ECLI:NL:CBB:2009:BI1616
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Hoger beroep
- E.R. Eggeraat
- J.L.W. Aerst
- J. Borgesius
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de boete opgelegd aan een restaurant wegens overtreding van hygiënevoorschriften
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een restaurant tegen een boete die door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport was opgelegd wegens overtredingen van de Warenwet. De inspectie van het restaurant vond plaats op 11 oktober 2005, waarbij uitwerpselen van muizen werden aangetroffen in de keuken. Dit leidde tot de conclusie dat de hygiënevoorschriften niet waren nageleefd, wat resulteerde in een boete van € 900,-. De minister wijzigde later de grondslag van de boete, wat door de rechtbank als onterecht werd beoordeeld. De rechtbank vernietigde het besluit van de minister, maar liet de rechtsgevolgen in stand.
Appellant, de eigenaar van het restaurant, stelde dat hij niet in hoger beroep had willen gaan omdat hij dacht dat de rechtbank had geoordeeld dat hij geen boete verschuldigd was. Hij had informatie gekregen van een griffiemedewerkster die hem verkeerd had geïnformeerd. De minister betwistte de ontvankelijkheid van het hoger beroep, maar het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat de overschrijding van de termijn voor het indienen van hoger beroep verschoonbaar was. Het College concludeerde dat appellant voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij op basis van de informatie van de griffie had gehandeld.
Vervolgens beoordeelde het College of de boete terecht was opgelegd. Het College bevestigde dat de overtreding van de hygiënevoorschriften was vastgesteld en dat de minister bevoegd was om de boete op te leggen. De minister had zich terecht op het standpunt gesteld dat er sprake was van een ernstige overtreding, en de hoogte van de boete was in overeenstemming met de geldende richtlijnen. Het College bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees de verzoeken van appellant af.