ECLI:NL:CBB:2010:BM7421
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Voorlopige voorziening
- E.R. Eggeraat
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake doding van verdachte bokken en rammen op een bedrijf met Q-koorts
In deze zaak heeft verzoeker, A, een voorlopige voorziening aangevraagd tegen het besluit van de Minister van Landbouw, Natuur- en Voedselkwaliteit, dat alle bokken op zijn bedrijf, die verdacht zijn van Q-koorts, gedood moeten worden. Dit besluit volgde op eerdere beslissingen waarbij alle geiten op verzoekers bedrijf als verdacht van Q-koorts zijn aangemerkt. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissingen en heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft de zaak op 3 juni 2010 behandeld, waarbij verzoeker in persoon verscheen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en de verweerder vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde en een veterinair deskundige.
De voorzieningenrechter overweegt dat, op basis van de Algemene wet bestuursrecht, een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het verzoek van verzoeker om de bokken te testen en het fokverbod op te heffen, buiten de omvang van het geding valt. De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat het testprogramma voor de bokken niet volledig betrouwbaar is en dat de risico's voor de volksgezondheid aanzienlijk zijn. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, evenals het subsidiaire verzoek om een vergoeding voor de bokken die na een eventuele test zouden worden geruimd.
De beslissing van de voorzieningenrechter is genomen met inachtneming van de belangen van zowel verzoeker als de volksgezondheid. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er onvoldoende spoedeisend belang is voor de verzoeker om de voorlopige voorziening toe te wijzen, en dat verzoeker de mogelijkheid heeft om zijn financiële belangen in een later beroep aan de orde te stellen.