ECLI:NL:CBB:2011:BQ6698

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
27 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/940
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning en wijziging van subsidie voor zonnepanelen onder de SDE-regeling

In deze zaak gaat het om de toekenning van een subsidie voor zonnepanelen onder de regeling Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE). Appellant, A, had op 1 april 2008 een aanvraag ingediend voor subsidie voor zonnepanelen met een piekvermogen van 604 Wp. Na de plaatsing van extra zonnepanelen in maart 2008, verzocht hij op 1 september 2008 om een aanvullende subsidie voor deze zonnepanelen. Verweerder, de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, weigerde echter de wijziging van de subsidieaanvraag en verklaarde het bezwaar van appellant ongegrond. Appellant stelde dat hij door onjuiste informatie op de website van verweerder was afgehouden van het tijdig indienen van een aanvraag voor de eerder geplaatste zonnepanelen.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat de aanvraag van 1 september 2008 als een nieuwe aanvraag moest worden beschouwd, omdat deze na de sluiting van de aanvraagperiode was ingediend. De rechtbank benadrukte dat van een aanvrager zorgvuldigheid mag worden verwacht bij het indienen van een subsidieaanvraag, vooral wanneer aanzienlijke financiële belangen zijn gemoeid. Het College concludeerde dat verweerder voldoende onderbouwd had dat het subsidiebudget op het moment van de aanvraag van appellant reeds was uitgeput, en dat de aanvraag om subsidie terecht was afgewezen.

De uitspraak bevestigt dat wijzigingen aan een subsidieaanvraag na de indiening alleen mogelijk zijn als deze van ondergeschikte aard zijn. Het College oordeelde dat de late aanpassing van de website van verweerder niet als onjuiste voorlichting kon worden aangemerkt, en dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij door deze informatie was verhinderd om tijdig een aanvraag in te dienen. De beslissing van het College was om het beroep van appellant ongegrond te verklaren.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 09/940
27301 Kaderwet EZ-subsidies 27 mei 2011
Besluit stimulering duurzame energieproductie (SDE)
Uitspraak in de zaak van:
A, te B, appellant,
tegen
de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, verweerder,
gemachtigde: mr. C. Cromheecke van Agentschap NL.
1. Het procesverloop
Bij besluit van 8 augustus 2008 heeft verweerder aan appellant subsidie verleend voor zonnecellen met een piekvermogen van 604 Wp. Op 1 september 2008 heeft appellant om een aanvullende subsidie verzocht voor zonnecellen met een piekvermogen van 200 Wp.
Met een brief van 3 februari 2009 heeft verweerder geweigerd om de beschikking van 8 augustus 2008 te wijzigen. Met een op 12 maart 2009 door verweerder ontvangen brief, heeft appellant hiertegen bezwaar gemaakt. Met een schrijven van 2 juni 2009 heeft verweerder dat bezwaar ongegrond verklaard. Daartegen heeft appellant met een op 13 juli 2009 door het College ontvangen brief in beroep ingesteld.
De beroepsgronden staan vermeld in een brief van 6 september 2009. Verweerder heeft verweer gevoerd.
Op 15 april 2011 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij appellant in persoon is verschenen en namens verweerder zijn gemachtigde is verschenen.
2. De grondslag van het geschil
2.1.1 Het gaat in dit geding om de toepassing van het Besluit stimulering duurzame energieproductie (het Besluit).
2.1.2 Artikel 3, vierde lid, van het Besluit bepaalt, behoudens niet van belang zijnde uitzonderingen, dat geen subsidie wordt verstrekt indien de productie-installatie in gebruik is genomen voor de datum waarop de subsidie is aangevraagd. Artikel 73 van het Besluit maakt het bij uitzondering mogelijk om bij een eerste subsidieaanvraag subsidie aan te vragen vanaf een datum voorafgaand aan het tijdstip van ontvangst van de aanvraag, mits deze aanvraag betrekking heeft op een productie-installatie die na 18 augustus 2006 in gebruik is genomen.
2.1.3 In de op het Besluit gebaseerde Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2008 (hierna: de Regeling) is, voor zover hier van belang, het volgende bepaald:
“Artikel 9
1.De Minister verstrekt op aanvraag subsidie (..) voor de productie van hernieuwbare elektriciteit uit zonlicht met behulp van fotovoltaïsche zonnepanelen met een vermogen groter dan 0,6 kWp en kleiner of gelijk aan 3,5 kWp (..).
3. Aanvragen om subsidie als bedoeld in het eerste lid, worden ingediend in de periode van 1 april 2008 tot 1 augustus 2008.
Artikel 10
1.Het subsidieplafond voor het in de artikel 9, tweede lid, bedoelde periode verlenen van subsidie als bedoeld in artikel 9, eerste lid, bedraagt € 83 miljoen.
2.De Minister verdeelt het bedrag, genoemd in het eerste lid, op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.”
2.2.1 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting staan de volgende feiten voor het College vast.
2.2.2 Op 1 april 2008 ontving verweerder de aanvraag van appellant van subsidie voor op zijn woning geplaatste zonnepanelen. Dit betrof per 1 juli 2008 te plaatsen zonnepanelen met een piekvermogen van 604 Wp. In maart 2008 had appellant al drie zonnepanelen geplaatst met een piekvermogen van 200 Wp. Appellant zag, naar zijn eigen stellingen, op dat moment bewust af van een subsidieaanvraag voor die al geplaatste zonnepanelen op basis van de informatie van de website van verweerder. Als antwoord op de vraag “kan ik ook subsidie aanvragen voor een zonnepaneel dat voor 1 april 2008 geplaatst is?” viel aanvankelijk op die website te lezen:
“Volgens de SDE-regeling zoals die nu geldt, heb je geen recht op SDE-subsidie voor zonnepanelen die voor 1 april 2008 geplaatst zijn. SenterNovem onderzoekt nog of degenen die voor 1 april zonnepanelen hebben gekocht en niet profiteren van de MEP, wel binnen de SDE kunnen worden opgenomen.”
Verweerder paste de website in de loop van 2008 aan en sindsdien luidt het antwoord op de hiervoor geciteerde vraag:
“De regeling geldt in principe alleen voor installaties die nog niet in gebruik zijn genomen. Indien de installatie echter in gebruik genomen is na 18 augustus 2006, maar voor het indienen van de SDE-aanvraag, dan kunt u bij uw aanvraag een verzoek doen om uw subsidie met terugwerkende kracht te laten ingaan. Deze terugwerkende kracht bepaling geldt alleen bij deze eerste openstelling van de SDE en niet bij volgende openstellingen. (..)”
2.2.3 Appellant nam van die wijziging pas kennis na terugkomst van zijn zomervakantie eind augustus 2008. Op 1 september 2008 heeft appellant om een aanvullende subsidie verzocht voor zonnecellen met een piekvermogen van 200 Wp per stuk.
3. Het bestreden besluit
Verweerder verklaarde het bezwaar tegen de weigering om een hogere subsidie toe te kennen ongegrond. Verweerder gaat er van uit dat appellant op 1 september 2008 een nieuwe aanvraag deed voor de in maart 2008 geplaatste zonnepanelen. Die aanvraag is na sluiting van de aanvraagperiode gedaan. Weliswaar heeft verweerder pas op 10 april 2008 zijn website met veel gestelde vragen aangepast, maar appellant had in elk geval vanaf die datum voldoende de tijd om (ook) een subsidieaanvraag in te dienen voor de in maart 2008 in gebruik genomen zonnepanelen.
4. Het standpunt van appellant
Met de uitdrukkelijke verwijzing naar zijn bezwaarschrift, bestrijdt appellant (ook) dat sprake is van twee afzonderlijke aanvragen. Verder stelt appellant dat verweerder door de late aanpassing van de website het hem onmogelijk maakte eerder dan 1 september 2008 een (aanvullende) aanvraag te doen voor de in maart 2008 al geplaatste zonnepanelen. Hij betwist dat verweerder zijn website eerder dan na de aanvang van appellants vakantie in juli 2008 heeft aangepast.
5. De beoordeling van het geschil
De aanvraag
5.1 Het College deed eerder uitspraak over het begrip aanvraag. De uitspraak van 24 juli 2009, LJN BJ6527, ziet op het geval dat de aanvrager in bezwaar (na sluiting van de aanvraagtermijn) zijn voornemen uit om alsnog de capaciteit van de zonnepanelen van 510 Wp tot 600 Wp uit te breiden en het College overweegt:
“Een productie-installatie met een vermogen van meer dan 0,6 kWp betreft een andere installatie dan de productie-installatie ten behoeve waarvan appellant op 1 april 2008 een aanvraag om subsidie heeft ingediend. Verweerder heeft het voornemen van appellant om een productie-installatie met een groter vermogen aan te schaffen dan ook terecht aangemerkt als een nieuwe aanvraag.”
5.2 De uitspraak van 11 augustus 2010, LJN BN4730, betrof een wijziging van de aanvraag voor een biogasinstallatie binnen de aanvraagtermijn (aangevraagd was 5.600 MWhe, waarvan 280 MWhe voor eigen gebruik, terwijl was bedoeld om aan te vragen voor 5.600 MWhe netlevering naast 280 MWhe voor eigen gebruik) en daarover overweegt het College:
“Van een aanvrager mag zorgvuldigheid worden verwacht bij het invullen en indienen van een subsidieaanvraag waarmee aanzienlijke financiële belangen zijn gemoeid, zoals in het onderhavige geval. Verweerder moet in beginsel af kunnen gaan op hetgeen op het aanvraagformulier is ingevuld en de daarbij behorende, consistente onderbouwing. (..) Het College onderschrijft het standpunt van verweerder dat uit het aanvraagformulier niet kan worden opgemaakt dat sprake zou zijn van een fout in de berekening.”
en
“Indien verweerder de subsidieaanvraag in voorgaande zin zou aanpassen, zou dit voorts tot gevolg hebben dat andere gegevens in de aanvraag niet meer correct zijn. De aanpassingen die dan nodig zijn om alsnog tot een consistente aanvraag te komen, leiden naar het oordeel van het College tot een substantiële wijziging van de aanvraag die te ver verwijderd is van de oorspronkelijke aanvraag. Verweerder heeft het verzoek van appellante tot verhoging van de geraamde netlevering naar 5.600 MWhe/kalenderjaar dan ook terecht aangemerkt als een nieuwe aanvraag.
en
“Naar het oordeel van het College heeft verweerder zijn stelling dat het subsidiebudget op het moment dat appellant heeft gevraagd om de productieraming netlevering te verhogen reeds was uitgeput, (..) voldoende onderbouwd.Dit brengt met zich dat verweerder ingevolge artikel 4:25, tweede lid, Awb gehouden was de nieuwe aanvraag om subsidie af te wijzen.”
In zijn uitspraak van 1 september 2010, LJN BN6720, overweegt het College dat wijzigingen na het indienen van de aanvragen slechts mogelijk zijn als deze van ondergeschikte aard zijn.
Deze rechtspraak bevestigt dat de aanvullende aanvraag van 1 september 2008 als een nieuwe aanvraag moet worden gezien. Die aanvraag is na de sluitingstermijn ingediend.
Beroep op de verkeerde voorlichting/vertrouwensbeginsel
5.5. Appellant stelt door verkeerde voorlichting van verweerder te zijn afgehouden van het tijdig indienen van de (aanvullende) aanvraag.
5.6 Anders dan appellant blijkbaar meent, bevatte verweerders website voor 10 april 2010 geen onjuiste informatie, nu uitdrukkelijk melding wordt gemaakt van het nog lopende onderzoek naar subsidiemogelijkheden van voor 1 april 2008 geplaatste zonnepanelen. Verder heeft verweerder naar het oordeel van het College met de verklaring van zijn technisch applicatiebeheerder van 13 oktober 2009 voldoende onderbouwd dat hij zijn website per 10 april 2010 op de boven aangegeven wijze had aangepast.
5.7 Onder deze omstandigheden is het, wat daarvan ook de gevolgen zouden zijn, niet aannemelijk dat onjuiste voorlichting van de kant van verweerder appellant van het tijdig indienen van een aanvullende aanvraag heeft afgehouden.
5.8 Het beroep slaagt niet.
5.9 Voor een proceskostenveroordeling ziet het College geen aanleiding.
6. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. R.C. Stam in tegenwoordigheid van mr. M.J. van Veen als griffier en uitgesproken in het openbaar op 27 mei 2011.
w.g. R.C. Stam w.g. M.J. van Veen