ECLI:NL:CBB:2010:BM9424

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
21 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/659
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
  • F. Stuurop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het niet tijdig beslissen op verzoeken om proceskostenvergoeding en terugbetaling heffingen visheffing

In deze zaak heeft appellante, V.o.f. A, beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit van verweerder, het Productschap Vis, op haar verzoeken om vergoeding van proceskosten en terugbetaling van heffingen in verband met de aanvoer van garnalen in het buitenland. De verzoeken waren ingediend naar aanleiding van een eerder gegrond verklaard beroep door het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 23 december 2008. Appellante had in totaal twee verzoeken ingediend op 30 december 2008, maar verweerder heeft hierop niet tijdig beslist.

Het College heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit door verweerder ruimschoots was overschreden. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen de weigering van verweerder om op haar verzoeken te beslissen, wat heeft geleid tot het indienen van beroep. Het College heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat verweerder niet heeft voldaan aan de wettelijke verplichting om binnen een redelijke termijn te beslissen.

De uitspraak van het College houdt in dat verweerder wordt opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak een besluit te nemen op de verzoeken van appellante. Daarnaast is verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van appellante, vastgesteld op € 80,50, en het terugbetalen van het griffierecht van € 297,--. De uitspraak is gedaan door mr. F. Stuurop, met mr. J.M.M. Bancken als griffier, en is openbaar uitgesproken op 21 juni 2010.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
(vijfde enkelvoudige kamer)
AWB 09/659 21 juni 2010
4230 Heffing
Visheffing
Uitspraak in de zaak van:
V.o.f. A, te B, appellante,
gemachtigde: mr. J.M.R. Vlaar, werkzaam bij Anders Belicht te Eindhoven,
tegen
het Productschap Vis, verweerder,
gemachtigde: mr. P.C.H. van Schooten, advocaat te Assen.
1. Het procesverloop
Appellante heeft bij brief van 27 april 2009, bij het College ontvangen op 1 mei 2009, beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op haar verzoeken van 30 december 2008.
Bij brief van 11 juni 2009 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Bij brieven van 9 en 14 december 2009 hebben partijen het College desgevraagd toestemming verleend om met toepassing van artikel 8:57 Awb uitspraak te doen, waarna het College het onderzoek heeft gesloten.
2. De grondslag van het geschil
Op grond van de stukken zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Bij uitspraak van 23 december 2008, AWB 04/993, www.rechtspraak.nl, LJN BH0873, heeft het College het door appellante tegen een besluit van verweerder van 21 oktober 2004 ingestelde beroep gegrond verklaard.
- Bij brief van 30 december 2008, onderwerp: “Financiële afwikkeling gegrondverklaring AWB 04/993 - 4230” (hierna: verzoek 1) heeft appellante verzocht om vergoeding van de door haar in bezwaar gemaakte proceskosten.
- Bij brief van eveneens 30 december 2008, onderwerp: “Afwikkeling heffingen/bezwaren nav gegrondverklaring AWB 04/993 - 4230” (hierna: verzoek 2) heeft appellante, in verband met hetgeen in r.o. 5.4 van genoemde uitspraak van 21 oktober 2004 is overwogen, verzocht om creditering van alle heffingsfacturen die betrekking hebben op de aanvoer [van garnalen; toevoeging College] in het buitenland in de jaren 1997 tot en met 2003 en om terugbetaling van die heffingen. Daarbij heeft appellante verzocht om de beslissing te nemen in de vorm van een voor beroep vatbare beslissing, omdat het, aldus appellante, een verdere afhandeling betreft van de bezwaren van destijds.
- Bij brief van 20 januari 2009 heeft verweerder naar aanleiding van de brieven van 30 december 2008, voor zover hier van belang, het volgende meegedeeld:
“Alvorens in te gaan op uw bovengenoemde brief, verzoek ik u om een schriftelijke machtiging te overleggen, waaruit blijkt dat u bevoegd bent om namens uw cliënte op te treden. (…) Voor de goede orde deel ik u mee dat mijn cliënte inmiddels gevolg heeft gegeven aan de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven door de proces- en griffiekosten conform de uitspraak aan uw cliënte te vergoeden.”
- Bij brief van 21 januari 2009 heeft de gemachtigde van appellante aan de gemachtigde van verweerder meegedeeld dat hij namens appellante het beroep [in de zaak 04/993; toevoeging College] heeft ingesteld en behandeld, en is verzocht om afhandeling van de kwestie.
- Bij brief van 11 maart 2009, onderwerp “Financiële afwikkeling gegrondverklaring AWB 04/993 (…)” heeft appellante bezwaar gemaakt tegen de weigering om te beslissen op verzoek 1.
- Bij brief van 11 maart 2009, onderwerp “Afwikkeling heffingen/bezwaren nav gegrondverklaring AWB 04/993 (…)” heeft appellante bezwaar gemaakt tegen de weigering om te beslissen op verzoek 2. Appellante heeft daarbij aangegeven dat verzoek 2 mede betrekking heeft op de erkenning dat de bezwaren tegen de aanslagen in het verleden nog afhandeling behoeven.
- Bij brief van 13 maart 2009 heeft verweerder meegedeeld, voor zover hier van belang, dat het verzoek van appellante om over te gaan tot afhandeling van deze kwestie feitelijk reeds is beantwoord in de brief van 20 januari 2009.
- Vervolgens heeft appellante bij brief van 27 april 2009 beroep ingesteld.
3. De beoordeling van het geschil
3.1 Appellante heeft bezwaar en vervolgens beroep ingesteld tegen het niet beslissen op haar verzoeken van 30 december 2008, hetgeen voor de toepassing van de wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit wordt gelijkgesteld.
3.2 Ingevolge artikel 4:13, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) dient een beschikking binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn of, bij het ontbreken van zulk een termijn, binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag te worden gegeven. Ingevolge het tweede lid is de in het eerste lid bedoelde redelijke termijn in ieder geval verstreken wanneer het bestuursorgaan binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag geen beschikking heeft gegeven, noch een kennisgeving als bedoeld in artikel 4:14, derde lid heeft gedaan.
3.3 Het College stelt vast dat ten tijde van het instellen van beroep door appellante, te weten op 27 april 2009, de termijn waarbinnen ingevolge artikel 4:13, eerste lid, Awb op de verzoeken van 30 december 2008 had moeten worden beslist, ruimschoots was overschreden.
Uit de brieven van 20 januari 2009 en 13 maart 2009 en het verweerschrift van verweerder kan worden afgeleid dat verweerder niet voornemens is om gemotiveerde besluiten te nemen op de verzoeken van appellante van 30 december 2008 om a) vergoeding van de in de bezwaarprocedure tegen het besluit van 21 oktober 2004 gemaakte kosten en b) restitutie van alle heffing die betrekking heeft op de aanvoer van garnalen in het buitenland in de jaren 1997 tot en met 2003, nu verweerder zich er niet van bewust lijkt te zijn dat zodanige besluiten nog genomen dienen te worden.
3.4 Uit het voorgaande volgt dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen op de verzoeken van 30 december 2008 gegrond is. Appellante heeft er recht op thans op korte termijn een besluit te ontvangen op voormelde verzoeken. Verweerder zal derhalve worden opgedragen om binnen vier weken een besluit te nemen op deze verzoeken, waarbij verweerder tevens zal dienen in te gaan op het betoog van appellante dat de bezwaren tegen de aanslagen in het verleden nog afhandeling behoeven.
3.5 Het College acht termen aanwezig voor een proceskostenvergoeding met toepassing van artikel 8:75 Awb. Op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden de kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 80,50 (1 punt voor het indienen van een beroepschrift, wegingsfactor 0,25).
4. De beslissing
Het College:
- verklaart het beroep gegrond;
- draagt verweerder op binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak te beslissen op de verzoeken van
appellante van 30 december 2008;
- veroordeelt verweerder in de door appellante gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 80,50 (zegge: tachtig euro en
vijftig cent);
- bepaalt dat verweerder aan appellante het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 297,-- (zegge:
tweehonderdzevenennegentig euro) vergoedt.
Aldus gewezen door mr. F. Stuurop, in tegenwoordigheid van mr. J.M.M. Bancken als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 21 juni 2010.
w.g. F. Stuurop w.g. J.M.M. Bancken