ECLI:NL:CBB:2009:BJ2684
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- E.R. Eggeraat
- M.M. Smorenburg
- M.J. Kuiper
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van bestuursdwang onder de Meststoffenwet en de rechtsgeldigheid van opgelegde lasten
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 9 juli 2009 uitspraak gedaan in het geschil tussen A B.V. en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De zaak betreft een beroep tegen een besluit van 4 november 2008, waarin het bezwaar van appellante tegen een eerder besluit van 28 juni 2008 ongegrond werd verklaard. Dit eerdere besluit hield in dat appellante een last onder dwangsom was opgelegd wegens het handelen in strijd met artikel 76, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet. Appellante heeft beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, die op 22 januari 2009 werd toegewezen door de voorzieningenrechter van het College.
De kern van het geschil draait om de vraag of de opgelegde last onder dwangsom terecht was. Het College oordeelt dat de regelgeving niet voldoende duidelijk, voorzienbaar en kenbaar is, waardoor de handhaving van de last niet kon plaatsvinden. Het College stelt dat de verplichting om meststoffen te wegen met een geijkt weegwerktuig niet expliciet genoeg is geformuleerd in de wetgeving. De verwijzing naar de toelichting op de regeling biedt geen voldoende basis voor de handhaving van de last, en het College maakt de overwegingen van de voorzieningenrechter tot de zijne.
Het College concludeert dat verweerder niet bevoegd was om de last onder dwangsom op te leggen, en verklaart het beroep gegrond. Het bestreden besluit wordt vernietigd, en het College herroept het primaire besluit. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn vastgesteld op € 644,-. Het door appellante betaalde griffierecht wordt eveneens vergoed.