5.6 Gelet op de door OPTA in de verklaring van 6 april 2007 geconstateerde feiten, de brief van Tele2 aan OPTA van 18 mei 2007, en de verklaring namens Tele2 ter zitting van het College dat de beslissing tot doorschakeling op managementniveau is genomen, acht het College bewezen dat Tele2 in de periode van 2 april 2007 tot en met 11 april 2007 de nummers 1801, 1806, 1808, 1810, 1811, 1812, 1813, 1814, 1816, 1819, 1822, 1823, 1825, 1828, 1833, 1836, 1838, 1844, 1846, 1847, 1866, 1870, 1872, 1880, 1881, 1889, 1894 en 1899, die niet aan haar waren toegekend, heeft doorgeschakeld naar het aan haar toegekende nummer 1802. Aldus handelend heeft Tele2 het bepaalde bij artikel 4.2, elfde lid, Tw overtreden.
5.7 Tele2 heeft met grief 4 onder meer betoogd dat haar klanten vanaf de introductie van de 18xy-reeks geen andere 18xy-nummers dan 1802 via het netwerk van Tele2 konden bereiken. Omdat het ondanks overleg met OPTA en KPN niet lukte om andere 18xy nummers via het netwerk van Tele2 bereikbaar te maken, zag Tele2 zich genoodzaakt maatregelen te treffen. Het College begrijpt deze grief van Tele2 aldus, dat de overtreding Tele2 niet te verwijten valt omdat zij een gerechtvaardigde reden voor de doorschakeling had. Deze grief treft geen doel.
Ter onderbouwing van de grief heeft Tele2 verklaard dat KPN en andere aanbieders van 18xy-nummers die voor hun dienstverlening gebruik maakten van de transitdienst van KPN, bereid waren om klanten van Tele2 toegang tot andere 18xy-nummers te verlenen. Om bedrijfseconomische redenen heeft Tele2 echter niet ingestemd met de voorwaarden en tarieven behorende bij dit aanbod. De keuze van Tele2 om niet op het aanbod in te gaan wat overigens ook van de voorwaarden en tarieven van dat aanbod zij - doet er niet aan af dat voor Tele2 de mogelijkheid bestond de betreffende 18xy nummers via het netwerk van Tele2 bereikbaar te maken en dat Tele2 door deze mogelijkheid te benutten de in geding zijnde overtreding had kunnen voorkomen. De stelling van Tele2 dat zij niet anders kon handelen dan zij in de onderhavige zaak heeft gedaan, mist daarom feitelijke grondslag. Ook overigens is niet gebleken van feiten en omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden geconcludeerd dat Tele2 niet kan worden verweten dat zij de vastgestelde overtreding heeft begaan.
5.8.1 Volgens onderdelen 3.1 en 3.2 van de Boetebeleidsregels wordt de ernst van de overtreding bepaald door eerst de zwaarte van de overtreding in abstracto vast te stellen en deze vervolgens te bezien in samenhang met de economische context waarin deze heeft plaatsgevonden alsmede de bijzondere omstandigheden van het geval. Bij de bepaling van de zwaarte van de overtreding strekken de doelstellingen van de Tw, te weten het bevorderen van concurrentie, de ontwikkeling van de interne markt en het bevorderen van de belangen van eindgebruikers, tot uitgangspunt. Aan de hand van deze doelstellingen zijn de mogelijke overtredingen in abstracto in drie categorieën onder te verdelen: zeer zware, zware en minder zware overtredingen.
Volgens deze lijn is overtreding van artikel 4.2, elfde lid, Tw in onderdeel 3.2, onder II, van de Boetebeleidsregels in abstracto aangemerkt als een zware overtreding, zijnde een overtreding waardoor de concurrentie wordt belemmerd of de belangen van de eindgebruiker worden geschaad, maar niet in die (aanzienlijke) mate dat deze als zeer zware overtredingen kunnen worden aangemerkt.
Het College ziet geen aanleiding om de geconstateerde overtreding hier niet in abstracto te kwalificeren als een zware overtreding met inachtneming van hetgeen daaromtrent in de Boetebeleidsregels is bepaald. Tele2 heeft deze kwalificatie ook niet betwist. Het College neemt deze kwalificatie in de hierna volgende overwegingen derhalve tot uitgangspunt.