Op grond van de gegevens die thans beschikbaar zijn, stelt de voorzieningenrechter vast dat RET haar vergoeding voor een belangrijk gedeelte ontvangt door de verkoop van vervoersbewijzen. Weliswaar ontvangt RET van verweerder een bijdrage in de exploitatie van het busvervoer, doch gezien de aard van deze bijdrage waarop hierna zal worden ingegaan, is hiermee naar het oordeel van de voorzieningenrechter het risico van de exploitatie van de dienst niet bij verweerder komen te liggen. Gelet hierop is in het onderhavige geval sprake van een concessieovereenkomst voor een dienst, zodat de bepalingen van het Besluit van toepassing zijn.
6.6 Bij besluit van 19 juni 2008 tot wijziging van het Besluit in verband met de ingangsdata van de aanbestedingsverplichting in het openbaar vervoer verricht door een vervoerder waarop de gemeente Amsterdam, Den Haag, Rotterdam of Utrecht beslissende invloed uitoefent (Stb. 2008, 253) is artikel 36b van het Besluit gewijzigd. Blijkens de Nota van Toelichting is deze wijziging noodzakelijk in verband met een voorgenomen wijziging van de Wet ter uitvoering van een motie van de Tweede Kamer. Bij deze wetswijziging zal een wettelijke grondslag worden geïntroduceerd om een concessie te kunnen verlenen zonder dat daartoe een aanbesteding is gehouden, indien het openbaar vervoer wordt gegund aan een zogenoemde interne exploitant, welke gunning ook wel inbesteding wordt genoemd; zulks als uitzondering op de aanbesteding. Vooruitlopend op deze wetswijziging is het van belang geacht om de ingangsdatum van de aanbestedingsverplichting voor busvervoer dat door de gemeentelijke vervoerbedrijven wordt verricht, uit te stellen tot 1 januari 2012.
6.7 Het onderhands – derhalve zonder een voorafgaande aanbestedingsprocedure – gunnen van een concessie voor het verrichten van een dienst is een rechtsfiguur die aan de orde is gekomen in de rechtspraak van het Hof van Justitie. Verwezen wordt onder meer naar de arresten van het Hof van Justitie van 18 november 1999, (C-107/98, Teckal, Jur. 1999,
I-8121), van 11 mei 2006 (C-340/04, Carbotermo, Jur. 2006, I-4137), van 13 oktober 2005 (C-458/03, Parking Brixen, Jur. 2005, I-8585) en van 13 november 2008 (C-324/07, Coditel Brabant, n.n.g.). Volgens het Hof van Justitie is inbesteding alleen toegestaan, indien de aanbestedende dienst binnen de eigen gezagsstructuur opdrachten verstrekt. Er is sprake van een gezagsstructuur als de aanbestedende dienst op de betrokken opdrachtnemer toezicht uitoefent zoals op haar eigen diensten (het zeggenschapscriterium) en de opdrachtnemer tegelijkertijd het merendeel van zijn werkzaamheden verricht ten behoeve van de concessieverlenende dienst die hem controleert (het werkzaamhedencriterium).
6.8 Ter zake van het zeggenschapscriterium heeft het Hof van Justitie in het hiervoor aangehaalde arrest van 13 oktober 2005 (Parking Brixen) overwogen dat de vraag of de aanbestedende dienst toezicht uitoefent zoals op haar eigen diensten, moet worden beoordeeld aan de hand van alle relevante wetsbepalingen en omstandigheden. Uit dit onderzoek moet blijken dat de vennootschap waaraan de opdracht wordt toegewezen, onder een zodanig toezicht staat, dat de aanbestedende dienst haar beslissingen kan beïnvloeden. Het moet gaan om een doorslaggevende invloed zowel op de strategische doelstellingen als op de belangrijke beslissingen van deze vennootschap. De omstandigheid dat de concessieverlenende dienst alleen of tezamen met een ander lichaam het volledige kapitaal van de vennootschap waaraan de opdracht wordt gegund, in handen heeft, lijkt er volgens het Hof van Justitie in het eerder aangehaalde arrest van 11 mei 2006 (Carbotermo) in beginsel op te wijzen dat zij op deze vennootschap toezicht uitoefent als op haar eigen diensten. Wanneer de vennootschap waaraan de opdracht wordt toegewezen, daarentegen over een mate van zelfstandigheid beschikt die beantwoordt aan een reeks van kenmerken genoemd door het Hof van Justitie in onder meer zijn arrest van 13 oktober 2005 (Parking Brixen), dan is het volgens het Hof van Justitie uitgesloten dat de concessieverlenende overheidsinstantie op de concessiehouder toezicht uitoefent als op haar eigen diensten. Deze kenmerken zijn:
- de aard van het vennootschapstype;
- de verruiming van het maatschappelijk doel;
- de (uiteindelijke) verplichte openstelling voor ander kapitaal;
- de territoriale uitbreiding van de activiteiten;
- de aanzienlijke bevoegdheden van de raad van bestuur, waarvan het beheer door de concessieverlenende dienst nauwelijks wordt gecontroleerd.
Volgens het Hof van Justitie in zijn arrest van 17 juli 2008 (C-371/05, Commissie/Italië, n.n.g.) dient de beoordeling inzake de vraag of het verlenen van een concessie zonder voorafgaande aanbesteding voldoet aan het zeggenschapscriterium, plaats te vinden op basis van de op het moment van gunning van de betrokken overheidsopdracht heersende omstandigheden.
6.9 RET is sinds 1 januari 2007 een naamloze vennootschap. De bevoegdheden van de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (hierna: AVA) zijn geregeld in de statuten van RET. Hieruit blijkt onder meer dat de directeuren worden benoemd, geschorst en ontslagen door de AVA. Daarnaast dient de begroting van RET door de AVA te worden goedgekeurd, wordt het bedrijfsplan van RET door de AVA vastgesteld en worden commissarissen door de AVA benoemd en ontslagen. Daarnaast zijn besluiten van de directie omtrent een belangrijke verandering van de identiteit of het karakter van de vennootschap, alsmede besluiten ter zake van onder meer het wijzigen van de (lange termijn) strategie van de onderneming en uitbreiden van activiteiten van de vennootschap onderworpen aan goedkeuring van de AVA.