ECLI:NL:CBB:2009:BK4197

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
9 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/303
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het niet tijdig beslissen op bezwaarschrift inzake vakheffing bloembollen

In deze zaak heeft appellante, A V.O.F., beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op haar bezwaarschrift dat was ingediend tegen een besluit van het Productschap Tuinbouw. Het bezwaarschrift, dat betrekking had op de restitutie van betaalde vakheffingen over de verkoop van bloembollen in de periode van 1 november 2002 tot en met 31 oktober 2003, was op 26 maart 2007 ingediend. De appellante ontving op 14 februari 2007 een afwijzend besluit van verweerder, waartegen zij bezwaar aantekende. Het College ontving het beroep op 25 februari 2009, na een brief van appellante waarin zij vroeg om een beslissing op haar bezwaarschrift.

Het College heeft vastgesteld dat verweerder niet binnen de wettelijke termijn van zes weken, zoals voorgeschreven in artikel 7:10 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), heeft beslist op het bezwaarschrift van appellante. Verweerder heeft in zijn verweerschrift aangevoerd dat appellante had ingestemd met het uitstel van de beslissing, maar het College oordeelt dat dit niet is aangetoond. De vertraging in de afhandeling van andere, soortgelijke zaken kan niet ten laste van appellante worden gelegd.

Het College heeft het beroep van appellante gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak een beslissing te nemen op het bezwaarschrift. Tevens is verweerder veroordeeld tot het betalen van proceskosten aan appellante, vastgesteld op € 80,50, en het vergoeden van het griffierecht van € 297,--. De uitspraak werd gedaan door mr. F. Stuurop, in tegenwoordigheid van mr. J.M.M. Bancken, op 9 november 2009.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
(vijfde enkelvoudige kamer)
AWB 09/303 9 november 2009
4242 Heffing
Vakheffing bloembollen
Uitspraak in de zaak van:
A V.O.F., te B, gemeente C, appellante,
gemachtigde: mr. T.J. van Veen, advocaat te Ede,
tegen
het Productschap Tuinbouw, verweerder,
gemachtigde: mr. C.J.A. Groenewoud, werkzaam bij verweerder.
1. Het procesverloop
Appellante heeft bij brief van 24 februari 2009, bij het College ontvangen op 25 februari 2009, beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op haar bezwaarschrift van 26 maart 2007. Het bezwaarschrift is gericht tegen het besluit van verweerder van 14 februari 2007, waarbij afwijzend is beslist op het verzoek tot restitutie van door haar betaalde vakheffingen over de verkoop van bloembollen in de periode van 1 november 2002 tot en met 31 oktober 2003.
Bij brief van 27 maart 2009 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Bij brieven van 30 september en 6 oktober 2009 hebben partijen het College desgevraagd toestemming verleend om met toepassing van artikel 8:57 Awb uitspraak te doen, waarna het College het onderzoek heeft gesloten.
2. De grondslag van het geschil
Op grond van de stukken zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Bij brief van 19 juni 2007 heeft verweerder de ontvangst van het bezwaarschrift van appellante van 26 maart 2007 bevestigd. Verweerder heeft daarbij aangegeven dat het gelet op het aantal te verwachte hoorzittingen ondoenlijk is om binnen zes weken na ontvangst van het bezwaarschrift een besluit te nemen. Verweerder heeft daarbij verzocht om vóór 15 juli 2007 aan te geven of appellante gebruik wenst te maken van de mogelijkheid om te worden gehoord.
- Appellante heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om te worden gehoord.
- Naar aanleiding van een brief van appellante van 14 april 2008 heeft verweerder bij brief van 24 april 2008 meegedeeld dat in soortgelijke zaken hoorzittingen zijn gehouden op 18 december 2007 en dat deze noopten tot een vervolghoorzitting, die nog moest worden gepland.
- Bij brief van 10 december 2008 heeft appellante verweerder verzocht het ertoe te leiden dat de beslissing op het bezwaarschrift uiterlijk op 15 januari 2009 in haar bezit zal zijn.
- Vervolgens heeft verweerder bij brief van 12 december 2008 meegedeeld dat op 19 januari 2009 een tweede hoorzitting zal plaatsvinden in de soortgelijke zaak, waarna spoedig een beslissing op bezwaar zal volgen in de “volgzaken” zoals die van appellante.
- In het verweerschrift van 27 maart 2009 heeft verweerder meegedeeld dat een externe adviescommissie thans bezig is met het schrijven van advies in soortgelijke zaken, waarna ook in de “volgzaken” de beslissing op bezwaar zal worden genomen.
3. De beoordeling van het geschil
3.1 Appellante heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaarschrift van 26 maart 2007, hetgeen voor de toepassing van de wettelijke voorschriften over beroep met een besluit wordt gelijkgesteld. Vaststaat dat verweerder niet binnen de in artikel 7:10 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) gestelde termijn heeft beslist op appellantes bezwaar.
3.2 Verweerder heeft in het verweerschrift gesteld dat appellante erin heeft toegestemd om de in andere, soortgelijke zaken te nemen beslissing op bezwaar af te wachten, alsmede dat in de afdoening van andere, soortgelijke zaken vertraging is ontstaan omdat de planning van de hoorzittingen en van de vervolghoorzitting bijzonder moeizaam verliep.
Dat appellante uitdrukkelijk zou hebben ingestemd met het uitstel in de afdoening van haar bezwaarschrift is niet gebleken. Het College is voorts van oordeel dat problemen in de planning van de hoorzittingen en de vervolghoorzitting in andere, soortgelijke zaken voor risico komen van verweerder en in ieder geval onvoldoende rechtvaardiging vormen voor de onderhavige overschrijding van de termijn om op het bezwaarschrift van appellante te beslissen. Conclusie is dat het beroep van appellante tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op haar bezwaar gegrond verklaard moet worden.
3.3 Appellante heeft er recht op thans op korte termijn uitsluitsel te verkrijgen omtrent de door haar gemaakte bezwaren. Verweerder zal derhalve worden opgedragen om binnen vier weken een beslissing te nemen op het bezwaarschrift van 26 maart 2007.
3.4 Het College acht termen aanwezig voor een proceskostenvergoeding met toepassing van artikel 8:75 Awb. Op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden de kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 80,50 (1 punt voor het indienen van een beroepschrift, wegingsfactor 0,25).
4. De beslissing
Het College:
- verklaart het beroep gegrond;
- draagt verweerder op binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak te beslissen op de bezwaren van
appellante van 26 maart 2007;
- veroordeelt verweerder in de door appellante gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 80,50 (zegge: tachtig euro en
vijftig cent);
- bepaalt dat verweerder aan appellante het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 297,-- (zegge:
tweehonderdzevenennegentig euro) vergoedt.
Aldus gewezen door mr. F. Stuurop, in tegenwoordigheid van mr. J.M.M. Bancken als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 9 november 2009.
w.g. F. Stuurop w.g. J.M.M. Bancken