ECLI:NL:CBB:2011:BQ8662
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Voorlopige voorziening
- E.R. Eggeraat
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake tariefbeschikking gezondheidszorg door College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 15 juni 2011 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van Stichting Koepel van DBC-vrije Praktijken van Psychotherapeuten en Psychiaters en andere verzoekers tegen de Nederlandse Zorgautoriteit. De verzoekers hadden eerder een beroep ingesteld tegen een besluit van de Zorgautoriteit van 7 augustus 2008, waarin hun bezwaren tegen een tariefbeschikking op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg ongegrond waren verklaard. Het College had in een eerdere uitspraak op 2 augustus 2010 het beroep van de verzoekers gegrond verklaard en de Zorgautoriteit opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. In afwachting van deze nieuwe beslissing had het College een voorlopige voorziening getroffen, die de verplichting om diagnose-informatie en lekenomschrijving op declaraties te vermelden, schorste.
Op 8 april 2011 had de Zorgautoriteit een nieuw besluit genomen, waarin de bezwaren van de verzoekers wederom ongegrond werden verklaard. Hierop hebben de verzoekers op 10 mei 2011 opnieuw beroep ingesteld en verzocht om voortzetting van de voorlopige voorziening. De Zorgautoriteit gaf aan bereid te zijn om handhavingsmaatregelen op te schorten, mits het verzoek om voorziening werd ingetrokken en de bodemprocedure versneld zou worden behandeld.
De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen overwegende bezwaren zijn tegen het voortduren van de voorlopige voorziening, mits de bodemprocedure versneld wordt behandeld. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, zodat de verplichting om diagnose-informatie en lekenomschrijving te vermelden op declaraties voor de verzoekers wordt geschorst totdat het College in de bodemzaak uitspraak zal hebben gedaan. De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat deze voorziening alleen geldt voor de verzoekers, maar dat inwilliging van soortgelijke verzoeken van andere appellanten voor de hand ligt.