ECLI:NL:CBB:2009:BH4684

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
20 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/700
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
  • F. Stuurop
  • F.W. du Marchie Sarvaas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van subsidieaanvraag op basis van GLB-inkomenssteun door het College van Beroep voor het bedrijfsleven

In deze zaak heeft appellante, A, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin haar aanvraag voor uitbetaling van de bedrijfstoeslag 2006 op basis van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 werd afgewezen. De procedure begon met een brief van appellante op 12 september 2008, waarin zij bezwaar maakte tegen een eerder besluit van 4 oktober 2007, waarin haar aanvraag voor de bedrijfstoeslag op € 0,00 was vastgesteld. Tijdens de zitting op 28 januari 2009 werd appellante bijgestaan door D.J. Hoving en de gemachtigde van de verweerder. De kern van het geschil was of appellante aan de voorwaarden voldeed om aanspraak te maken op de subsidie, zoals vastgelegd in de Europese verordening en de nationale regeling.

De verweerder had gesteld dat appellante niet de benodigde gegevens had verstrekt in haar verzamelaanvraag, zoals de oppervlakte en ligging van de percelen landbouwgrond. Appellante had verzuimd om de gewaspercelen correct in te vullen en op de bedrijfskaarten aan te geven, wat essentieel was voor de beoordeling van haar aanvraag. Ondanks dat verweerder haar tijdens de hoorzitting en daarna de kans had gegeven om de ontbrekende gegevens aan te leveren, had appellante dit niet gedaan. Ze voerde aan dat onduidelijkheden en privéproblemen haar hadden belet om de gegevens tijdig te verstrekken.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat appellante niet had voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een geldige aanvraag. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de subsidieaanvraag terecht was, omdat appellante niet de vereiste subsidiabele hectaren had opgegeven. Het College verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat het de verantwoordelijkheid van de aanvrager is om ervoor te zorgen dat de aanvraag correct wordt ingediend, eventueel met deskundige bijstand. De uitspraak werd gedaan op 20 februari 2009.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
Zesde enkelvoudige kamer
AWB 08/700 20 februari 2009
5101 Regeling GLB-inkomenssteun 2006
Uitspraak in de zaak van:
A, te B, appellante,
tegen
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
gemachtigde: mr. N.J.H. Klomp, werkzaam bij verweerders Dienst Regelingen.
1. De procedure
Appellante heeft bij brief van 12 september 2008, bij het College binnengekomen op 16 september 2008, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 11 augustus 2008.
Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellante tegen een besluit van 4 oktober 2007, waarbij verweerder appellante niet in aanmerking heeft gebracht voor uitbetaling van de bedrijfstoeslag 2006 op grond van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 (hierna: de Regeling).
Bij brief van 22 oktober 2008 heeft verweerder een verweerschrift ingediend en de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.
Op 28 januari 2009 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij appellante, vergezeld van D.J. Hoving, en de gemachtigde van verweerder zijn verschenen.
2. De grondslag van het geschil
2.1 Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers luidt voorzover en ten tijde hier van belang:
“Artikel 36
Uitbetaling
1. De steun op grond van de bedrijfstoeslagregeling wordt uitbetaald uit hoofde van de toeslagrechten als gedefinieerd in hoofdstuk 3 die gepaard gaan met een gelijk aantal subsidiabele hectaren als gedefinieerd in artikel 44, lid 2.
(…)
Artikel 44
Gebruik van de toeslagrechten
1. Elk toeslagrecht dat gepaard gaat met een subsidiabele hectare geeft recht op de uitbetaling van het in het kader van het toeslagrecht vastgestelde bedrag.
2. Onder „subsidiabele hectare” wordt verstaan welke landbouwgrond ook van het bedrijf in de vorm van bouwland en blijvend grasland met uitzondering van de grond die voor blijvende teelten, als bosgrond of voor niet-landbouwactiviteiten in gebruik was.
(…)
3. De landbouwer geeft aan welke percelen overeenstemmen met subsidiabele hectaren die met een toeslagrecht gepaard gaan. Behalve in geval van overmacht of in uitzonderlijke omstandigheden blijven die percelen ter beschikking van de landbouwer gedurende een periode van ten minste 10 maanden, aanvangend op een door de lidstaat vast te stellen datum die ten vroegste valt op 1 september van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de aanvraag tot deelneming aan de bedrijfstoeslagregeling is ingediend.
(…)”
Verordening (EG) nr. 796/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers luidt voorzover ten tijde en hier van belang als volgt:
“Artikel 2
Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
(…)
11. „verzamelaanvraag”: de aanvraag om rechtstreekse betalingen op grond van de bedrijfstoeslagregeling en de andere oppervlaktegebonden steunregelingen met uitzondering van een aanvraag om de betaling voor hop van erkende producentengroeperingen overeenkomstig artikel 68 bis, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1782/2003;
Artikel 12
Inhoud van de verzamelaanvraag
1. De verzamelaanvraag moet alle gegevens bevatten die nodig zijn om te bepalen of aanspraak op de steun kan worden gemaakt, en met name:
(…)
c) ten behoeve van de bedrijfstoeslagregeling, de identificatie van de toeslagrechten volgens het in artikel 7 bedoelde identificatie- en registratiesysteem, uitgesplitst in braakleggingstoeslagrechten en andere toeslagrechten;
d) de voor de identificatie van alle percelen landbouwgrond van het bedrijf benodigde gegevens, de oppervlakte van deze percelen, uitgedrukt in hectaren tot twee cijfers achter de komma, de ligging ervan en, voorzover relevant, het grondgebruik op die percelen en het feit dat het al dan niet om een geïrrigeerd perceel gaat;
(…)
3. Ten behoeve van de identificatie van alle percelen landbouwgrond op het bedrijf als bedoeld in lid 1, onder d), van het onderhavige artikel wordt op de overeenkomstig artikel 22, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 aan de landbouwers verstrekte voorbedrukte formulieren melding gemaakt van de oppervlakte per referentieperceel die maximaal voor steun in het kader van de bedrijfstoeslagregeling in aanmerking komt. Voorts worden op het grafische materiaal dat overeenkomstig het genoemde lid 2 aan de landbouwer wordt bezorgd, de grenzen en de unieke identificatie van de referentiepercelen aangegeven en geeft de landbouwer daarop de ligging van elk perceel landbouwgrond aan.
4. Bij de indiening van het aanvraagformulier corrigeert de landbouwer het in de leden 2 en 3 bedoelde voorbedrukte formulier indien zich wijzigingen hebben voorgedaan of indien in het voorbedrukte formulier opgenomen gegevens onjuist zijn.”
De Regeling luidt voorzover en ten tijde hier van belang:
“Paragraaf 3 Gebruik van toeslagrechten
Artikel 20
1. Voor betalingen op basis van toeslagrechten komen uitsluitend in aanmerking landbouwers die:
a. subsidiabele hectaren opgeven, als bedoeld in artikel 44 van verordening 1782/2003,
b. deze subsidiabele hectaren ter beschikking houden gedurende een periode van tenminste 10 maanden, waarvan de begindatum ligt tussen 1 september en 30 april,
c. deze subsidiabele hectaren gebruiken in overeenstemming met artikel 51, waarbij secundaire teelt als bedoeld in onderdeel b van dat artikel is toegestaan, en artikel 52 van verordening 1782/2003, en
(…)”
2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Appellante heeft met het op 17 mei 2006 bij verweerder ontvangen formulier “Gecombineerde opgave 2006” (hierna: de verzamelaanvraag) onder meer verzocht om uitbetaling haar toeslagrechten. Het bij de verzamelaanvraag behorende Overzicht gewaspercelen heeft zij niet ingevuld. Evenmin zijn de gewaspercelen ingetekend op de Bedrijfskaart.
- Bij brief van 25 juli 2006 heeft verweerder appellante verzocht alsnog van alle 15 percelen de oppervlakte te vermelden en de gewascodes op te geven. Tevens is haar verzocht de gewaspercelen in te tekenen op de bedrijfskaarten.
- Op deze brief heeft appellante niet gereageerd.
- Bij besluit van 4 oktober 2007 heeft verweerder de bedrijfstoeslag 2006 vastgesteld op € 0,00. Het besluit vermeldt:
“U heeft op het overzicht percelen geen enkel perceel opgegeven met een gewascode waarvoor verzilvering mogelijk is”
- Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 10 november 2007 bezwaar gemaakt.
- Bij de op 7 maart 2008 gehouden hoorzitting heeft appellante haar bezwaren toegelicht en toegezegd na de hoorzitting de gewaspercelen nader in te vullen.
- Bij brief van 9 april 2008 heeft verweerder appellante verzocht het aanvullend bewijs uiterlijk 24 april 2008 in te dienen.
- Na telefonische aanmaningen op 7 mei 2008 en 15 juli 2008 heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
3. Het bestreden besluit
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van appellante ongegrond verklaard. Daartoe heeft hij het volgende overwogen.
“Om aanspraak te maken op een uitbetaling van uw toeslagrechten moet u voor elk toeslagrecht waarvoor u een uitbetaling wilt één hectare subsidiabele landbouwgrond opgeven (Art. 44 van Verordening (EG) nr. 1782/2003, art. 24 van Verordening (EG) nr. 795/2004 en art. 20 van de Regeling).
Het verzoek tot uitbetaling van de toeslagrechten dient te worden gedaan via de verzamelaanvraag die een onderdeel is van de Gecombineerde opgave (Art. 2, lid 11 van Verordening (EG) nr. 796/2004 en art. 55 van de Regeling).
De verzamelaanvraag moet alle gegevens bevatten die nodig zijn om te bepalen of aanspraak op steun kan worden gemaakt. In de verzamelaanvraag moet een landbouwer alle percelen landbouwgrond opgeven met de volgende gegevens: de oppervlakte, de ligging, voor zover relevant het grondgebruik van de percelen en het feit dat het al dan niet om een geïrrigeerd perceel gaat. De ligging van de percelen landbouwgrond moet op de voorbedrukte bedrijfskaarten worden aangegeven. Op het Overzicht gewaspercelen dient een landbouwer de oppervlakte en het grondgebruik van de percelen aan te geven. Tevens dient u aan te geven op welke percelen u toeslagrechten wilt laten uitbetalen (artikel 12 van Verordening (EG) nr. 796/2004).
U heeft in uw verzamelaanvraag geen percelen opgegeven op het Overzicht gewaspercelen en ook geen percelen ingetekend op de bedrijfskaarten. U geeft aan dat u niet wist hoe de formulieren moesten worden ingevuld. Het is de verantwoordelijkheid van de producent om ervoor zorg te dragen dat de Gecombineerde opgave juist wordt ingevuld en zich zonodig hierbij te laten bijstaan.
U heeft dus geen percelen opgegeven voor uitbetaling van uw toeslagrechten. Er is aan u terecht geen bedrijfstoeslag uitbetaald.”
4. Het standpunt van appellante
Appellante heeft de gevraagde gegevens betreffende haar percelen niet tijdig kunnen over leggen in verband met de volgende onduidelijkheden. Voor een aantal percelen geldt dat daaromtrent pachtprocedures lopen bij de Pachtkamer, zodat niet duidelijk is op welk tijdstip afstand van de pacht wordt gedaan c.q. gronden in gebruik worden genomen, met als gevolg dat onduidelijk is wie die percelen mag opgeven. De door verweerder toegezonden bedrijfskaarten stemmen niet overeen met de werkelijke situering van de percelen. De topografische gegevens lopen niet parallel met de kadastrale gegevens. Appellante weet niet goed hoe zij de ligging van de percelen op de juiste wijze kan aangeven. Aan al deze gegevens wordt nogmaals gewerkt en inmiddels denkt appellante het probleem opgelost te hebben. In verband met privé problemen heeft appellante de fouten niet tijdig hersteld.
5. De beoordeling van het geschil
5.1 In geschil is of verweerder appellantes verzoek om betaling van subsidie op basis van haar toeslagrechten terecht en op goede gronden heeft afgewezen. Verweerder heeft aan zijn beslissing ten grondslag gelegd dat appellante niet heeft voldaan aan de voorwaarde in artikel 20, eerste lid en sub a, van de Regeling, dat de landbouwer subsidiabele hectaren moet opgeven als bedoeld in artikel 44 van Verordening (EG) nr. 1782/2003.
5.2 Het College stelt vast dat appellante met de indiening van de verzamelaanvraag weliswaar om uitbetaling van bedrijfstoeslag ter hoogte van de voor haar vastgestelde toeslagrechten heeft verzocht, maar dat zij verzuimd heeft opgave te doen van het met de toeslagrechten overeenstemmende aantal subsidiabele hectaren en de percelen landbouwgrond waarover zij de beschikking heeft. Daarmee voldoet zij niet aan de voorwaarde genoemd in de artikelen 36 en 44 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en 20 van de Regeling om voor steunbetaling in aanmerking te komen. Verweerder heeft de aanvraag om uitbetaling van subsidie mitsdien terecht geweigerd.
Hoewel verweerder appellante nog tijdens de hoorzitting en geruime tijd daarna in de gelegenheid heeft gesteld de ontbrekende gegevens aan te leveren, heeft zij nagelaten van dit aanbod gebruik te maken. Appellante doet een niet nader toegelicht beroep op privé omstandigheden en wijst op haar eigen ondeskundigheid, doch van haar kan worden verlangd dat zij zich voorziet van deskundige bijstand als zij zich zelf niet in staat acht de subsidie formulieren op de juiste wijze in te vullen. Dat zij daartoe geen maatregelen heeft getroffen en in haar afwachtende houding heeft volhard komt voor haar rekening en risico.
5.3 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.
Voor het toekennen van een proceskostenveroordeling ziet het College geen aanleiding.
6. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. F. Stuurop, in tegenwoordigheid van mr. F.W. du Marchie Sarvaas als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 20 februari 2009.
w.g. F. Stuurop w.g. F.W. du Marchie Sarvaas