ECLI:NL:CBB:2011:BT6909

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
22 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/78
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanvraag voor een exportcertificaat voor levende schapen en geiten

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 22 september 2011 uitspraak gedaan in het geschil tussen appellant A, die een aanvraag voor een exportcertificaat voor levende schapen en geiten had ingediend, en de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Appellant had op 9 maart 2009 een aanmeldingsformulier voor de export van levende dieren ingediend, maar de aanvraag werd door de Voedsel- en Warenautoriteit (VWA) als incompleet beschouwd omdat een uitdraai van de routeplanner 'Routenet' ontbrak. Ondanks een verzoek van de VWA om deze uitdraai te overleggen, heeft appellant hier niet op gereageerd, wat leidde tot de terugzending van de aanvraag.

Appellant maakte bezwaar tegen het besluit van de VWA, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Vervolgens heeft appellant beroep ingesteld bij het College, dat zich moest buigen over de vraag of de VWA terecht had geëist dat appellant een uitdraai van Routenet bij zijn aanvraag zou voegen. Het College overwoog dat de VWA op grond van de Verordening en de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren bevoegd was om deze eis te stellen. Het College concludeerde dat de informatie van Routenet noodzakelijk was voor de beoordeling van de aanvraag, omdat deze meer gedetailleerde informatie biedt over de verwachte duur van het transport dan het gezondheidscertificaat in het TRACES-systeem.

Het College oordeelde dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij niet over de gevraagde uitdraai kon beschikken en dat de VWA op goede gronden had besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen. Het beroep van appellant werd ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van het aanleveren van volledige en correcte informatie bij aanvragen voor exportcertificaten, en bevestigt de bevoegdheid van de VWA om aanvullende documentatie te eisen.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 10/78 22 september 2011
11219 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
Regeling dierenvervoer 2007
Uitspraak in de zaak van:
A, te B, appellant,
tegen
de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
voorheen de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
gemachtigde: mr. N.N.A. Alam, werkzaam bij verweerder.
1. Het procesverloop
Appellant heeft verweerder een aanmeldingsformulier export levende dieren gezonden met als dagtekening 9 maart 2009.
Een medewerker van de Voedsel- en Warenautoriteit (hierna: VWA) heeft appellant op 12 maart 2009 gebeld met de mededeling dat de aanvraag niet compleet was vanwege het ontbreken van een uitdraai van de routeplanner “Routenet” en met het verzoek of appellant die uitdraai alsnog wilde overleggen.
Appellant heeft aan dat verzoek niet voldaan. Daarop heeft verweerder de aanvraag diezelfde dag teruggestuurd aan appellant onder vermelding van de mededeling “Aanvraag niet compleet, wordt niet in behandeling genomen”.
Bij brief van 22 maart 2009 heeft appellant tegen dat besluit bezwaar gemaakt.
Op 21 juli 2009 heeft appellant in een telefonische toelichting verweerder te kennen gegeven geen gebruik te willen maken van de gelegenheid om zijn bezwaarschrift in een hoorzitting mondeling toe te lichten.
Vervolgens heeft verweerder bij besluit van 8 december 2009 het bezwaar ongegrond verklaard.
Appellant heeft bij brief van 12 januari 2010, bij het College binnengekomen op 19 januari 2010, beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 8 december 2009 (hierna: bestreden besluit).
Bij brief van 23 februari 2010 heeft verweerder een verweerschrift ingediend en de op de zaak betrekking hebbende stukken toegezonden.
Op 21 juni 2011 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij appellant in persoon is verschenen en verweerder bij gemachtigde voornoemd.
2. De beoordeling van het geschil
2.1 In artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1/2005 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten (hierna: de Verordening) is het volgende bepaald:
"1. Dieren mogen alleen worden vervoerd wanneer in het voertuig documenten met de volgende gegevens aanwezig zijn:
a. de herkomst en de eigenaar;
b. de plaats van vertrek;
c. datum en uur van vertrek;
d. de plaats van bestemming;
e. de verwachte duur van het voorgenomen transport.
2. De vervoerder stelt de in lid 1 bedoelde documenten desgevraagd ter beschikking van de bevoegde autoriteit."
In artikel 5 van de Verordening is onder meer het volgende bepaald:
“3. De organisatoren zorgen er voor elk transport voor dat:
(…)
b) een natuurlijke persoon belast wordt met het op elk gewenst moment verstrekken van informatie aan de bevoegde autoriteit over de planning, uitvoering en voltooiing van het transport.”
In artikel 77 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (hierna: Gwd) is onder meer het volgende bepaald:
"1. Het anders dan in doorvoer brengen van vee of pluimvee buiten Nederland is verboden.
2. Het in het eerste lid vermelde verbod geldt niet indien de dieren overeenkomstig door Onze Minister gestelde regelen zijn voorzien van een of meer merken en vergezeld gaan van een of meer bewijsstukken aangebracht onderscheidenlijk afgegeven op grond van een van Rijkswege ingesteld onderzoek ten bewijze dat voldaan is aan de met het oog op deze uitvoer door hem gestelde eisen met betrekking tot:
a. de identificatie der dieren;
b. de gezondheidstoestand der dieren;
c. de voorbehoedende behandeling der dieren;
d. de bedrijven waarop de dieren hebben verbleven en de gezondheidstoestand der dieren op die bedrijven;
e. de markten waarop de dieren zijn aangekocht en de plaatsen waarop de dieren zijn verzameld;
f. de vervoermiddelen alsmede de inlading en het vervoer der dieren;
g. andere onderwerpen, voor zover de nakoming van internationale overeenkomsten of van volkenrechtelijke organisaties zulks met zich brengt.
(…)."
In artikel 6 van de Regeling dierenvervoer 2007 zijn onder andere ambtenaren van de VWA als bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de Verordening aangewezen.
Artikel 4.1.2 van de VWA-instructie aan en afvoer levende schapen en geiten vanaf een verzamelcentrum of boerderij (hierna: de Instructie) luidt:
“Vanaf de boerderij kunnen zowel slachtschapen en (…) geëxporteerd worden naar andere lidstaten. (…) Een uitdraai van de Routeplanner “Routenet” dient met de volledig ingevulde exportaanvraag meegezonden te worden en bij lang transport moet tevens afdeling 1 van het journaal aangeleverd worden.(…)”
2.2 In geschil is of van appellant mag worden verlangd dat hij bij zijn aanvraag een uitdraai van de routeplanner van Routenet aanlevert.
2.3 Het College overweegt dat de VWA namens verweerder bevoegd is op grond van de Verordening en artikel 77, tweede lid, sub f, van de Gwd te beslissen op een aanvraag om een exportcertificaat van slachtschapen en dat ingevolge artikel 4, eerste lid, sub e van de Verordening tijdens het transport een document betreffende de verwachte duur van het voorgenomen transport aanwezig dient te zijn.
Uit artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) vloeit voort dat op het bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de verplichting rust de nodige gegevens te verzamelen omtrent de relevante feiten en omstandigheden. Voor de gevallen, zoals het onderhavige, waarin niet bij wettelijk voorschrift is bepaald welke gegevens nodig zijn voor de beoordeling van een aanvraag, bepaalt artikel 4:2, tweede lid, van de Awb dat de aanvrager van een besluit de gegevens en bescheiden verschaft die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. In dat geval is de beoordeling welke gegevens en bescheiden nodig zijn overgelaten aan het bestuursorgaan.
Verweerder heeft het standpunt ingenomen dat een uitdraai van Routenet nodig is om een beslissing op de aanvraag te nemen en dit standpunt neergelegd in de Instructie.
2.4 Appellant heeft gesteld dat de door de VWA op haar internetsite gepubliceerde Instructie niet bindend is, omdat zij niet is gepubliceerd in de Staatscourant of een ander medium van bekendmaking voor een ieder bindende voorschriften. De stelling van appellant is in zoverre juist dat de Instructie geen bindend voorschrift is maar een samenstel van regels waarin, onder verwijzing naar EU-regelgeving en nationale regelgeving, voorwaarden zijn beschreven waaraan voldaan moet worden indien schapen of geiten in het intracommunautaire handelsverkeer worden gebracht. Ingevolge de artikelen 4 en 5 van de Verordening, welke bepalingen een ieder verbindende voorschriften bevatten, rust op appellant de verplichting om bij de export van schapen op elk gewenst moment aan de bevoegde autoriteit informatie te geven over de verwachte duur van het transport. Teneinde de bevoegde autoriteiten hierover informatie te verstrekken verlangt verweerder dat appellant bij zijn aanvraag een uitdraai van Routenet inzendt. Naar het oordeel van het College heeft verweerder daarmee niet een onjuiste uitleg aan artikel 4, eerste lid sub e van de Verordening gegeven.
Voor zover appellant heeft willen betogen dat verweerder van hem niet mag verlangen dat hij kennis moet nemen van de Instructie, wijst het College er op dat verweerder dit ook niet vergt van appellant. Na ontvangst van de naar het oordeel van verweerder niet complete aanvraag heeft verweerder appellant verzocht om een uitdraai van Routenet in te zenden.
2.5 Appellant stelt voorts dat het opvragen van een Routenet uitdraai niet nodig is omdat hij in het aanmeldingsformulier het adres van de bestemming en de verwachte reisduur van 1 uur heeft aangegeven en tevens het nummer van het door hem in TRACES aangemaakte gezondheidscertificaat. In dit gezondheidsdocument wordt automatisch aan de hand van de plaats van vertrek en de plaats van bestemming de verwachte reisduur berekend. Verweerder heeft toegelicht dat het gezondheidscertificaat in TRACES waar appellant naar verwijst de verwachte reisduur bepaalt maar daarbij uitgaat van een hemelsbreed gemeten afstand. De informatie van Routenet is meer specifiek omdat Routenet de reisduur bepaalt aan de hand van de afstand over de weg en ook met andere reisduurverlengende omstandigheden, zoals omrijdroutes en eventuele verplichte rustpauzes rekening houdt.
2.6 Naar het oordeel van het College heeft verweerder gemotiveerd uiteengezet dat het TRACES systeem niet die informatie aanlevert die hij redelijkerwijs behoeft om het transport van de schapen te beoordelen in het licht van het bepaalde in artikel 4, eerste lid, sub e, van de Verordening en artikel 77, tweede lid, onder f, van de Gwd. Daaraan doet niet af dat in het geval van appellant, die zijn schapen over een afstand van circa 60 kilometer moest vervoeren, de door middel van TRACES en Routenet berekende reistijd nagenoeg gelijk was. Uit TRACES volgt immers niet de route waarlangs het transport plaats zal vinden.
2.7 Aangezien appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet redelijkerwijs over de gevraagde uitdraai de beschikking kan krijgen, heeft verweerder op goede gronden overlegging van de uitdraai kunnen verlangen.
2.8 Nu verweerder op goede gronden heeft vastgesteld dat de door appellant verstrekte bescheiden onvoldoende waren voor de beoordeling van de aanvraag en appellant gelegenheid is geboden de aanvraag aan te vullen, maar daarvan geen gebruik heeft gemaakt, heeft verweerder in redelijkheid kunnen besluiten de aanvraag op de voet van artikel 4:5, eerste lid, onder c, van de Awb niet te behandelen en die beslissing bij het bestreden besluit te handhaven.
2.9 Voorts heeft appellant betoogd dat bij het optreden van de VWA medewerkers sprake is van ambtelijke willekeur omdat hij al vier keer eerder dieren met een exportcertificaat heeft geëxporteerd zonder dat hij een Routenet uitdraai moest overleggen. Het College onderschrijft het standpunt van verweerder dat dit ambtelijke vergissingen zijn geweest en dit niet betekent dat gemaakte fouten herhaald moeten worden.
2.10 Het beroep is ongegrond.
2.11 Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
3. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. W.A.J. van Lierop, mr. M. van Duuren en mr. G.P. Kleijn, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Voskamp als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 22 september 2011
w.g. W.A.J. van Lierop w.g. M.A. Voskamp