ECLI:NL:CBB:2011:BU4982

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
3 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/718
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
  • E.R. Eggeraat
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Subsidie voor zonneboiler en wijziging van installatie

In deze zaak heeft appellant, A, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, verweerder, inzake de vaststelling van een subsidie voor de installatie van een zonneboiler. Appellant had eerder een subsidie aangevraagd voor een zonneboiler van het merk Nefit, maar heeft uiteindelijk een andere zonneboiler van het merk Agpo geïnstalleerd. De subsidie was oorspronkelijk vastgesteld op € 3.582,-, maar bij de vaststelling op 30 maart 2010 werd dit bedrag verlaagd naar € 3.024,-, omdat de opbrengst van de nieuwe installatie lager was dan die van de oorspronkelijk aangevraagde zonneboiler. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze vaststelling, omdat hij van mening was dat de subsidie niet opnieuw beoordeeld had moeten worden bij de wijziging van de installatie.

De procedure begon met een beroep van appellant op 12 juli 2010, na een besluit van verweerder van 18 juni 2010, waarin het bezwaarschrift van appellant ongegrond werd verklaard. Tijdens de zitting op 22 september 2011 werd het standpunt van beide partijen besproken. Appellant stelde dat hij niet op de hoogte was van de mogelijkheid dat de subsidie opnieuw beoordeeld zou worden bij de keuze voor andere collectoren. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde echter dat het de verantwoordelijkheid van de subsidieaanvrager is om zich van de relevante wet- en regelgeving op de hoogte te stellen.

Het College concludeerde dat appellant had moeten begrijpen dat de subsidie lager zou worden vastgesteld bij de aanschaf van een zonneboiler met een lagere opbrengst. Het beroep van appellant werd ongegrond verklaard, en het College zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. E.R. Eggeraat, met mr. F.E. Mulder als griffier, op 3 november 2011.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
(vijfde enkelvoudige kamer)
AWB 10/718 3 november 2011
27308 Kaderwet EZ-subsidies
Subsidieregeling duurzame warmte voor bestaande woningen
Uitspraak in de zaak van:
A, te B, appellant,
tegen
de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,verweerder,
gemachtigden: mr. C. Cromheecke, ir. K. Sagel en mr. J. Weda, werkzaam bij agentschap NL.
1. De procedure
Appellant heeft bij brief van 8 juli 2010, bij het College binnengekomen op 12 juli 2010, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 18 juni 2010.
Bij dit besluit heeft verweerder het bezwaarschrift van appellant tegen het besluit van 30 maart 2010, waarbij verweerder de subsidie voor de installatie en ingebruikname van een zonneboiler heeft vastgesteld op € 3.024, ongegrond verklaard.
Bij brief van 7 september 2010 heeft verweerder een verweerschrift ingediend en de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.
De zaak is door een meervoudige kamer van het College verwezen naar een enkelvoudige kamer.
Op 22 september 2011 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij appellant en de gemachtigden van partijen zijn verschenen.
2. De grondslag van het geschil
2.1 De Tijdelijke energieregeling markt en innovatie (Stcrt. 2008, nr. 173, nadien gewijzigd; hierna: Subsidieregeling) bepaalde op het moment van subsidieverlening en voor zover hier van belang:
"Artikel 2.3
1. De hoogte van de subsidie voor zonneboilers, warmtepompen, niet zijnde lucht/waterwarmtepompen, en lucht/waterwarmtepompen wordt berekend door het aantal GJ of kWth te bepalen volgens de methode, opgenomen in bijlage 4, en dit getal te vermenigvuldigen met het bedrag, opgenomen in bijlage 5.
(…)"
In Bijlage 5 bij artikel 2.3 (subsidiebedragen per duurzame warmtemaatregel) is van 10 september 2008 tot 9 augustus 2009 bepaald dat voor een grote zonneboiler met een collectoroppervlak groter dan 6,0 m2 het subsidiebedrag € 180 per GJ bedraagt (Stcrt. 2008, nr. 173). Van 9 augustus 2009 tot 1 januari 2010 bedraagt het subsidiebedrag voor een grote zonneboiler met een collectoroppervlak groter dan 6,0 m2 € 125 per GJ (Stcrt. 2009, nr. 11836).
De Regeling van de Minister van Economische Zaken van 2 december 2009, nr. WJZ/9165300, houdende intrekking van een aantal subsidieregelingen in verband met de stroomlijning hiervan (Stcrt. 2009, 19654) bepaalt, voor zover hier van belang:
"ARTIKEL II
De volgende regelingen worden ingetrokken:
a. Tijdelijke energieregeling markt en innovatie;
(…)
ARTIKEL V
1. Voor zover nog sprake is van enige bestuursrechtelijke afdoening, met inbegrip van bezwaar- en beroepsprocedures, vindt deze overeenkomstig de regelingen, bedoeld in de artikelen I tot en met IV, plaats.
2. Bestaande aanspraken en verplichtingen bij, op grond of in het kader van de regelingen, bedoeld in de artikelen I tot en met IV, blijven in stand.
(…)
ARTIKEL VI
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2010."
2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Op 17 februari 2009 heeft appellant met een aanvraagformulier een subsidie aangevraagd in het kader van de Subsidieregeling ter zake van een zonneboiler met een collectoroppervlak groter dan 6,0 m2. Het betreft 5 collectoren van het merk Nefit SolarLine, type SCM-2V, met een opbrengst van 19,9 GJ.
- Bij besluit van 7 mei 2009 heeft verweerder appellant een subsidie verleend van maximaal € 3.582,- voor de installatie en ingebruikname van een zonneboiler met een collectoroppervlak groter dan 6 m2 en een opbrengst van 19,9 GJ.
- Bij brief van 30 december 2009 heeft appellant verzocht de subsidie vast te stellen, waarbij appellant heeft aangegeven een zonneboiler van het merk Agpo, type COL-IB9006215 te hebben geïnstalleerd met een collectoroppervlak van 11,35 m2.
- Bij brief van 1 februari 2010 heeft verweerder appellant om nadere informatie verzocht betreffende het aantal collectoren dat geplaatst is en gevraagd om een rapportage waaruit blijkt dat de zonnecollectoren zijn getest volgens NEN-EN 12975 of een gelijkwaardige test.
- Bij e-mail van 15 februari 2010 heeft appellant het testcertificaat van de aangeschafte collectoren overgelegd.
- Bij besluit van 30 maart 2010 heeft verweerder de subsidie vastgesteld op € 3.024,-omdat de opbrengst van de geplaatste collectoren 16,8 GJ bedraagt.
- Bij brief van 5 mei 2010 heeft appellant bezwaar gemaakt tegen dit besluit, omdat het vastgestelde bedrag € 558,- lager is dan bij de verlening is berekend.
- Bij e-mail van 1 juni 2010 heeft verweerder appellant de opbrengstberekeningen en testgegevens gestuurd van de zonnecollectoren.
- In een telefoongesprek van 3 juni 2010 heeft appellant kenbaar gemaakt dat hij geen gebruik wenste te maken van de mogelijkheid om te worden gehoord.
- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
3. Het bestreden besluit en het nadere standpunt van verweerder
Bij het bestreden besluit heeft verweerder zijn besluit om de subsidie op € 3.024,- vast te stellen gehandhaafd. Verweerder heeft daartoe, samengevat weergegeven, het volgende overwogen. Verweerder heeft appellant op 7 mei 2009 een subsidie verleend van maximaal € 3.582,- voor een zonneboiler met een collectoroppervlak groter dan 6,0 m2 van het merk Nefit, type SCM-2V, met een opbrengst van 19,9 GJ. Uit het vaststellingsverzoek dat verweerder op 4 januari 2010 heeft ontvangen, is gebleken dat appellant een ander systeem heeft laten installeren, namelijk een zonneboiler van Agpo, type COL-IB9006215 met een opbrengst van 16,8 GJ. Nu een ander systeem is aangeschaft, is volgens verweerder sprake van een nieuwe aanvraag. Omdat het subsidiebedrag op 9 augustus 2009 is verlaagd tot € 125, - per GJ, had verweerder de subsidie dienen vast te stellen op € 2100,-. Verweerder handhaaft zijn besluit om de subsidie op € 3.024,- vast te stellen op basis van € 180,- per GJ, omdat appellant door het indienen van een bezwaarschrift in beginsel niet in een nadelige positie mag komen.
Voorts merkt verweerder op dat hij appellant op 1 juni 2010 per mail heeft geïnformeerd over de berekening van de jaaropbrengst en dat hij daarop geen reactie van appellant heeft ontvangen.
Ter zitting heeft verweerder verklaard dat op de website van verweerder niet alleen het aanvraagformulier voor de subsidie staat, maar ook de relevante regelgeving.
4. Het standpunt van appellant
Appellant verlangt alsnog de toekenning van de verleende subsidie van € 3.582,-. Appellant stelt dat bij de subsidieaanvraag en subsidieverlening nergens wordt aangegeven dat bij de keuze voor andere collectoren, de subsidieaanvraag bij de subsidievaststelling opnieuw wordt beoordeeld volgens de dan geldende subsidie per GJ en dat de opbrengst van de collectoren opnieuw wordt vastgesteld. Ook op de site van – destijds – SenterNovem was hierover geen informatie te vinden. Appellant vindt dat uit een oogpunt van zorgplicht onzorgvuldig. Indien appellant in het aanvraagformulier was gewezen op de mogelijkheid dat verweerder de subsidieaanvraag opnieuw zou beoordelen bij een keuze voor andere collectoren, dan had hij niet het risico van een lagere subsidie gelopen door andere collectoren te plaatsen.
5. De beoordeling van het geschil
5.1 Vaststaat dat appellant een andere zonneboiler heeft geïnstalleerd dan de zonneboiler waarvoor subsidie was verleend. Tussen partijen is niet in geschil dat de geïnstalleerde zonneboiler een opbrengst heeft van 16,8 GJ. Het College stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit de subsidie heeft vastgesteld op basis van € 180,- per GJ, zijnde het subsidiebedrag dat gold op het moment van subsidieverlening. Voorts stelt het College vast dat het verschil tussen het bedrag van de subsidieverlening en het bedrag van de subsidievaststelling veroorzaakt wordt doordat appellant een systeem met een lagere opbrengst in GJ heeft geïnstalleerd.
5.2 Ten aanzien van de stelling van appellant dat hij niet wist dat verweerder de subsidieaanvraag opnieuw zou beoordelen indien hij andere collectoren zou plaatsen overweegt het College als volgt. Allereerst is het de verantwoordelijkheid van de subsidieaanvrager zelf om zich van de voor hem relevante wet- en regelgeving – al dan niet met hulp van een adviseur – op de hoogte te stellen. Ten tweede stelt het College vast dat in het aanvraagformulier specifiek gevraagd wordt naar de gegevens van de zonneboiler waarvoor subsidie wordt aangevraagd, zoals fabrikant, type, collectoroppervlak, jaaropbrengst en prijs. Daarnaast stelt het College vast dat de berekening van de hoogte van de subsidie in het aanvraagformulier gebaseerd is op de opbrengst in GJ van de desbetreffende zonneboiler. Het College is daarom van oordeel dat appellant ook uit het aanvraagformulier had kunnen begrijpen dat indien hij een andere zonneboiler met een lagere opbrengst zou aanschaffen dan ook de subsidie navenant lager zou worden vastgesteld.
Het College volgt appellant daarom niet in zijn betoog dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld doordat bij de subsidieaanvraag en subsidieverlening nergens wordt aangegeven dat bij de keuze voor andere collectoren, de subsidieaanvraag opnieuw wordt beoordeeld.
5.3 Het beroep wordt ongegrond verklaard. Het College ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
6. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. E.R. Eggeraat, in tegenwoordigheid van mr. F.E. Mulder als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 3 november 2011.
w.g. E.R. Eggeraat w.g. F.E. Mulder