juli 2007 niet meer actief bij het arbeidsproces betrokken is. Verweerder stelt dat de contributie daarom terecht pas per 1 maart 2008 is aangepast.
2.3 Appellant heeft in beroep aangevoerd dat verweerder er wel degelijk van op de hoogte was dat hij op de peildatum van 1 september 2007 niet meer bij C (hierna: C) werkzaam was. Doordat C al sinds 1979 de contributie voor appellant rechtstreeks aan NIVRA betaalde, was appellant er niet op bedacht dat hij vóór 1 september 2007 een nieuwe contributieverklaring moest indienen. Wel heeft appellant onmiddellijk na ontvangst van de contributienota voor het boekjaar 2007/2008 de contributieverklaring aan NIVRA toegezonden. Omdat hij in dat hele jaar niet actief bij het arbeidsproces betrokken was, vindt hij het onredelijk dat hij deels toch de daarbij behorende contributie moet betalen.
2.4 Het College stelt vast dat uit artikel 5 van de Algemene contributieverordening 2007 volgt dat de verantwoordelijkheid voor een tijdige, voor een wijziging van de indeling in een contributiegroep relevante, melding bij appellant berust. Niet in geschil is dat appellant op grond van de op 1 september 2007 bij verweerder aanwezige gegevens moest worden ingedeeld in de contributiegroep van openbare accountants. Dat die gegevens achteraf bezien niet meer juist waren, doet daaraan niet af.
Voorts heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat de vóór 1 september 2007 gedane melding van C dat appellant daar niet langer in dienst was niet in de plaats kan komen van de vereiste tijdige melding van een wijziging door appellant. Hierbij is, afgezien van het feit dat deze melding niet door appellant is gedaan, tevens van belang dat die melding er slechts toe strekte dat C niet langer de contributie van appellant zou voldoen en daaruit niet kon worden afgeleid dat appellant niet langer behoorde te worden ingedeeld in de contributiegroep van openbare accountants.
Met betrekking tot het betoog van appellant dat verweerder in die melding aanleiding had moeten zien hem er onmiddellijk op te attenderen een nieuwe contributieverklaring in te dienen, oordeelt het College dat geen rechtsregel valt aan te wijzen die maakt dat het feit dat verweerder zulks heeft nagelaten het bestreden besluit onrechtmatig doet zijn.
Aangezien appellant de wijziging pas na 1 september 2007 heeft doorgegeven, is verweerder voor de periode tot 1 maart 2008 naar het oordeel van het College terecht uitgegaan van de indeling zoals deze op 1 september 2007 was geregistreerd.
2.5 Gezien het voorgaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling ziet het College geen aanleiding.
3. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. M.A. van der Ham, in tegenwoordigheid van mr. M.B.L. van der Weele als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2008.
w.g. M.A. van der Ham de griffier is niet in staat deze uitspraak
mede te ondertekenen