ECLI:NL:CBB:2011:BU9579
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Hoger beroep
- E.R. Eggeraat
- M.M. Smorenburg
- G.P. Kleijn
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake heffing doorlopend toezicht 2006 door de Autoriteit Financiële Markten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Stichting Belangen Investeerders PG 201 tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had op 18 november 2010 het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij de heffing van € 78.600,- door de Autoriteit Financiële Markten (AFM) voor doorlopend toezicht over het jaar 2006 aan de orde was. Appellante verzocht de AFM terug te komen van het eerder genomen besluit, omdat het ingelegd vermogen lager zou zijn dan de AFM had aangenomen. De AFM had in 2009 de heffing verlaagd naar € 26.150,-, maar appellante was van mening dat de eerdere heffing niet rechtmatig was en dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de AFM niet verplicht was om terug te komen op het besluit van 28 december 2006.
Tijdens de zitting op 8 november 2011 werd het geschil verder behandeld. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het besluit van 28 december 2006 rechtens onaantastbaar was geworden door het niet tijdig instellen van een rechtsmiddel. Het College bevestigde dat de AFM niet verplicht was om terug te komen op het heffingsbesluit, omdat appellante geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die een heroverweging rechtvaardigden. De grieven van appellante werden ongegrond verklaard, en het College bevestigde de uitspraak van de rechtbank, met verbetering van de gronden.
De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder een bestuursorgaan kan terugkomen op een eerder besluit en de rol van nieuwe feiten in dat proces. Het College concludeerde dat de eerdere heffing correct was vastgesteld en dat de rechtbank de juiste procedure had gevolgd.