ECLI:NL:CBB:2010:BM8582

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
28 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/1177
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
  • W.E. Doolaard
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit inzake bedrijfstoeslag en kennelijke fout in Gecombineerde opgave

In deze zaak hebben appellanten, Erven A en B, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, dat hen betreft in het kader van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006. Het beroep is ingediend op 9 september 2009, naar aanleiding van een besluit van 28 juli 2009, waarin het bezwaar van appellanten tegen een eerdere beslissing van 29 april 2009 werd afgewezen. De Minister had de bedrijfstoeslag voor het jaar 2008 herzien, waarbij appellanten stelden dat er sprake was van een kennelijke fout in hun Gecombineerde opgave, omdat perceel 15 niet was opgegeven voor uitbetaling van de bedrijfstoeslag.

De procedure omvatte verschillende besluiten van de Minister, waaronder een herziening op 16 oktober 2009, waarin het bezwaar van appellanten als kennelijk ongegrond werd verklaard. Tijdens de zitting op 16 april 2010 waren appellanten niet aanwezig, maar de Minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De kern van het geschil draait om de vraag of de Minister appellanten de mogelijkheid had moeten bieden om hun aanvraag te corrigeren, gezien de door hen aangevoerde kennelijke fout.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft uiteindelijk geoordeeld dat het beroep tegen het besluit van 28 juli 2009 niet-ontvankelijk is, en het beroep tegen het besluit van 16 oktober 2009 ongegrond. Het College concludeert dat de Minister terecht heeft gehandeld door het bezwaar ongegrond te verklaren, omdat de heroverweging in bezwaar niet verder kan gaan dan hetgeen in het primaire besluit is beslist. De beslissing van het College werd uitgesproken op 28 mei 2010.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
Zesde enkelvoudige kamer
AWB 09/1177 28 mei 2010
5101 Regeling GLB-inkomenssteun 2006
Uitspraak in de zaak van:
Erven A en B, te C, appellanten,
gemachtigde: L.J.G. Groeneveld, werkzaam bij Accountantskantoor Hendriksen B.V. te Tubbergen,
tegen
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
gemachtigde: bc. R. Weltevreden, werkzaam bij verweerders Dienst Regelingen.
1. De procedure
Appellanten hebben bij brief van 7 september 2009, bij het College binnengekomen op
9 september 2009, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 28 juli 2009.
Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellanten tegen een besluit van 29 april 2009, waarbij verweerder de bedrijfstoeslag op grond van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 van A en B voor het jaar 2008 heeft aangepast.
Bij besluit van 16 oktober 2009 heeft verweerder zijn besluit van 28 juli 2009 herzien.
Appellanten hebben naar aanleiding van deze herziening bij brief van 29 oktober 2009 meegedeeld dat zij hun beroep wensen te handhaven
Bij brief van 17 november 2009 heeft verweerder een verweerschrift ingediend en de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.
Op 16 april 2010 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij appellanten, zoals schriftelijk aangekondigd, niet zijn verschenen. Verweerder werd ter zitting vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2. De vaststaande feiten
- Met het formulier Gecombineerde opgave 2008 hebben appellanten om vaststelling van hun bedrijfstoeslag voor het jaar 2008 verzocht.
- Bij besluit van 17 december 2008 heeft verweerder de bedrijfstoeslag, na aftrek van 5% modulatiekorting vastgesteld op
€ 17.203,86.
- Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 6 januari 2009 bezwaar gemaakt. In hun bezwaarschrift hebben zij aangevoerd dat op het overzicht gewaspercelen behorend bij de Gecombineerde opgave per abuis niet is aangegeven dat zij ook perceel 15 van 4.66 ha voor uitbetaling van hun bedrijfstoeslag in aanmerking wensten te brengen. Appellanten menen dat hier sprake is van een kennelijke fout als bedoeld in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 796/2004. Verweerder heeft hen daarom ten onrechte niet de gelegenheid geboden hun aanvraag te wijzigen.
- Bij besluit van 27 januari 2009 heeft verweerder dit bezwaar ongegrond verklaard.
- Tegen dit besluit hebben appellanten geen beroep ingesteld bij het College.
- Bij besluit van 29 april 2009 heeft verweerder de bedrijfstoeslag herberekend. Als reden voor deze herberekening vermeldt het besluit “herschikking vanwege zuivelcorrectie en overige wijzigingen”. De bedrijfstoeslag is nu, na aftrek van 5% modulatiekorting vastgesteld op € 17.157,22.
- Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 3 juni 2009 bezwaar gemaakt.
- Daarop heeft verweerder bij besluit van 28 juli 2009 het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
- Nadat appellanten daartegen beroep hadden ingesteld heeft verweerder het besluit van 16 oktober 2009 genomen.
3. Het besluit van 16 oktober 2009 en het standpunt van verweerder
Bij dit besluit heeft verweerder het bezwaar van appellanten kennelijk ongegrond verklaard.
Verweerder heeft daartoe, samengevat, het volgende overwogen.
Verweerder heeft de bedrijfstoeslag van appellanten vastgesteld bij besluit van
17 december 2008. Verweerder heeft bij deze vaststelling perceel 15 niet in aanmerking gebracht voor uitbetaling van toeslagrechten, omdat dit perceel niet voor uitbetaling was opgegeven bij de Gecombineerde opgave.
In het bezwaar van 6 januari 2009 hebben appellanten aangevoerd dat het niet opgeven van perceel 15 berust op een kennelijke fout. Zij hebben betoogd dat zij de aanvraag daarom mochten wijzigen. Verweerder heeft dit bezwaar bij besluit van 27 januari 2009 ongegrond verklaard. Tegen dit besluit is geen beroep ingesteld bij het College waarmee dit besluit in rechte vast is komen te staan.
Bij het besluit van 29 april 2009 is de waarde van toeslagrechten aangepast in verband met de correctie van de zuivelcomponent. Bij dit besluit is niet opnieuw vastgesteld welke percelen door appellanten zijn aangevraagd voor uitbetaling van toeslagrechten.
In het verweerschrift heeft verweerder hieraan toegevoegd dat appellanten dit hadden kunnen zien aan de zinsnede dat de reden van het besluit een herschikking vanwege de zuivelcorrectie was. Nu de heroverweging in bezwaar niet verder kan gaan dan hetgeen in het primaire besluit is beslist heeft verweerder reden gevonden het bezwaar ongegrond te verklaren.
4. Het standpunt van appellanten
Appellanten verwijzen voor de motivering van hun beroep allereerst naar hun bezwaar van 3 juni 2009, waarin zij betogen dat het niet voor uitbetaling van toeslagrechten opgeven van perceel 15 berust op een kennelijke fout. Zij menen derhalve dat in de vaststelling van de bedrijfstoeslag de oppervlakte van perceel 15 ten onrechte niet is meegenomen.
Zij bestrijden de opvatting van verweerder dat bij het besluit van 29 april 2009 enkel een herschikking vanwege de zuivelcorrectie inhoudt. Uit de toelichting bij het besluit is dit niet af te leiden.
5. De beoordeling van het geschil
5.1 Appellanten hebben beroep ingesteld tegen verweerders besluit van 28 juli 2009, waarbij hun bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard. Verweerder heeft dit besluit heroverwogen bij zijn besluit van 16 oktober 2009 en het beroep ongegrond verklaard.
Het besluit van 16 oktober 2009 komt niet tegemoet aan het beroep van appellanten. Op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt het beroep daarom geacht mede te zijn gericht tegen dit besluit. Niet gebleken is dat appellanten enig belang hebben behouden bij vernietiging van het besluit van 28 juli 2009. Het daartegen gerichte beroep dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard.
5.2. Met betrekking tot het beroep tegen het besluit van 19 oktober 2009 overweegt het College als volgt.
Appellanten hebben in hun bezwaarschrift dat is gericht tegen het besluit van 29 april 2009 aangevoerd dat verweerder ten onrechte het niet opgeven van perceel 5 voor uitbetaling van toeslagrechten niet als kennelijke fout heeft aangemerkt. Bij het besluit van 29 april 2009 is de beslissing van 27 januari 2009, waarbij onherroepelijk is beslist dat er geen sprake is van een kennelijke fout, echter niet heroverwogen. Verweerder heeft uitsluitend de hoogte van de bedrijfstoeslag aangepast in verband met de zogenoemde zuivelcorrectie.
Een heroverweging in bezwaar kan niet verder gaan dan hetgeen in het besluit waartegen het bezwaar zich richt is beslist. De door appellanten aangevoerde argumenten kunnen in het kader van de gevraagde heroverweging in bezwaar niet leiden tot het aanvaarden van het beroep op de aanwezigheid van een kennelijke fout in de gecombineerde opgave, omdat het besluit daarover geen beslissing inhoudt. Verweerder heeft derhalve terecht het bezwaar ongegrond verklaard.
Het College merkt nog op dat het betoog van appellanten dat zij uit het besluit van 29 april 2009 niet konden opmaken dat niet beslist is over het aantal poercelen dat bij de berekening van de bedrijfstoeslag in aanmerking is genomen, er aan voorbij gaat dat op pagina 2 van het besluit als reden voor het besluit wordt genoemd “herschikking vanwege zuivelcorrectie”.
5.3 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep tegen het besluit van 16 oktober 2009 ongegrond dient te worden verklaard. Het College ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Awb.
6. De beslissing
Het College:
- verklaart het beroep voorzover gericht tegen het besluit van 28 juli 2009 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep voorzover gericht tegen het besluit van 16 oktober 2009 ongegrond.
Aldus gewezen door mr. W.E. Doolaard, in tegenwoordigheid van mr. F.W. du Marchie Sarvaas als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2010.
w.g. W.E. Doolaard w.g. F.W. du Marchie Sarvaas