ECLI:NL:CBB:2010:BM1742
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- W.E. Doolaard
- F. Stuurop
- M.J. Kuiper
- Rechtspraak.nl
Toepassing van drempelbedrag in de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 en de uitleg van Europese verordeningen
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 10 februari 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen appellant, een landbouwer, en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het geschil betreft de toepassing van een drempelbedrag van € 500,- in de Regeling GLB-inkomenssteun 2006. Appellant had beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister, waarin zijn toeslagrechten op grond van de Regeling waren vastgesteld op € 0,-. Dit besluit was gebaseerd op de toepassing van artikel 17, eerste lid, sub b, van de Regeling, dat bepaalt dat bij een toename van extra betalingen als gevolg van investeringen, een bedrag van € 500,- in mindering wordt gebracht voordat een referentiebedrag wordt vastgesteld.
De zaak kwam voor het College nadat prejudiciële vragen waren gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen. Het Hof heeft op 22 oktober 2009 geoordeeld dat artikel 42, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 de lidstaten de ruimte biedt om een referentiebedrag van € 0,- vast te stellen en geen toeslagrechten uit de nationale reserve toe te kennen aan landbouwers in bijzondere situaties. Tevens oordeelde het Hof dat het gemeenschapsrecht zich niet verzet tegen de toepassing van de nationale bepaling die het drempelbedrag van € 500,- hanteert.
In de uitspraak van 10 februari 2010 heeft het College geoordeeld dat de Minister terecht het drempelbedrag heeft toegepast en dat de grief van appellant, dat deze bepaling in strijd zou zijn met het rechtzekerheidsbeginsel, niet kan slagen. Het College concludeert dat appellant voldoet aan de voorwaarden voor toekenning van toeslagrechten, maar dat de berekening van het referentiebedrag op basis van het drempelbedrag correct is uitgevoerd. Het beroep van appellant wordt ongegrond verklaard, en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd.