2.2 In geschil is of van appellant mag worden verlangd dat hij bij zijn aanvraag een uitdraai van de routeplanner van Routenet aanlevert.
2.3 Het College overweegt dat de VWA namens verweerder bevoegd is op grond van de Verordening en artikel 77, tweede lid, sub f, van de Gwd te beslissen op een aanvraag om een exportcertificaat van slachtschapen en dat ingevolge artikel 4, eerste lid, sub e van de Verordening tijdens het transport een document betreffende de verwachte duur van het voorgenomen transport aanwezig dient te zijn.
Uit artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) vloeit voort dat op het bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de verplichting rust de nodige gegevens te verzamelen omtrent de relevante feiten en omstandigheden. Voor de gevallen, zoals het onderhavige, waarin niet bij wettelijk voorschrift is bepaald welke gegevens nodig zijn voor de beoordeling van een aanvraag, bepaalt artikel 4:2, tweede lid, van de Awb dat de aanvrager van een besluit de gegevens en bescheiden verschaft die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. In dat geval is de beoordeling welke gegevens en bescheiden nodig zijn overgelaten aan het bestuursorgaan.
Verweerder heeft het standpunt ingenomen dat een uitdraai van Routenet nodig is om een beslissing op de aanvraag te nemen en dit standpunt neergelegd in de Instructie.
2.4 Appellant heeft gesteld dat de door de VWA op haar internetsite gepubliceerde Instructie niet bindend is, omdat zij niet is gepubliceerd in de Staatscourant of een ander medium van bekendmaking voor een ieder bindende voorschriften. De stelling van appellant is in zoverre juist dat de Instructie geen bindend voorschrift is maar een samenstel van regels waarin, onder verwijzing naar EU-regelgeving en nationale regelgeving, voorwaarden zijn beschreven waaraan voldaan moet worden indien schapen of geiten in het intracommunautaire handelsverkeer worden gebracht. Ingevolge de artikelen 4 en 5 van de Verordening, welke bepalingen een ieder verbindende voorschriften bevatten, rust op appellant de verplichting om bij de export van schapen op elk gewenst moment aan de bevoegde autoriteit informatie te geven over de verwachte duur van het transport. Teneinde de bevoegde autoriteiten hierover informatie te verstrekken verlangt verweerder dat appellant bij zijn aanvraag een uitdraai van Routenet inzendt. Naar het oordeel van het College heeft verweerder daarmee niet een onjuiste uitleg aan artikel 4, eerste lid sub e van de Verordening gegeven.
Voor zover appellant heeft willen betogen dat verweerder van hem niet mag verlangen dat hij kennis moet nemen van de Instructie, wijst het College er op dat verweerder dit ook niet vergt van appellant. Na ontvangst van de naar het oordeel van verweerder niet complete aanvraag heeft verweerder appellant verzocht om een uitdraai van Routenet in te zenden.
2.5 Appellant stelt voorts dat het opvragen van een Routenet uitdraai niet nodig is omdat hij in het aanmeldingsformulier het adres van de bestemming en de verwachte reisduur van 1 uur heeft aangegeven en tevens het nummer van het door hem in TRACES aangemaakte gezondheidscertificaat. In dit gezondheidsdocument wordt automatisch aan de hand van de plaats van vertrek en de plaats van bestemming de verwachte reisduur berekend. Verweerder heeft toegelicht dat het gezondheidscertificaat in TRACES waar appellant naar verwijst de verwachte reisduur bepaalt maar daarbij uitgaat van een hemelsbreed gemeten afstand. De informatie van Routenet is meer specifiek omdat Routenet de reisduur bepaalt aan de hand van de afstand over de weg en ook met andere reisduurverlengende omstandigheden, zoals omrijdroutes en eventuele verplichte rustpauzes rekening houdt.
2.6 Naar het oordeel van het College heeft verweerder gemotiveerd uiteengezet dat het TRACES systeem niet die informatie aanlevert die hij redelijkerwijs behoeft om het transport van de schapen te beoordelen in het licht van het bepaalde in artikel 4, eerste lid, sub e, van de Verordening en artikel 77, tweede lid, onder f, van de Gwd. Daaraan doet niet af dat in het geval van appellant, die zijn schapen over een afstand van circa 60 kilometer moest vervoeren, de door middel van TRACES en Routenet berekende reistijd nagenoeg gelijk was. Uit TRACES volgt immers niet de route waarlangs het transport plaats zal vinden.
2.7 Aangezien appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet redelijkerwijs over de gevraagde uitdraai de beschikking kan krijgen, heeft verweerder op goede gronden overlegging van de uitdraai kunnen verlangen.
2.8 Nu verweerder op goede gronden heeft vastgesteld dat de door appellant verstrekte bescheiden onvoldoende waren voor de beoordeling van de aanvraag en appellant gelegenheid is geboden de aanvraag aan te vullen, maar daarvan geen gebruik heeft gemaakt, heeft verweerder in redelijkheid kunnen besluiten de aanvraag op de voet van artikel 4:5, eerste lid, onder c, van de Awb niet te behandelen en die beslissing bij het bestreden besluit te handhaven.
2.9 Voorts heeft appellant betoogd dat bij het optreden van de VWA medewerkers sprake is van ambtelijke willekeur omdat hij al vier keer eerder dieren met een exportcertificaat heeft geëxporteerd zonder dat hij een Routenet uitdraai moest overleggen. Het College onderschrijft het standpunt van verweerder dat dit ambtelijke vergissingen zijn geweest en dit niet betekent dat gemaakte fouten herhaald moeten worden.
2.10 Het beroep is ongegrond.
2.11 Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.