ECLI:NL:CBB:2010:BM2256

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
10 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/339
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit inzake EAN-codes en netbeheerder verantwoordelijkheden onder de Elektriciteitswet 1998

In deze zaak heeft de Vereniging voor Energie, Milieu en Water (VEMW) beroep ingesteld tegen een besluit van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, waarin het bezwaar van VEMW tegen de Informatiecode Elektriciteit en Gas werd afgewezen. De Informatiecode bevat bepalingen over de identificatie van aansluitingen op netten door middel van unieke EAN-codes, die door netbeheerders aan aangeslotenen worden verstrekt. VEMW betoogde dat het de wettelijke taak van netbeheerders is om deze codes te verstrekken, ook aan afnemers op particuliere netten, en dat het ontbreken van deze verplichting de keuzevrijheid van afnemers belemmert. De Mededingingsautoriteit stelde echter dat de verplichting om EAN-codes te verstrekken enkel geldt voor openbare netten en niet voor particuliere netten, waar de verantwoordelijkheid voor de wisseling van leverancier primair bij de netbeheerder ligt. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft de argumenten van VEMW niet overtuigend geacht en het beroep ongegrond verklaard. Het College oordeelde dat de Informatiecode geen nieuwe rechtsgevolgen creëert en dat de wettelijke taken van netbeheerders zich niet uitstrekken tot particuliere netten. De beslissing van de Mededingingsautoriteit werd bevestigd, waarbij werd benadrukt dat de administratieve processen tussen openbare en particuliere netten niet automatisch leiden tot een oplossing voor de geschetste problemen.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 08/339 10 maart 2010
18050 Elektriciteitswet 1998
Uitspraak in de zaak van:
Vereniging voor Energie, Milieu en Water (VEMW), te Woerden, appellante,
gemachtigde: mr. M.R. het Lam, advocaat te Den Haag,
tegen
de raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, verweerder,
gemachtigden: mr. P.I.W.R. Maandag en mr. drs. J.J. Janssen,
aan welk geding tevens als partij deelneemt:
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid Netbeheer Nederland, (hierna: Netbeheer) te Arnhem, gemachtigden mr. J.E. Janssen en mr. M.L. Pigmans, advocaten te Amsterdam.
1. De procedure
Appellante heeft bij brief van 14 mei 2008, bij het College binnengekomen op dezelfde datum, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 3 april 2008.
Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellante tegen het besluit van verweerder van 6 maart 2007, waarbij verweerder de Informatiecode Elektriciteit en Gas, (hierna ook te noemen: de Informatiecode) bevattende de tariefstructuren en de voorwaarden, bedoeld in de artikelen 27 en 31 van de Elektriciteitswet respectievelijk de artikelen 12a en 12b van de Gaswet, heeft vastgesteld.
Appellante heeft bij brief van 17 juni 2008 de gronden van het beroep ingediend.
Bij brief van 13 augustus 2008 heeft verweerder de gedingstukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 14 oktober 2008 heeft Netbeheer haar zienswijze met betrekking tot het beroep gegeven.
Op 13 januari 2010 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij partijen bij monde van hun gemachtigden hun standpunten nader hebben uiteengezet.
2. De grondslag van het geschil
2.1 In de Elektriciteitswet 1998 was, ten tijde en voor zover van belang, het volgende bepaald:
"Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
(...)
b. aansluiting: één of meer verbindingen tussen een net en een onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met e, van de Wet waardering onroerende zaken, dan wel tussen een net en een ander net op een ander spanningsniveau;
c. afnemer: een ieder die beschikt over een aansluiting op een net;
(…)
f. leverancier: een organisatorische eenheid die zich bezighoudt met het leveren van elektriciteit;
(...)
i. net: één of meer verbindingen voor het transport van elektriciteit en de daarmee verbonden transformator-, schakel-, verdeel- en onderstations en andere hulpmiddelen, behoudens voor zover deze verbindingen en hulpmiddelen liggen binnen de installatie van een producent of van een afnemer;
(...)
k. netbeheerder: een vennootschap die op grond van artikel 10, 13 of 14 is aangewezen voor het beheer van een of meer netten;
(….)
Artikel 10
(...)
3. Degene aan wie een ander net toebehoort dan het landelijk hoogspanningsnet, wijst voor het beheer van dat net een of meer naamloze of besloten vennootschappen als netbeheerder aan
(...)
Artikel 15
1. ( … )
2. Onze Minster kan op diens aanvraag aan degene aan wie een ander net dan het landelijk hoogspanningsnet toebehoort een ontheffing verlenen van het gebod, bedoeld in artikel 10, derde lid, voor zover het een net betreft waarop een beperkt aantal andere natuurlijke personen of rechtspersonen zijn aangesloten en:
a. het net bestemd is om de aanvrager te voorzien van elektriciteit dan wel om het centrale bedrijfsproces van de aanvrager te ondersteunen, of
b. het net bestemd is om een aantal samenwerkende natuurlijke personen of rechtspersonen te voorzien van elektriciteit en de samenwerking van deze rechtspersonen een betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en milieuhygiënisch verantwoord functionerende energiehuishouding in hun vestigingen ten doel heeft, of
c. (...)
d. de aanvrager geen netbeheerder is en niet in een groepsmaatschappij met een netbeheerder verbonden is.
Artikel 24a
1. Indien een afnemer van leverancier wisselt, voert de netbeheerder die wisseling uit overeenkomstig bij ministeriële regeling te stellen regels.
( … )
Artikel 26b
1. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de tariefstructuren en voorwaarden als bedoeld in de artikelen 27 en 31.
( …)
Artikel 31
Met inachtneming van de in artikel 26b bedoelde regels zenden de gezamenlijke netbeheerders aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit een voorstel voor de door hen jegens afnemers te hanteren voorwaarden met betrekking tot:
a. de wijze waarop netbeheerders en afnemers alsmede netbeheerders zich jegens elkaar gedragen ten aanzien van het in werking hebben van de netten, het voorzien van een aansluiting op het net en het uitvoeren van transport van elektriciteit over het net,
( …)
e. de regeling van de samenwerking tussen de netbeheerders ten aanzien van de uitvoering van de taken, bedoeld in de onderdelen a, b en c, alsmede ten behoeve van het waarborgen van het netbeheer van alle netten en het transport van elektriciteit in buitengewone omstandigheden,
( … )
Artikel 36
1. De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit stelt de tariefstructuren en voorwaarden vast met inachtneming van:
a. het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders als bedoeld in artikel 27, 31 of 32 en de resultaten van het overleg, bedoeld in artikel 33, eerste lid,
b. het belang van het betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en milieuhygiënisch verantwoord functioneren van de elektriciteitsvoorziening,
c. het belang van de bevordering van de ontwikkeling van het handelsverkeer op de elektriciteitsmarkt,
d. het belang van de bevordering van het doelmatig handelen van afnemers en
e. het belang van een goede kwaliteit van de dienstverlening van netbeheerders, en
f. het belang van een objectieve, transparante en niet discriminatoire handhaving van de energiebalans op een wijze die de kosten weerspiegelt, en
g. de in artikel 26b bedoelde regels.
2. ( … )"
Ingevolge de Gaswet golden ten tijde hier van belang soortgelijke bepalingen als hiervoor vermeld.
2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Verweerder heeft de Voorzitter van de Federatie van Energiebedrijven in Nederland, EnergieNed (voorgangster van Netbeheer), bij brief van 27 april 2006 verzocht om een voorstel voor een Informatiecode Elektriciteit en Gas op te stellen.
- Op 15 november 2006 hebben de gezamenlijke netbeheerders een voorstel gedaan tot wijziging van de voorwaarden als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Elektriciteitswet respectievelijk artikel 12b, eerste lid, van de Gaswet. Het voorstel betrof de eerste versie van de Informatiecode en bevatte tevens wijzigingen in andere codes die hiervan het gevolg zijn. Deze eerste versie van de Informatiecode had blijkens de begeleidende brief slechts ten doel om bestaande en reeds door verweerder vastgestelde processen van informatie-uitwisseling verzameld weer te geven in één document.
- De gezamenlijke netbeheerders hebben omtrent het voorstel overleg gevoerd met de representatieve organisaties als bedoeld in artikel 33 van de Elektriciteitswet respectievelijk artikel 12d van de Gaswet.
- Verweerder heeft het voorstel ter inzage gelegd en een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen. Appellante heeft een schriftelijke zienswijze ingediend.
- Bij besluit van 6 maart 2007 heeft verweerder de voorwaarden overeenkomstig het voorstel van de netbeheerders vastgesteld, onder aanbrenging van enkele wijzigingen. Dit besluit is bekend gemaakt in de Nederlandse Staatscourant van 9 maart 2007. In de Informatiecode is, in Hoofdstuk 2, getiteld: “De administratie met betrekking tot de aansluiting”, paragraaf 2.1 (het aansluitingenregister) onder meer de volgende bepaling opgenomen:
"2.1.1 De netbeheerder identificeert de aansluitingen op het eigen net door aan elke aansluiting één unieke EAN-code toe te kennen. De netbeheerder deelt de aangeslotene desgevraagd mee welke EAN-code aan diens aansluiting is toegekend."
- Bij brief van 20 april 2007 heeft appellante een bezwaarschrift ingediend tegen dit besluit.
- Op 28 juni 2007 is appellante over haar bezwaren gehoord tijdens een hoorzitting.
- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
3. Het bestreden besluit
3.1 Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard. Daarbij is ten aanzien van het bezwaar tegen artikel 2.1.1 van de Informatiecode, samengevat, overwogen dat een bepaling van gelijke strekking ook al was opgenomen in de voorheen geldende Netcode Elektriciteit (hierna ook te noemen: de Netcode). Die bepaling schreef eveneens voor dat de netbeheerders elk voor het eigen net een register beheren, waarin elke aansluiting werd geïdentificeerd door een EAN-code. In de visie van verweerder is er ten aanzien van het verschaffen van EAN-codes en het opnemen van die codes in een aansluitingenregister dan ook niets anders geregeld dan voorheen. Weliswaar is de letterlijke tekst van artikel 2.1.1 van de Informatiecode niet terug te vinden in een voorheen bestaande bepaling in de technische voorwaarden elektriciteit of gas, maar verweerder bestrijdt dat dit artikel nieuwe rechtsgevolgen in het leven zou roepen.
3.2 Volgens verweerder bevat artikel 31 van de Elektriciteitswet respectievelijk artikel 12b van de Gaswet geen grondslag voor het opstellen van voorwaarden die gelden tussen de openbare netbeheerder en de aangeslotene op een particulier net. Deze netbeheerder en aangeslotene hebben geen directe relatie met elkaar. De in voormelde bepalingen genoemde voorwaarden kunnen alleen betrekking hebben op de verhouding tussen de openbare netbeheerders en hun afnemers, en de openbare netbeheerders onderling. Het opnemen van een verplichting voor de openbare netbeheerder om aan aangeslotenen op een particulier net een EAN-code te verschaffen zou in strijd zijn met eerdergenoemde wettelijke voorschriften, aldus verweerder. Indien een aangeslotene op een particulier net van leverancier zou willen wisselen, berust de verantwoordelijkheid voor de uitvoering daarvan primair bij de beheerder van het particuliere net. Het is aan die netbeheerder om ervoor te zorgen dat de aangeslotene gebruik kan maken van de vrije energiemarkt.
4. Het standpunt van appellante
4.1 In de visie van appellante behoort het tot de wettelijke taken van de netbeheerder om de door een afnemer gevraagde wisseling van leverancier uit te voeren. Dit blijkt uit artikel 24a, eerste lid, van de Elektriciteitswet. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen afnemers die zijn aangesloten op netten, beheerd door netbeheerders (openbare netten) of particuliere netten. Uit artikel 2.1.1 van de Informatiecode, zoals uitgelegd door verweerder, volgt dat een netbeheerder geen EAN-code behoeft te verstrekken aan een afnemer die is aangesloten op een particulier net. Dit belemmert voor die afnemer de mogelijkheid om van leverancier te veranderen, hetgeen in strijd is met het in artikel 24a, eerste lid, van de Elektriciteitswet verankerde, en uit de Tweede Elektriciteitsrichtlijn voortvloeiende recht op keuzevrijheid van leverancier. In de visie van appellante is het voor het goed functioneren van de elektriciteitsmarkt van belang dat in administratief opzicht de interoperabiliteit tussen de netten in de Informatiecode goed is geregeld. De informatie-uitwisseling tussen openbare netten en particuliere netten functioneert echter niet, hetgeen met name blijkt uit het feit dat het zogeheten elektronisch berichtenverkeer niet toegankelijk is voor beheerders van particuliere netten. Deze beheerders krijgen niet de beschikking over de EAN-codes ter identificatie van de afnemers.
4.2 Verder is er volgens appellante een ongerechtvaardigd verschil met producenten van duurzame of WKK-elektriciteit (elektriciteit opgewekt door middel van warmtekracht-koppeling) die zijn aangesloten op particuliere netten. Uit artikel 2.7.6 van de Netcode blijkt immers dat netbeheerders aan die producenten desgevraagd wel een EAN-code moeten verschaffen.
4.3 Tevens lijdt het bestreden besluit volgens appellante aan motiveringsgebreken. Betwist wordt dat artikel 2.1.1 uitsluitend een redactionele aanpassing vormt ten opzichte van de administratieve voorwaarden die voorheen van toepassing waren. Uit artikel 2.7.6 van de Netcode blijkt dat de verplichting om EAN-codes te verschaffen niet is beperkt tot aansluitingen die rechtstreeks zijn verbonden met het net van de netbeheerder. Verder kan uit de artikelen 2.7.4 en 2.7.5 van de Netcode worden afgeleid dat in het aansluitingenregister ook EAN-codes worden opgenomen van aansluitingen op particuliere netten. Appellante betwist dat het op grond van artikel 31 van de Elektriciteitswet niet zou zijn toegestaan om voorwaarden te stellen die (mede) gelden tussen de openbare netbeheerder en afnemers die zijn aangesloten op particuliere netten. De reikwijdte van die bepaling is niet beperkt tot afnemers die (direct) zijn aangesloten op netten, beheerd door netbeheerders. De in artikel 31 van de Elektriciteitswet bedoelde voorwaarden hebben onmiskenbaar een publiekrechtelijke grondslag en ontlenen hun werking dus niet uitsluitend aan de contractuele verhouding tussen netbeheerder en afnemers. Verweerder ziet er aan voorbij dat de wettelijke taken van de netbeheerder, gelet op artikel 16, eerste lid, onderdelen h, i en l, van de Elektriciteitswet, zich niet beperken tot afnemers die rechtstreeks op zijn net zijn aangesloten. De netbeheerder heeft de expliciete taak om een wisseling van leverancier ten behoeve van afnemers uit te voeren.
5. Het standpunt van Netbeheer
Netbeheer heeft uitvoerig betoogd dat de beroepsgronden van appellante geen doel treffen. Zij heeft daartoe - samengevat - het volgende naar voren gebracht. Naar de mening van Netbeheer heeft een netbeheerder op grond van de Elektriciteitswet en de daarop gebaseerde regelgeving, waaronder de Technische Codes, alleen de verplichting om EAN-codes te verstrekken aan aangeslotenen op zijn net, behoudens een beperkt aantal uitzonderingsgevallen, zoals ten aanzien van aangeslotenen die duurzame of WKK-elektriciteit opwekken op een particulier net. De openbare netbeheerder heeft geen taken en bevoegdheden ten aanzien van een particulier net met de daarop aangeslotenen. Als een aangeslotene van leverancier wil wisselen dient hij zich tot de particuliere neteigenaar te wenden. Daarvoor zijn EAN-codes overigens niet perse nodig. Van discriminatie zoals door appellante bedoeld is geen sprake. Het voorschrift dat aan producenten van duurzame of WKK-energie een EAN-code dient te worden verstrekt dient een geheel ander doel, namelijk identificatie van deze producenten met het oog op subsidieverlening. Deze producenten onderscheiden zich wezenlijk van andere aangeslotenen op een particulier net. Volgens Netbeheer betreft artikel 2.1.1 van de Informatiecode uitsluitend een redactionele aanpassing van de voorheen geldende regeling, en roept de bepaling geen nieuwe rechtsgevolgen in het leven. Artikel 2.1.6.1 (oud) van de Netcode kende geen algemene verplichting voor een netbeheerder om aangeslotenen op particuliere netten van een EAN-code te voorzien. Artikel 31, eerste lid, van de Elektriciteitswet biedt daarvoor ook geen basis.
6. De beoordeling van het geschil
6.1 Appellante heeft de Elektriciteitswet tot uitgangspunt genomen bij de formulering van haar beroepsgronden. Het College neemt deze invalshoek over bij de beoordeling van het geschil. Hetgeen hierna wordt overwogen met betrekking tot de Elektriciteitswet is eveneens van toepassing op de Gaswet en de met name genoemde bepalingen uit die Elektriciteitswet voor zover sprake is van daarmee corresponderende bepalingen in de Gaswet.
6.2.1 Van de kant van verweerder en Netbeheer is gesteld dat artikel 2.1.1 van de Informatiecode, waartegen het beroep van appellante zich richt, geen nieuwe regeling bevat, nu een verplichting van gelijke strekking ook al was opgenomen in artikel 2.1.6.1 van de Netcode (oud) en artikel 2.1.5.1 van de aansluit- en transportvoorwaarden Gas-LNB (oud).
6.2.2 Voor zover hiermee is beoogd te stellen dat de Informatiecode in zoverre geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb behelst, en dat het bezwaar van appellante derhalve eigenlijk niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard, treft het betoog geen doel.
De Informatiecode bevat de voorwaarden met betrekking tot de wijze waarop netbeheerders, leveranciers, programmaverantwoordelijken, shippers, meetverantwoordelijken en afnemers zich gedragen ten aanzien van de administratieve processen en de uit te wisselen informatie daaromtrent tussen marktpartijen onderling. Het gaat daarbij onder meer om de administratie met betrekking tot de aansluiting, de uitwisseling van stamgegevens van een aansluiting, de wisseling van een tenaamstelling van een aansluiting bij verhuizing, de switch van leverancier op een aansluiting en ander berichtenverkeer. Dergelijke voorschriften waren voorheen verspreid opgenomen in verschillende technische voorwaarden, zoals de Netcode. In artikel 2.1.6.1 van de Netcode (oud) was geregeld dat de netbeheerders elk voor het eigen net een register beheren, waarin elke netaansluiting door een EAN-code wordt geïdentificeerd. De verplichting van de netbeheerder om desgevraagd zogeheten EAN-codes te verstrekken is evenwel voor het eerst expliciet in artikel 2.1.1 van de Informatiecode neergelegd. Reeds hierom kan niet worden gezegd dat door de vaststelling van dit voorschrift geen rechtsgevolg in het leven wordt geroepen. Derhalve heeft verweerder het bezwaar van appellante terecht inhoudelijk beoordeeld.
6.3 Het College staat voor de beantwoording van de vraag of moet worden geoordeeld dat verweerder, in het licht van de door hem in aanmerking te nemen belangen, in het bijzonder de belangen, genoemd in artikel 36, eerste lid, sub b en e, van de Elektriciteitswet 1998, artikel 2.1.1 van de Informatiecode niet heeft kunnen vaststellen zoals hij heeft gedaan.
Te dezen wordt in de eerste plaats opgemerkt dat voor de rechter bij de beoordeling van voorschriften als deze niet als criterium dient te gelden wat de meest gewenste inhoud daarvan zou zijn, maar of de bij de vaststelling van het voorschrift gemaakte keuzes zich verdragen met hetgeen voortvloeit uit de wet en de beginselen van behoorlijk bestuur. Met inachtneming van dit criterium kunnen de door appellante opgeworpen grieven niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Daartoe overweegt het College als volgt.
6.4 Het betoog van appellante komt in de kern hierop neer, dat de beheerder van een openbaar net niet alleen verplicht zou moeten worden om de aangeslotenen op zijn eigen net desgevraagd een EAN-code te verstrekken, zoals in artikel 2.1.1 van de Informatiecode is voorgeschreven, maar ook (in het bijzonder) degenen die zijn aangesloten op een particulier net. In de visie van appellante is die verplichting ten onrechte niet in de Informatiecode opgenomen, en belemmert dit de vrijheid van degenen die op een particulier net zijn aangesloten om desgewenst van leverancier te wisselen.
6.4.1 Verweerder heeft naar het oordeel van het College niet ten onrechte betoogd dat het opnemen van een dergelijke verplichting voor de netbeheerder zich niet verdraagt met de uitgangspunten en het systeem van de Elektriciteitswet, zoals tot uitdrukking is gebracht in de in de wet neergelegde voorschriften over de verplichte aanwijzing van netbeheerders, de regeling van de taken en verplichtingen van de netbeheerders en de mogelijkheid om in bepaalde gevallen te worden ontheven van evengenoemde verplichting. Daaruit blijkt dat een netbeheerder in de zin van artikel 1, onder k, van de Elektriciteitswet uitsluitend wettelijke taken heeft ten aanzien van het net waarvoor de aanwijzing voor het beheer van het desbetreffende net geldt en degenen die (rechtstreeks) op dit net zijn aangesloten. Indien en voorzover sprake is van een net waarvoor een ontheffing is verleend op grond van artikel 15 van de Elektriciteitswet (hierna ook: particulier net) en dit net is aangesloten op het net van een netbeheerder als hiervoor bedoeld, behoort degene aan wie het particuliere net toebehoort eveneens tot vorengenoemde groep aangeslotenen. Daartoe behoren degenen die beschikken over een aansluiting op het particuliere net echter niet. De in de wet verankerde uitzonderlijke positie van het particuliere net staat er aan in de weg dat de krachtens de wet aan de netbeheerder opgedragen beheerstaken zich (mede) uitstrekken over het particuliere net en over degenen die op een dergelijk net zijn aangesloten.
6.4.2 In lijn met het vorenstaande is het College van oordeel dat aan artikel 31 van de Elektriciteitswet niet een zo ruime betekenis kan worden toegekend dat daarin een basis kan worden gevonden voor het opnemen van een voorwaarde in de Informatiecode, die de netbeheerder er - buiten de reikwijdte van het wettelijk opgedragen beheer van zijn eigen net - toe zou verplichten om desgevraagd een EAN-code te verstrekken aan degene die is aangesloten op een particulier net. Het feit dat in de Netcode in artikel 2.6.3 en 2.7.6 in bepaalde gevallen is voorzien in het ter beschikking stellen van een EAN-code door een netbeheerder aan een aangeslotene op een net in de zin van artikel 15, eerste of tweede lid, van de Elektriciteitswet, die duurzame elektriciteit of wkk-elektriciteit produceert, kan hieraan niet afdoen. De inhoud van deze voorwaarden, die evenals de in de Informatiecode neergelegde voorwaarden, tot stand zijn gekomen krachtens artikel 36 in verbinding met artikel 31 van de Elektriciteitswet, is niet bepalend voor de uitleg van de bij de formele wet gegeven voorschriften die bij de vaststelling van deze gedelegeerde regelgeving in acht moeten worden genomen. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel dat appellante in verband met evengenoemde voorwaarden heeft gedaan, kan niet zover gaan dat verweerder, in strijd met artikel 31 van de Elektriciteitswet, zou zijn gehouden tot het opnemen van de door appellante gewenste verplichting in de Informatiecode.
6.5 Naar het oordeel van het College is niet aannemelijk geworden dat de aangeslotene op een particulier net, waarvoor geen netbeheerder is aangewezen, als gevolg van de vaststelling van artikel 2.1.1 van de Informatiecode wordt belemmerd in de uitoefening van de keuzevrijheid van leverancier.
De eigenaar van het particuliere net, tevens ontheffinghouder in de zin van artikel 15, tweede lid, van de Elektriciteitswet, is verantwoordelijk voor marktfaciliterende handelingen zoals het verlenen van medewerking aan een leveranciersswitch. Deze eigenaar kan desgewenst op commerciële basis de uitvoering van de benodigde administratieve handelingen uitbesteden aan een netbeheerder.
Bovendien geldt als onweersproken dat de houder van een ontheffing voor het verkrijgen van EAN-codes niet afhankelijk is van de (openbare) netbeheerder, aangezien dergelijke codes tegen betaling kunnen worden verkregen bij EAN Nederland.
6.6 Uit het verhandelde ter zitting heeft het College afgeleid dat de regeling van de interoperabiliteit tussen openbare en particuliere netten in de visie van appellante te wensen overlaat. Het gaat daarbij vooral om de administratieve processen die betrekking hebben op de informatie-uitwisseling tussen marktpartijen. Van de kant van appellante is gesteld dat de gezamenlijke openbare netten en de particuliere netten in administratief opzicht als twee op zichzelf staande systemen functioneren. Zo blijken ontheffinghouders geen toegang te hebben tot het zogeheten elektronisch berichtenverkeer, inclusief de EAN-codes ter identificatie van particuliere aansluitingen.
Wat hiervan ook zij, een wijziging van artikel 2.1.1 van de Informatiecode in de door appellante bedoelde zin kan er niet toe leiden dat deze problemen worden opgelost. Het verstrekken van een EAN-code door de openbare netbeheerder leidt er immers nog niet vanzelf toe dat degene die op een particulier net is aangesloten en van leverancier wil wisselen, ook daadwerkelijk een andere leverancier krijgt. De gestelde belemmering wordt daarmee niet weggenomen.
6.7 Mede gezien het vorenstaande kan naar het oordeel van het College niet worden staande gehouden dat verweerder heeft gehandeld in strijd met een wettelijk voorschrift of beginsel van behoorlijk bestuur door artikel 2.1.1 van de Informatiecode Gas en Elektriciteit vast te stellen overeenkomstig het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders.
6.8 Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard. Voor het toekennen van een proceskostenveroordeling ziet het College geen aanleiding.
7. De beslissing
Het College verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus gewezen door mr. C.M. Wolters, mr. S.C. Stuldreher en mr. C.J. Waterbolk, in tegenwoordigheid van mr. B.J.E. Lodder als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2010.
w.g. C.M. Wolters w.g. B.J.E. Lodder