ECLI:NL:CBB:2011:BU4613

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
22 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/352
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang tot controle op landbouwbedrijf geweigerd door appellante

In deze zaak heeft appellante, A B.V., beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, waarin de bedrijfstoeslag voor 2008 op nihil werd vastgesteld. Dit besluit was genomen omdat appellante op 11 november 2008 de controle door de Algemene Inspectiedienst verhinderde. De controleurs waren gekomen om de naleving van de randvoorwaarden te controleren, maar kregen geen toegang tot het bedrijf. Appellante betwistte dat zij de controle had verhinderd en voerde aan dat de omstandigheden op dat moment, waaronder een transport van varkens en ziekte van een medewerker, overmacht vormden.

De rechtbank oordeelde dat appellante de controle op 11 november 2008 daadwerkelijk had verhinderd. D, de directeur van appellante, had de controleurs uitdrukkelijk de toegang tot het bedrijf geweigerd. Het College achtte het verslag van de controleurs juist en volledig en was niet overtuigd van de stelling van appellante dat zij de controleurs had voorgesteld om alvast te beginnen met de controle.

Daarnaast oordeelde het College dat appellante niet binnen de vereiste termijn van tien werkdagen melding had gemaakt van de overmacht, waardoor haar beroep op overmacht niet slaagde. Ook werd vastgesteld dat de controleurs hun legitimatiebewijs correct hadden getoond en dat appellante niet het recht had om een kopie van dit legitimatiebewijs te maken.

Uiteindelijk verklaarde het College het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af. De uitspraak werd gedaan op 22 juli 2011.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 10/352 22 juli 2011
5101 Regeling GLB-inkomenssteun 2006
Uitspraak in de zaak van:
A B.V., te B, appellante,
tegen
de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, verweerder,
gemachtigde: mr. D.L. Hoogenkamp, werkzaam bij verweerders Dienst Regelingen.
1. De procedure
Appellante heeft bij brief van 10 april 2010, bij het College binnengekomen op 14 april 2010, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 5 maart 2010.
Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellante tegen een besluit van 24 juni 2009 op grond van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 (hierna: de Regeling).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.
Op 10 juni 2011 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij namens appellante haar directeur C en namens verweerder zijn gemachtigde zijn verschenen.
2. De grondslag van het geschil
2.1 Artikel 23 van Verordening (EG) nr. 796/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 en (EG) nr. 73/2009 van de Raad, en inzake de randvoorwaarden waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 479/2008 van de Raad, luidt voor zover van belang:
" 1. De (…) controles ter plaatse (…) worden zo uitgevoerd dat een doeltreffende verificatie wordt gegarandeerd van de naleving van de voorwaarden voor de steunverlening en van de eisen en normen die relevant zijn in het kader van de randvoorwaarden.
2. Indien de landbouwer of zijn vertegenwoordiger de uitvoering van een controle ter plaatse verhindert, worden de betrokken steunaanvragen afgewezen.
Artikel 72 van Verordening (EG) nr. 796/2004 luidt:
" Gevallen van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden (…) moeten, samen met de relevante bewijzen (…), schriftelijk aan die autoriteit worden gemeld binnen tien werkdagen na de dag vanaf welke dit voor de landbouwer mogelijk is."
2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Appellante heeft bedrijfstoeslag aangevraagd. Naast C is D (middellijk) directeur van appellante. Zij zijn met elkaar gehuwd.
- Op (dinsdag) 11 november 2008 bezochten twee controleurs van de Algemene Inspectiedienst het bedrijf van appellante om een controle te verrichten op de naleving van de randvoorwaarden. Bij de voordeur stond D de controleurs te woord en dezen doen daarvan als volgt verslag:
" Wij hebben (…) onze naam en functie bekend gemaakt, ons gelegitimeerd (…) en het doel van onze komst medegedeeld. Mevrouw D deelde ons mede dat door ons geplande controle geen doorgang kon vinden. Op ons verzoek heeft mevrouw D overleg gepleegd met haar man. Na enige tijd deelde ze ons mede dat ook haar man niet kon instemmen met de (…) controle. Vervolgens hebben wij (...) medegedeeld dat, indien de (...) controle geen doorgang kon vinden, er zo mogelijk (…) consequenties aan verbonden konden worden, zoals korting dan wel uitsluiting op de uitbetaling van de toeslagrechten. Mevrouw D deelde ons mede dat hun standpunt niet gewijzigd werd. Wij hebben (..) het bedrijf onverrichter zake verlaten omstreeks 09.25 uur."
- en, als weergave van het gesprek met D:
" De controle kan vandaag niet doorgaan. Mijn man is aan het varkens laden en de stal aan het schoonmaken, een medewerker is ziek, en het komt gewoon niet uit dat jullie vandaag komen. Jullie moeten eerst een afspraak maken. Jullie moeten ook nooit op dinsdag komen, dan past het al helemaal niet. (...) Bovendien is mijn man vorige week nog naar de rechtbank geweest voor een zaak die met de controle van 2006 te maken heeft. Hij heeft daarvoor hoger beroep aangetekend. Dat moet eerst maar eens rond zijn. Dan pas mogen jullie hier weer komen voor een nieuwe controle. Het is maar goed dat mijn man jullie niet te woord staat, want hij gaat tot aan het plafond als hij jullie ziet. (…) Ik ben directeur (…), jullie krijgen geen toestemming om het bedrijf te betreden. Ik wil een kopie van jullie legitimatiebewijs (…)".
- Bij het besluit van 24 juni 2009 stelde verweerder de bedrijfstoeslag voor 2008 vast op nihil, omdat appellante de controle op 11 november 2008 verhinderde.
- Tegen dit besluit heeft appellante bezwaar gemaakt bij brief van 26 juni 2009.
- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
3. Het bestreden besluit
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van appellante ongegrond verklaard.
4. Het standpunt van appellante
Appellante betwist dat zij de controle op 11 november 2008 heeft verhinderd. De controle kwam alleen slecht uit, want op dat moment werd onder toezicht van een dierenarts een transport varkens voor de export geladen. De knecht was opgenomen in het ziekenhuis en C werd volledig in beslag genomen door het transport. D had net gedoucht en was gehaast, omdat zij op haar werk buiten het bedrijf werd verwacht. Zij had zelfs haar bril niet op. Ter zitting bracht appellante naar voren dat D de controleurs voorstelde om alvast de controle te beginnen en verder de afhandeling van het varkenstransport door haar man af te wachten. Het verslag van de controleurs, dat dit niet vermeldt, zou op dit punt onvolledig zijn.
De hiervoor geschetste bedrijfsomstandigheden verhinderden dat appellante medewerking kon geven aan de controle en in zoverre is volgens appellante sprake van overmacht.
Tenslotte heeft appellante aangevoerd dat de controleurs hun legitimatiebewijzen niet op leesafstand toonden en weigerden om een kopie van hun legitimatiebewijs te laten maken.
5. De beoordeling van het geschil
5.1 Het College is van oordeel dat appellante de controle op 11 november 2008 heeft verhinderd. D heeft namens appellante aan de controleurs uitdrukkelijk en stellig de toegang tot het bedrijf geweigerd. Het College neemt aan dat het verslag dat de controleurs van de gebeurtenissen hebben gemaakt juist en volledig is. Van de juistheid van de verklaring dat de controleurs is voorgesteld met de controle te beginnen in afwachting van de afhandeling van het varkenstransport, is het College niet overtuigd.
5.2 De omstandigheden waarop appellante zich tegenover de controleurs bij de controle beriep, rechtvaardigen niet dat zij de controleurs die dag de toegang weigerde tot haar bedrijf. Appellante liet, wat er overigens zij van het daarop gebaseerde beroep op overmacht, na hiervan binnen tien werkdagen melding te doen, zodat reeds daarom haar beroep op overmacht niet slaagt.
5.3 Ingevolge artikel 5:12, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht toont een toezichthouder zijn legitimatiebewijs desgevraagd aanstonds. De controleurs hebben hun legitimatiebewijs getoond. Het College heeft geen reden om aan te nemen dat de controleurs kan worden verweten hun legitimatiebewijs onvoldoende zichtbaar te hebben voorgehouden. Anders dan appellante meent, waren de controleurs niet gehouden haar toe te staan om een kopie van hun legitimatiebewijs te maken.
5.4 Het beroep slaagt niet.
5.5 Voor een proceskostenvergoeding ziet het College geen aanleiding.
6. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. W.E. Doolaard, mr. R.C. Stam en mr. H.O. Kerkmeester in tegenwoordigheid van mr. C.M. Leliveld als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2011.
w.g. W.E. Doolaard De griffier is buiten staat
de uitspraak te ondertekenen.