Hetgeen blijkens de uiteenzetting in de randnummers 31 tot en met 43 van het bestreden besluit concreet aan KPN wordt verweten is dat de kortingenactie discriminatoir is, omdat twee ondernemingen met een gelijk vraagprofiel voor een door hen af te nemen lijn in het ene geval wel en in het andere geval geen korting krijgen.
In het dictum van het bestreden besluit heeft OPTA omschreven welke activiteit van KPN verwacht wordt om het verbeuren van een dwangsom te voorkomen: KPN moet alsnog voldoen aan de non-discriminatieverplichting en derhalve al haar WBT-afnemers met een gelijk of soortgelijk vraagprofiel gelijke voorwaarden aanbieden.
Tariefdifferentiatie bij gelijk vraagprofiel is alleen toegelaten als een economische prestatie, zoals een kostenverschil, daar de grondslag voor levert. KPN heeft in dat verband aangevoerd, dat de actie de prijs verlaagt van de afname van lijnen, die nog geen onderdeel uitmaakten van het actieve WBT-netwerk van KPN. Dat leidt tot een betere bezetting van het netwerk en derhalve tot een kostenbesparing. OPTA is van oordeel dat hier sprake is van een kostenbesparing, die leidt tot een gemiddelde kostenbesparing voor alle lijnen. Een dergelijke kostenbesparing kan een differentiatie in het tarief niet rechtvaardigen.
Alleen als het aanbod van een specifieke dienst meer of minder kosten met zich brengt, zoals een duurdere voortbrengingswijze van die dienst, kan dit tariefdifferentiatie rechtvaardigen.
KPN heeft slechts de vrijheid om de lagere kosten tot een tariefsverlaging voor alle afnemers te laten leiden. OPTA acht de tariefdifferentiatie discriminerend en mededingingsbeperkend, omdat KPN niet overgaat tot zo'n generieke verlaging.
7.6 De voorzieningenrechter stelt allereerst vast, dat voorzover OPTA met haar omschrijving van KPN's overtreding doelt op een overtreding van gedragsregel 1, onder ogen gezien moet worden dat deze regel slechts selectieve prijsonderbieding verbiedt. Dat betekent dat de verboden tariefdifferentiatie gericht moet zijn op het maken van onderscheid tussen afnemers. Hier gaat het echter om een situatie waarin KPN bepaalde lijnen tegen gereduceerd tarief aanbiedt aan iedere afnemer, die daarvoor in aanmerking wil komen. Gedragsregel 1 is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet geschreven om dergelijke gedrag in het algemeen te verbieden.
De eerste volzin van gedragsregel 3 heeft betrekking op onderscheid tussen afnemers met een verschillend vraagprofiel. Die situatie doet zich hier, naar uit de overwegingen van OPTA blijkt niet voor zodat gedragregel 3, eerste volzin, niet overtreden is.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het betoog van OPTA dat de door KPN aangewezen kostenbesparing geen tariefdifferentiatie kan rechtvaardigen, zodat die differentiatie een overtreding oplevert van de tweede volzin van gedragsregel 3, moet worden verworpen. Dit betoog vindt in onvoldoende mate een grondslag in de tekst van die regel, gelezen in samenhang met dictumonderdeel vii. Daarin wordt immers tariefdifferentiatie op grond van onderliggende kostenvoordelen toegestaan; in dit concrete geval stimuleert KPN de afname van voorheen ongebruikte lijnen, omdat het (wederom) in gebruik nemen van zulke lijnen zeker een kostenvoordeel oplevert. Door OPTA is niet aangewezen dat de gedragsregel een kostenvoordeel als hier aan de orde van de mogelijkheid van tariefdifferentiatie uitzondert. Tariefdifferentiatie is dus toegestaan. Dat OPTA liever een algemene prijsverlaging zou zien, doet daaraan niet af.
7.7 Tele2 heeft onder meer aangevoerd dat de kortingenactie zodanig vorm is gegeven dat deze - hoewel niet uitdrukkelijk gericht op specifieke wholesale-afnemers - feitelijk erop gericht is en tot gevolg heeft, dat in het bijzonder de concurrentiepositie van Tele2 wordt verzwakt. Naar de mening van Tele2 moet de kortingenactie daarom wel worden aangemerkt als een vorm van selectieve prijsonderbieding. De voorzieningenrechter stelt hieromtrent vast dat het bestreden besluit niet is gebaseerd op de stelling dat KPN op een dergelijke, door Tele2 gesuggereerde, indirecte wijze selectieve prijsonderbieding toepast.
Reeds daarom kan de voorzieningenrechter aan dit betoog niet het door Tele2 gewenste gevolg verbinden.
7.8 Nu naar voorlopig oordeel de kortingenactie op grond van hetgeen hiervoor onder punt 7.6 is overwogen, niet op de door OPTA daartoe aangevoerde gronden in strijd geacht kan worden met de bij het WBT-besluit aan KPN opgelegde non-discriminatieverplichting en meer in het bijzonder de gedragsregels 1 en 3, geldt dat OPTA niet bevoegd was tot het opleggen van de onderhavige last onder dwangsom.
Dit leidt tot de conclusie dat het verzoek om voorlopige voorziening moet worden toegewezen.
7.9 De voorzieningenrechter acht termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 Awb. Op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden deze kosten vastgesteld op € 874,- (1 punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde van € 437,- per punt, en gewichtsfactor 1).