3. Het standpunt van verweerder
Bij de bestreden, inhoudelijk gelijkluidende, besluiten heeft verweerder de bezwaren van appellante ongegrond verklaard. Verweerder baseert zijn standpunt, mede gelet op het verweerschrift, op het volgende.
Rekening houdend met de uitspraak van het College van 6 september 2007 (AWB 06/281, <www.rechtspraak.nl>, LJN: BB5605) is verweerder uitgegaan van het historisch energieverbruik van de oude motor dat vervolgens dient te worden afgezet tegen het geschatte energieverbruik van de nieuwe motor. Dit volgt uit het systeem van de EIA, waarbij de beoordeling van een investering plaatsvindt op een moment dat het nieuwe bedrijfsmiddel nog niet of nog maar net in gebruik is genomen.
Aangezien de verstrekte historische verbruikscijfers niet uitsluitend zien op de oude motor maar ook op andere installaties, heeft verweerder het gemiddeld jaarverbruik aan brandstof berekend op basis van bunkergegevens, de aantallen draaiuren van de oude motor van de laatste drie jaar en een aannemelijke schatting van het brandstofverbruik van andere installaties dan de voortstuwingsmotor. Een schatting van het energieverbruik van een nieuwe motor is gebaseerd op testprotocollen van de nieuwe motor van de fabrikant.
Verweerder heeft er voor gekozen om de in bezwaar en beroep overgelegde praktijkcijfers van de nieuwe motor niet bij de berekening van de energiebesparing te betrekken omdat het verbruik van een binnenvaartscheepsmotor afhankelijk is van diverse variabelen, bijvoorbeeld de vaarsnelheid van het schip, de beladingsgraad, stroming in het vaarwater, snelheidsbeperkingen in het vaarwater, de waterstand in de rivieren en in belangrijke mate ook het vaargedrag. Verweerder kan onvoldoende nagaan of de omstandigheden waarin het schip vaart in de nieuwe situatie overeenkomen met de omstandigheden in de oude situatie.
Bovendien is het in het belang van een consequente uitvoeringspraktijk dat vergelijkbare aanvragen op een gelijke objectieve manier worden beoordeeld. Testprotocollen geven betrouwbare, objectieve, informatie over het brandstofverbruik van de nieuwe motoren en bieden daarmee een goede basis voor een schatting van het energieverbruik. Bij die schatting gaat verweerder uit van een gemiddelde motorbelasting, die overeenkomt met de gemiddelde motorbelasting in de oude situatie. Hierdoor is sprake van een vergelijkbare situatie, waarbij de invloed van genoemde variabelen is uitgesloten.
In dit geval berekent verweerder uitgaande van de door appellante verstrekte bunkergegevens (gemiddeld 231.467 liter brandstof per jaar), het aantal draaiuren per jaar (2.057) en het door appellante genoemde percentage van 6,5%, zijnde het verbruik van de boegschroef en de aggregaten op het totale verbruik (15.045 liter), een historisch verbruik van 105,21 liter per uur.
Verweerder schat vervolgens het brandstofverbruik van de nieuwe motor. Allereerst wordt opgemerkt dat volgens opgave van appellante de oude motor met een gemiddeld gebruikt vermogen van 300 kW gemiddeld 105,21 liter per uur verbruikt, maar dat op basis van de door appellante toegezonden specificaties verweerder het aannemelijk acht dat het gemiddeld gebruikt vermogen groter is geweest dan 300 kW. Echter ook uitgaande van dit getal wordt niet voldaan aan de besparingseis, gelet op het navolgende. Volgens opgave van appellante heeft de nieuwe motor bij een vermogen van 300 kW een verbruik van 85,85 liter per uur. Hiervan uitgaande berekent verweerder een besparing van 39.823,52 liter ofwel 45.001 Nm³ a.e. Dat is een energiebesparing van 0,23 Nm³ a.e. per geïnvesteerde euro.
Dat appellante stelt dat de nieuwe motor bij een vermogen van 300 kW slechts 77 liter per uur verbruikt, volgt verweerder niet, aangezien volgens de fabrieksgegevens van de nieuwe motor dit brandstofverbruik correspondeert met een vermogen dat ruim onder 300 kW ligt.
Voorts heeft appellante niet geïnvesteerd in een Volvo Penta motor, zodat voor verweerder het niet duidelijk is wat appellante met haar opmerkingen dienaangaande beoogt.
Slotsom van verweerder is dat niet aannemelijk is dat de investering in de nieuwe motor aan de besparingseis van 0,3 Nm³ a.e. voldoet.