ECLI:NL:CBB:2009:BH3306

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
4 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/300
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
  • F. Stuurop
  • F.W. du Marchie Sarvaas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van aanvraag tot uitbetaling van toeslagrechten op grond van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006

In deze zaak heeft appellant, A, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin zijn aanvraag voor uitbetaling van toeslagrechten op grond van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 werd afgewezen. De procedure begon met een brief van appellant op 1 mei 2008, waarin hij bezwaar maakte tegen een eerder besluit van 18 april 2008. Dit besluit was een reactie op een bezwaar van appellant tegen een afwijzing van zijn aanvraag op 27 maart 2008. De Minister had op 30 september 2006 al een eerdere aanvraag van appellant om vaststelling van toeslagrechten uit de nationale reserve afgewezen. Tijdens de zitting op 26 november 2008 werden de standpunten van beide partijen toegelicht.

De kern van het geschil draait om de toepassing van Verordening (EG) nr. 1782/2003, die voorschrijft dat uitbetaling van de bedrijfstoeslagregeling plaatsvindt op basis van de toeslagrechten die aan de landbouwer zijn toegekend. Het College heeft vastgesteld dat appellant op de peildatum van 15 mei 2007 geen toeslagrechten bezat, wat leidde tot de afwijzing van zijn aanvraag voor uitbetaling van toeslagrechten. Appellant stelde dat zijn beroepsgronden in deze zaak identiek waren aan die in een andere lopende procedure (AWB 07/492), maar het College oordeelde dat het geschil in deze zaak specifiek ging over de afwijzing van de aanvraag tot uitbetaling en niet over de toekenning van toeslagrechten.

Het College concludeerde dat de Minister terecht had besloten de aanvraag tot uitbetaling van de bedrijfstoeslag 2007 af te wijzen, omdat appellant geen aanspraak kon maken op toeslagrechten. De uitspraak van het College was dat het beroep ongegrond werd verklaard, zonder veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
Zesde enkelvoudige kamer
AWB 08/300 4 februari 2009
5101 Regeling GLB-inkomenssteun 2006
Uitspraak in de zaak van:
A, te B, appellant,
tegen
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
gemachtigde: mr. M.A.G. van Leeuwen, werkzaam bij verweerders Dienst Regelingen.
1. De procedure
Appellant heeft bij brief van 1 mei 2008, bij het College binnengekomen op 6 mei 2008, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 18 april 2008.
Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellant tegen een besluit van
27 maart 2008, waarbij verweerder het verzoek om uitbetaling van toeslagrechten op grond van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 (hierna: de Regeling) heeft afgewezen.
Bij brief van 6 juni 2008 heeft verweerder een verweerschrift ingediend en de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.
Bij brief van 11 november 2008 heeft appellant nadere stukken ingezonden.
Op 26 november 2008 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij appellant en de gemachtigde van verweerder hun standpunten hebben toegelicht.
2. De grondslag van het geschil
2.1 Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers luidt, voorzover en ten tijde hier van belang:
“Artikel 36
Uitbetaling
1. De steun op grond van de bedrijfstoeslagregeling wordt uitbetaald uit hoofde van de toeslagrechten als gedefinieerd in hoofdstuk 3 die gepaard gaan met een gelijk aantal subsidiabele hectaren als gedefinieerd in artikel 44, lid 2.
2. De lidstaten kunnen besluiten om de uitbetalingen op grond van de bedrijfstoeslagregeling te combineren met de uitbetalingen op grond van welke andere steunregeling ook.
Artikel 24 van Verordening (EG) nr. 795/2004 van 21 april 2004 houdende bepalingen voor de uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers luidt, voorzover en ten tijde hier van belang:
“Aangifte en gebruik van toeslagrechten
1. Alleen de landbouwer die op de uiterste datum voor indiening van een aanvraag in het kader van de bedrijfstoeslagregeling toeslagrechten in bezit heeft, mag deze toeslagrechten eens per jaar ter betaling aangeven.
(…)”
2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Bij besluit van 30 september 2006 heeft verweerder appellants aanvraag om vaststelling van toeslagrechten uit de nationale reserve afgewezen. Op het Overzicht toeslagrechten is vermeld: “Toeslagrechten die U kunt gebruiken voor verzilvering 0,00.”
- Met het door verweerder op 6 april 2007 ontvangen formulier Gecombineerde Opgave 2007 heeft appellant verzocht om uitbetaling van toeslagrechten voor onder meer 8,72 hectare Luzerne, die hij in beheer heeft.
- Het tegen het besluit van 30 september 2006 gerichte bezwaar heeft verweerder bij besluit van 29 juni 2007 ongegrond verklaard. Het hiertegen gerichte beroep (AWB 07/492) is tegelijk met het onderhavige beroep ter zitting van het College op
26 november 2008 behandeld.
- Bij besluit van 27 maart 2008 heeft verweerder het verzoek om in 2007 aan appellant toeslagrechten uit te betalen afgewezen.
- Bij brief van 2 april 2008 heeft appellant tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
- Nadat appellant had afgezien van een hoorzitting, heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
3. Het bestreden besluit
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van appellant ongegrond verklaard. Daartoe heeft verweerder, samengevat weergegeven, het volgende overwogen.
Uitbetaling van de bedrijfstoeslagregeling vindt op grond van artikel 36 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 plaats op basis van de toeslagrechten die voor de betreffende landbouwer zijn vastgesteld en voor zover deze gepaard gaan met een gelijk aantal subsidiabele hectaren. Voor de bedrijfstoeslagregeling 2006 betekent dit dat om uitbetaling van toeslagrechten kan worden verzocht, die op de peildatum van 15 mei 2007 ter beschikking van de aanvrager staan (artikel 24, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 795/2004).
Uit nader onderzoek in de bezwaarfase is gebleken dat appellant op de peildatum niet beschikt over toeslagrechten (uit de nationale reserve) en dat appellant geen toeslagrechten van derden heeft gekocht of gehuurd of anderszins aannemelijk heeft gemaakt over toeslagrechten te beschikken. Verweerder meent dat terecht en op goede gronden is besloten de aanvraag bedrijfstoeslag 2007 af te wijzen.
4. Het standpunt van appellant
Met verwijzing naar de lopende beroepsprocedure in de zaak AWB 07/492 met betrekking tot de toewijzing van toeslagrechten in 2006 tekent appellant beroep aan tegen het besluit van verweerder om hem in het jaar 2007 geen toeslagrechten toe te kennen. De beroepsgronden in beide zaken zijn identiek, zo stelt appellant.
5. De beoordeling van het geschil
5.1 Het College stelt vast dat, anders dan appellant meent, in geschil is de afwijzing van de aanvraag tot uitbetaling van toeslagrechten en niet de weigering van verweerder appellant toeslagrechten toe te kennen, welk besluit onderwerp van beroep is in de zaak AWB 07/492. In laatstgenoemde zaak heeft het College op 17 december 2008 uitspraak gedaan, waarbij het beroep van appellant ongegrond is verklaard.
Nu vaststaat dat appellant geen aanspraak maakt op toeslagrechten betekent dit dat ook het onderhavige beroep ongegrond moet worden verklaard. Immers, in het kader van het van de productie losgekoppelde stelsel van de bedrijfstoeslagregeling vindt subsidieverstrekking plaats op basis van het aantal en de waarde van de aan de landbouwer toegekende toeslagrechten, die in het geval van appellant op 0,00 zijn vastgesteld. Op grond van de artikelen 36 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en 24 van Verordening (EG) nr. 795/2004 heeft verweerder mitsdien terecht besloten tot afwijzing van de aanvraag om uitbetaling van subsidie.
5.3 Het beroep wordt ongegrond verklaard. Voor een veroordeling in de proceskosten ziet het College geen aanleiding.
6. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. F. Stuurop, in tegenwoordigheid van mr. F.W. du Marchie Sarvaas als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 4 februari 2009.
w.g. F. Stuurop w.g. F.W. du Marchie Sarvaas