ECLI:NL:CBB:2011:BR2934

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
1 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/402
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperking van kennisneming van stukken in bestuursrechtelijke procedure omtrent exploitatievergunningen voor speelautomatenhallen

In deze zaak, die werd behandeld door het College van Beroep voor het bedrijfsleven, ging het om de weigering van de burgemeester van Amsterdam om de exploitatievergunning voor twee speelautomatenhallen van Redlight Casino te verlengen. De burgemeester had op 18 april 2011 besloten om de vergunning niet te verlengen, waarop verzoeker A op 11 mei 2011 bezwaar maakte en een verzoek om een voorlopige voorziening indiende. De burgemeester had echter stukken overgelegd die alleen door de voorzieningenrechter mochten worden ingezien, op basis van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam heeft het verzoek doorgezonden naar het College.

Het College moest beoordelen of de beperking van de kennisneming van de negen stukken gerechtvaardigd was. Het College stelde vast dat er een belangenafweging moest plaatsvinden tussen het belang van openbaarheid en het belang van bescherming van gegevens. Het College oordeelde dat de burgemeester verplicht was om de adviezen van het Bureau bibob aan de voorzieningenrechter te zenden, maar dat de beperking van de kennisneming van deze adviezen gerechtvaardigd was, behalve voor verzoeker A, die al inzage had gehad in de adviezen in het kader van zijn zienswijze.

Daarnaast oordeelde het College dat de beperking van de kennisneming van zes brieven van het Bureau bibob niet gerechtvaardigd was, omdat deze brieven ook aan verzoeker A ter beschikking waren gesteld, zij het met weglakking van persoonlijke gegevens van ambtenaren. Het College verzocht verzoeker A om uiterlijk op 15 juli 2011 schriftelijk kenbaar te maken of hij instemde met de uitspraak van de voorzieningenrechter op basis van de adviezen van het Bureau bibob. De beslissing van het College bevestigde de noodzaak van transparantie in bestuursrechtelijke procedures, terwijl tegelijkertijd de bescherming van gevoelige informatie werd gewaarborgd.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 11/402 1 juli 2011
29030 Wet op de kansspelen
Exploitatievergunning
Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak van:
A, RLC 1 B.V. en RLC 2 B.V., allen te Amsterdam (hierna: A), verzoekers,
gemachtigde: mr. R. Verduijn, advocaat te Haarlem,
tegen
de burgemeester van Amsterdam (hierna: de burgemeester), verweerder,
gemachtigden: M. Boermans, S. Haavekost en A. Buijs, allen gemeenteambtenaar.
1. Het procesverloop
Bij besluit van 18 april 2011 heeft de burgemeester geweigerd om de exploitatievergunning te verlengen voor de twee speelautomatenhallen van Redlight Casino aan de Molensteeg 1 en de Oudezijds Achterburgwal 30 te Amsterdam.
Tegen dit besluit heeft A op 11 mei 2011 bezwaar gemaakt. Op dezelfde datum heeft A de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De burgemeester heeft vervolgens stukken overgelegd die op de zaak betrekking hebben, en daarbij gemotiveerd meegedeeld dat van negen stukken uitsluitend de voorzieningenrechter kennis zal mogen nemen, onder verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
De voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam heeft het verzoek om voorlopige voorziening op 23 mei 2011 doorgezonden aan de voorzieningenrechter van het College.
A heeft het verzoek schriftelijk nader toegelicht. De burgemeester heeft een reactie gegeven op het verzoek.
A en de burgemeester hebben zich verder uitgelaten over de mededeling door de burgemeester als bedoeld in artikel 8:29 Awb.
2. De beoordeling
2.1 De stukken die zijn opgesomd in de brief waarin de burgemeester heeft meegedeeld dat uitsluitend de voorzieningenrechter ervan kennis mag nemen, zijn de volgende:
- de twee adviezen van het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: het Bureau bibob) van 4 december 2007 en 9 december 2009;
- een brief van 10 december 2009 van het Bureau bibob aan de gemeente Amsterdam met een correctie van het tweede advies;
- zes brieven van Bureau bibob van 9 augustus 2007, 23 augustus 2007, 27 september 2007, 7 september 2009, 26 oktober 2009 en 3 december 2009 over de termijn waarbinnen de twee adviezen zouden worden gegeven.
In de map met de stukken waarop de mededeling van de burgemeester ziet, bevinden zich nog drie brieven, namelijk een brief van 6 november 2009 van de burgemeester aan A, en twee brieven van 1 augustus 2007 en van 4 september 2009 van de gemeente Amsterdam aan het Bureau bibob, inhoudende een overzicht van de stukken die aan het Bureau bibob zijn toegezonden in het kader van de twee adviesaanvragen. Nu de mededeling als bedoeld in artikel 8:29 Awb niet uitdrukkelijk ziet op deze drie brieven, de eerste brief al in het bezit is van A en de tweede en derde brief geen informatie bevat die noopt tot de conclusie dat de mededeling kennelijk abusievelijk niet daarop betrekking heeft, is het College van oordeel dat geen beslissing hoeft te worden genomen ten aanzien van deze drie brieven. Het College zal deze brieven terugzenden aan de burgemeester. De burgemeester kan vervolgens de stukken zonder meer indienen, ofwel de stukken indienen met een gemotiveerde mededeling als bedoeld in artikel 8:29 Awb.
2.2 Beoordeeld moet worden of beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is voor de negen stukken waarop de mededeling betrekking heeft. Het College stelt daarbij voorop dat deze beoordeling uitsluitend betrekking heeft op de procedure inzake het verzoek om voorlopige voorziening.
De beoordeling of de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is, vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt het belang dat partijen over en weer gelijkelijk beschikken over relevante informatie en dat de rechter alle informatie heeft die nodig is om de zaak juist en zorgvuldig af te doen. Anderzijds kan openbaarmaking van gegevens de belangen van een partij of van een derde, dan wel het algemeen belang onevenredig schaden.
2.3 Over de twee adviezen van het Bureau bibob en de correctie van het tweede advies overweegt het College dat deze behoren tot de op de zaak betrekking hebbende stukken. Anders dan A heeft betoogd, rust daarom op de burgemeester de verplichting om de (gecorrigeerde) adviezen aan de voorzieningenrechter te zenden, gelet op artikel 8:83, eerste lid, tweede volzin, Awb. Eveneens in afwijking van wat A heeft betoogd, is artikel 8:29 Awb op zichzelf wel van toepassing als een besluit is gebaseerd op een uitgebracht advies van het Bureau bibob. Niettemin moet artikel 8:29 Awb zo veel mogelijk worden toegepast in het licht van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet bibob). Daarbij is met name van belang dat een ieder verplicht is tot geheimhouding van gegevens met betrekking tot een derde, op grond van artikel 28, eerste lid, Wet bibob. Wel moet de indiener van een aanvraag van een vergunning die heeft geleid tot het uitbrengen van een advies door het Bureau bibob, de gelegenheid worden geboden het advies in te zien indien hij gebruik wenst te maken van de mogelijkheid om zijn zienswijze kenbaar te maken, zo volgt uit artikel 28, derde lid, Wet bibob.
Het College is van oordeel dat gelet op artikel 28, eerste lid, Wet bibob de beperking van de kennisneming van de twee adviezen en de correctie op het tweede advies gerechtvaardigd is, behalve ten aanzien van A. A heeft immers in het kader van het uitbrengen van een zienswijze over de weigering om de exploitatievergunningen te verlengen, al inzage gehad in de adviezen op grond van artikel 33, eerste lid, Wet bibob. Er is daarom geen gewichtige reden om hem in de onderhavige procedure inzage te onthouden.
2.4 Beperking van de kennisneming van de zes brieven van Bureau bibob over de termijn waarbinnen de twee adviezen zouden worden gegeven, acht het College niet gerechtvaardigd. Deze brieven zijn ook ter beschikking gesteld aan A, zij het dat de namen en telefoonnummers van de behandelend ambtenaren bij de gemeente Amsterdam en bij het Bureau bibob zijn weggelakt. Het College is van oordeel dat als het beroepsmatig handelen van een ambtenaar betreft, over het algemeen geen sprake zal zijn van een op grond van de persoonlijke levenssfeer te beschermen belang. In de motivering die de burgemeester ten grondslag heeft gelegd aan zijn mededeling dat uitsluitend de voorzieningenrechter kennis mag nemen van de stukken, ziet het College in het onderhavige geval geen aanleiding voor een andersluidend oordeel. Het College zal de brieven daarom aan de burgemeester terugzenden.
2.5 Het College verzoekt A uiterlijk op 15 juli 2011 schriftelijk kenbaar te maken of hij ermee instemt dat de voorzieningenrechter mede op grondslag van de twee adviezen van het Bureau bibob en de correctie op het tweede advies uitspraak doet op het verzoek om voorlopige voorziening. Indien A daarmee instemt, zal aan A geen afschrift worden verstrekt van deze stukken, maar zal hij daarin wel inzage kunnen krijgen. Indien A gebruik wil maken van deze mogelijkheid, dient hij contact op te nemen met de griffie van het College.
3. De beslissing
Het College:
I. beslist dat beperking van de kennisneming van de twee adviezen van het Bureau bibob van 4 december 2007 en
9 december 2009 en de brief van 10 december 2009 van het Bureau bibob aan de gemeente Amsterdam met een
correctie van het tweede advies, gerechtvaardigd is te achten, behalve ten aanzien van A;
II. verzoekt A uiterlijk op 15 juli 2011 schriftelijk kenbaar te maken of hij ermee instemt dat de voorzieningenrechter mede op
grondslag van de hiervoor onder I. genoemde stukken uitspraak doet op het verzoek om voorlopige voorziening;
III. beslist dat beperking van de kennisneming van de brieven van Bureau bibob van 9 augustus 2007, 23 augustus 2007,
27 september 2007, 7 september 2009, 26 oktober 2009 en 3 december 2009, niet gerechtvaardigd is te achten.
Aldus gegeven op 1 juli 2011 door mr. C.J. Waterbolk, in tegenwoordigheid van mr. M.B.L. van der Weele, als griffier.
w.g. C.J. Waterbolk w.g. M.B.L. van der Weele