ECLI:NL:CBB:2011:BU9081

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
22 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/1022
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • E.R. Eggeraat
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening van tandarts tegen prestatiebeschrijvingsbeschikking in kader van vrije prijzen in de mondzorg

In deze zaak heeft een tandarts, verzoeker, een verzoek om voorlopige voorziening ingediend tegen de prestatiebeschrijvingbeschikking van de Nederlandse Zorgautoriteit (verweerster), die per 1 januari 2012 vrije prijzen in de mondzorg zou invoeren. De tandarts betoogde dat de invoering van deze nieuwe regeling te snel en onvoldoende doordacht was, en dat hij geen spoedeisend belang had bij de invoering van de nieuwe tarieven. De voorzieningenrechter heeft de procedure op 16 december 2011 behandeld, waarbij zowel de tandarts als de gemachtigde van de verweerster aanwezig waren.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de tandarts bezwaar had gemaakt tegen de prestatiebeschrijvingbeschikking, die op 8 september 2011 was vastgesteld. De tandarts voerde aan dat de nieuwe regeling grote administratieve lasten met zich meebracht en dat de invoering van vrije tarieven niet haalbaar was binnen de gestelde termijn. Verweerster daarentegen stelde dat de invoering van vrije prijzen al lange tijd in voorbereiding was en dat er voldoende gelegenheid was geweest voor tandartsen om zich voor te bereiden op de veranderingen.

Na beoordeling van de argumenten van beide partijen, concludeerde de voorzieningenrechter dat er geen sprake was van kennelijke onrechtmatigheid van het besluit van verweerster. De voorzieningenrechter oordeelde dat de bezwaren van de tandarts niet voldoende zwaarwegend waren om de invoering van de nieuwe regeling uit te stellen. Het verzoek om voorlopige voorziening werd dan ook afgewezen, en de tandarts werd geacht zich per 1 januari 2012 aan de nieuwe regels te houden.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
Voorzieningenrechter
AWB 11/1022 22 december 2011
13950 - Wet marktordening gezondheidszorg
Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak van:
A, te X, verzoeker,
tegen
de Nederlandse Zorgautoriteit, verweerster,
gemachtigde: mr. A. Zelle, werkzaam bij verweerster.
1. De procedure
Op 8 september 2011 heeft verweerster de prestatiebeschrijvingbeschikking nr. TB/CA-7019-01 met de daarbij behorende prestatielijst vastgesteld, waarin op basis van de beleidsregel BR/CU-7033 Experiment vrije prijsvorming mondzorg, de prestaties zijn beschreven die met ingang van 1 januari 2012 door zorgaanbieders die mondzorg leveren
–met uitzondering van kaakchirurgen– in rekening kunnen worden gebracht.
Verzoeker heeft bij brief van 11 oktober 2011 tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Bij brief van 14 november 2011 heeft verzoeker zich tot de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht gewend met het verzoek een voorlopige voorziening te treffen, inhoudend dat de prestatiebeschrijvingbeschikking wordt vernietigd, of de ingangsdatum daarvan wordt uitgesteld. Dit verzoek is door de griffier van genoemde rechtbank bij brief van 21 november 2011 met toepassing van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) aan de voorzieningenrechter van het College doorgezonden.
Bij brief van 21 november 2011 heeft verweerster de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank Utrecht toegezonden. Deze stukken zijn bij brief van 22 november 2011 doorgezonden aan de voorzieningenrechter van het College.
Bij brief van 9 december 2011 heeft verweerster een reactie op het verzoek ingediend, alsmede een afschrift van het op 8 december 2011 genomen besluit op het bezwaar van
verzoeker, met bijlagen.
Gelet op het bepaalde in artikel 8:81, vijfde lid, Awb, is verzoeker vervolgens in de gelegenheid gesteld om beroep in te stellen tegen het besluit van 8 december 2011. Op 14 december 2011 is het beroepschrift van verzoeker tegen het besluit van 8 december 2011 ontvangen. Dit beroep is geregistreerd onder nr. AWB 11/1120.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 16 december 2011, waarbij verzoeker en de gemachtigde van verweerster zijn verschenen.
2. De grondslag van het geschil
Bij de beoordeling van het verzoek om voorlopige voorziening gaat de voorzieningen-rechter uit van de volgende feiten en omstandigheden.
- De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 21 juli 2011 een aanwijzing (Stcrt. 2011, nr. 13947) gegeven inzake de invoering van vrije tarieven in de mondzorg. Daarin is bepaald dat gedurende de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2014 voor de mondzorg, met uitzondering van chirurgische tandheelkundige hulp van specialistische aard, vrije tarieven gelden. Voorts is daarin bepaald, voor zover hier van belang, dat verweerster met ingang van 1 januari 2012 voor de hiervoor bedoelde mondzorg prestatiebeschrijvingen vaststelt en waar nodig beleidsregels of regels vaststelt.
- Ter uitvoering van voormelde aanwijzing, heeft verweerster op 6 september 2011 de beleidsregel BR/CU-7033 Experiment vrije prijsvorming mondzorg en de regeling NR/CU-708 Regeling mondzorg vastgesteld.
In de beleidsregel Experiment vrije prijsvorming mondzorg heeft verweerster het beleid met betrekking tot de prestatiebeschrijvingen voor de mondzorg ten behoeve van een markt met vrije prijzen vermeld.
In de Regeling mondzorg heeft verweerster administratievoorschriften, declaratie-voorschriften en transparantievoorschriften vastgesteld.
- Op 8 september 2011 heeft verweerster de prestatiebeschrijvingbeschikking nr. TB/CA-7019-01 met de daarbij behorende prestatielijst vastgesteld, waarin de prestaties zijn beschreven die met ingang van 1 januari 2012 door zorgaanbieders die mondzorg leveren –met uitzondering van kaakchirurgen– in rekening kunnen worden gebracht.
- Bij het bestreden besluit van 8 december 2011 heeft verweerster heeft het bezwaar van verzoeker tegen het besluit van 8 september 2011 ongegrond verklaard.
3. Het standpunt van verzoeker
Verzoeker heeft verzocht om de prestatiebeschrijvingbeschikking te vernietigen of de ingangsdatum daarvan uit te stellen en de huidige tarievenlijst in stand te laten, met vergoeding van de door hem in verband met deze kwestie gemaakte kosten.
Daartoe heeft verzoeker het volgende aangevoerd. Verzoeker is werkzaam als tandarts te X. Geen enkele tandarts zal vrije tarieven “sec” afwijzen, maar onder de huidige omstandigheden en de huidige voorwaarden bestaan ernstige bedenkingen tegen de invoering op zo’n korte termijn. De prestatiebeschrijvingbeschikking heeft enorme gevolgen op administratief, tandheelkundig en bedrijfskundig gebied. Zo worden bijvoorbeeld bij de vullingen handelingen zoals verdovingen erbij geclusterd, terwijl de helft van de patiënten geen verdoving wenst. Zij gaan daar echter wel voor betalen, omdat voor een vulling voortaan een all-in-tarief heeft te gelden. Een verdoving kan dan niet meer afzonderlijk in rekening worden gebracht. Door het gecluster van verrichtingen tot nieuwe “prestaties” kost het zeer veel tijd om de te hanteren tarieven te berekenen. Het is juist dat er korting gegeven mag worden, bijvoorbeeld als er bij een vulling niet verdoofd behoefde te worden. Maar dit geeft veel administratieve rompslomp. Eerst moet namelijk de prestatie (inclusief de verdoving) in rekening worden gebracht, vervolgens moet de niet-afgenomen verdoving weer als korting eraf worden gehaald.
De beroepsgroep wist niet waaraan zij begon, totdat pas in de laatste maanden duidelijk werd aan welke verplichtingen moet worden voldaan. Het maken van een prijslijst, waarbij ieder voor zich de vele tarieven moet berekenen, zonder onderling overleg, is onzinnig. Verder moet er een website worden gemaakt. Waar de rest van het bedrijfsleven reeds ruime ervaring heeft met het maken van berekeningen, heeft de tandheelkunde maar een paar maanden de tijd om dit voor elkaar te krijgen. Dat is niet haalbaar. Het experiment is onvoldoende doordacht. Van de zijde van verweerster is niet aangetoond dat er voldoende maatschappelijk draagvlak is om vrije prijzen in de mondzorg in te voeren, noch dat de overhaaste invoering per 1 januari 2012 noodzakelijk is.
Het nieuwe systeem kost verzoeker veel geld. De reeds voorgedrukte rekeningen kunnen niet meer worden gebruikt. Om aan de nieuwe eisen te voldoen zou ofwel een extra admininstratieve kracht moeten worden aangesteld, of een computersysteem aangeschaft moeten worden. Daarbij komt dat het gaat om een experiment voor drie jaar, waarbij de minister onder meer als voorwaarde heeft gesteld dat de kwaliteit omhoog moet. De kans bestaat dus dat het experiment geen vervolg krijgt. De investeringen die dan inmiddels zijn gedaan zijn dan voor niets geweest.
4. Het standpunt van verweerster
Verweerster heeft allereerst aangevoerd dat verzoeker geen spoedeisend belang heeft bij zijn verzoek, nu hij geen concrete feiten en omstandigheden heeft gesteld waaruit zou moeten blijken dat hij vanaf 1 januari 2012 zijn werkzaamheden niet meer kan uitvoeren of zijn praktijk zou moeten sluiten.
Voor zover aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek wordt toegekomen, is verweerster van mening dat de bezwaren van verzoeker niet kunnen slagen. Verweerster heeft in dat verband aangevoerd dat de invoering van vrije prijsvorming in de mondzorg een lange historie kent. Verweerster heeft in december 2007 twee consultatiedocumenten gepubliceerd. Ook is er een onderzoek onder consumenten uitgevoerd. Marktpartijen en andere belangstellenden is de gelegenheid geboden daarop te reageren. Een en ander heeft in maart 2009 geleid tot een visiedocument Bekostigingsstructuur mondzorg. Op 17 augustus 2009 hebben de beroepsorganisaties aan de minister van VWS laten weten achter het experiment te staan. Vervolgens heeft de minister op 21 juli 2011 een aanwijzing gegeven aan verweerster om de prijzen voor drie jaar experimenteel vrij te geven.
De conceptregelingen, ter uitvoering van die aanwijzing, zijn met diverse partijen besproken (NMT, ANT, ONT, NVM, NVIJ, ZN, CB).
Tandartsen, orthodontisten, mondhygiënisten en tandprothetici kunnen vanaf 1 januari 2012 zelf bepalen welk bedrag zij vragen voor een behandeling. Maar consumenten moeten wel kunnen zien wat ze betalen en waarvoor. Bovendien moeten ze kunnen controleren of het tarief op de rekening klopt. Met de nieuwe prestatiebeschrijvingen wordt dit gefaciliteerd.
De stelling dat niemand zou hebben geweten waaraan hij begon, deelt verweerster niet. Verweerster is voorts van mening dat van tandartsen mag worden verwacht dat zij, als ondernemer, in staat zijn hun tarieven te bepalen. Naar aanleiding van de stelling van verzoeker dat het gecluster van verrichtingen tot prestaties veel werk veroorzaakt, merkt verweerster op dat de concept-prestaties reeds in juli 2011 bekend zijn gemaakt, als onderdeel van een proces dat reeds vanaf 2007 loopt. Dit proces heeft tandartsen voldoende tijd geboden om daarop bedrijfsmatig in te spelen en geen onnodige kosten te maken.
Ten slotte heeft verweerster opgemerkt dat het de tandarts vrij staat om een korting te geven op de prijs voor een prestatie, voor verrichtingen die niet zijn uitgevoerd.
Verweerster is van mening dat de bezwaren van verzoeker niet nopen tot intrekking of vernietiging van de prestatiebeschrijvingbeschikking of tot uitstel van de invoeringsdatum. Uitstel van de invoeringsdatum leidt volgens verweerster tot verstrekkende gevolgen voor de gehele sector, nu alles gereed is om per 1 januari 2012 met vrije prijzen te gaan werken.
5. De beoordeling van het geschil
5.1 Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie juncto artikel 8:81 van de Awb kan de voorzieningenrechter van het College, indien tegen een besluit beroep is ingesteld bij het College, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Voor zover in deze uitspraak een oordeel wordt gegeven over de rechtmatigheid van het bestreden besluit, is sprake van een voorlopig oordeel dat het College niet bindt in de aanhangige bodemprocedure.
5.2 Ten aanzien van het spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening overweegt de voorzieningenrechter dat de prestatiebeschrijvingbeschikking en de daaraan voorafgaande beleidsregel Experiment vrije prijsvorming mondzorg en de Regeling mondzorg aan verzoeker, in het kader van de invoering van vrije tarieven in de mondzorg, een aantal verplichtingen opleggen, waaraan hij zich met ingang van 1 januari 2012 dient te houden. Verzoeker heeft aangevoerd dat het hem veel tijd en geld kost om aan de gestelde verplichtingen te voldoen, alsmede dat de invoering van vrije prijzen onvoldoende is doordacht en dat de invoering per 1 januari 2012 niet haalbaar is. Gelet daarop, acht de voorzieningenrechter een voldoende mate van spoedeisendheid aanwezig om tot een inhoudelijke beoordeling van het verzoek over te gaan.
5.3 Tegenover het belang van verzoeker om uitstel te verkrijgen van de invoering van het experiment, staat het belang van verweerster om het experiment, waarvan de voorbereiding in een vergevorderd stadium verkeert, door te zetten. Verzoeker heeft desgevraagd verklaard dat hij zijn nieuwe, vrije tarieven heeft bepaald en daarmee per 1 januari a.s. aan de slag kan gaan. De bezwaren van verzoeker lijken zich met name te richten tegen de administratieve rompslomp die het werken met all-in-tarieven en de daarop te geven kortingen veroorzaakt, en tegen de investeringen die hij in verband hiermee moet doen, terwijl niet vaststaat dat het experiment van de vrije tarieven na ommekomst van de voorgenomen periode van drie jaar wordt vervolgd. De voorzieningenrechter acht deze bezwaren niet van zodanig gewicht dat deze aanleiding behoren te zijn voor uitstel van de invoering van de vrije prijzen in de mondzorg.
5.4 Voorts overweegt de voorzieningenrechter dat van kennelijke onrechtmatigheid van het bestreden besluit naar voorlopig oordeel geen sprake is. Gelet op de jarenlange voorbereiding van de vrije prijzen in de mondzorg –in navolging van de invoering van vrije prijzen voor andere onderdelen van de zorg– en de instemming van de betrokken marktpartijen, heeft de minister van VWS in redelijkheid kunnen besluiten tot het geven van een aanwijzing aan verweerster, opdat met ingang van 1 januari 2012 vrije tarieven in de mondzorg zullen gelden. Dat sprake is van een experiment voor de duur van drie jaar maakt dit niet anders. Gesteld noch gebleken is dat de door verweerster vastgestelde prestatiebeschrijvingbeschikking strijdig zou zijn met de hiervoor bedoelde aanwijzing van 21 juli 2011, dan wel met de beleidsregel Experiment vrije prijsvorming mondzorg. De voorzieningenrechter ziet dan ook geen grond om aan te nemen dat verweersters besluit van 8 december 2011 in beroep niet in stand zal blijven.
5.5 Gelet op het voorgaande dient het verzoek te worden afgewezen.
De voorzieningenrechter acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 Awb.
6. De beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
Aldus gewezen door mr. E.R. Eggeraat, in tegenwoordigheid van mr. J.M.M. Bancken als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 22 december 2011.
w.g. E.R. Eggeraat w.g. J.M.M. Bancken