ECLI:NL:CBB:2010:BP0460
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- R.F.B. van Zutphen
- R.C. Stam
- H.C. Cusell
- Rechtspraak.nl
Weigering vergunning voor kansspelautomaten op basis van inrichtingstype
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 16 december 2010 uitspraak gedaan in het geschil tussen V.o.f. A, gevestigd te B, en de burgemeester van Rijswijk. De appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. I. de Vink, had beroep ingesteld tegen een besluit van de burgemeester, dat op 6 mei 2009 was genomen, waarin de vergunning voor het aanwezig hebben van twee kansspelautomaten in haar horecagelegenheid werd geweigerd. De burgemeester had geoordeeld dat de inrichting van appellante niet voldeed aan de vereisten voor een hoogdrempelige inrichting zoals gesteld in de Wet op de kansspelen. De appellante exploiteerde een horeca-inrichting die bestond uit een snackbar en een lunchroom, die 's avonds als café fungeerde. De burgemeester stelde dat de inrichting niet voldeed aan de criteria voor een hoogdrempelige inrichting, omdat deze niet op zichzelf staand was en andere activiteiten plaatsvonden die een zelfstandige betekenis hadden. De appellante voerde aan dat er sprake was van twee afzonderlijke ruimten en dat de lunchroom en snackbar voor het publiek van elkaar afgesloten waren. Het College oordeelde echter dat de lunchroom niet als hoogdrempelig kon worden aangemerkt, omdat er geen op zichzelf staand restaurantbezoek was en de activiteiten niet in belangrijke mate gericht waren op personen van 18 jaar en ouder. Het College concludeerde dat de inrichting als laagdrempelig moest worden aangemerkt en dat de vergunning terecht was geweigerd. Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.