In de onderhavige bodemprocedure heeft het College OPTA bij brief van 12 september 2011 in de gelegenheid gesteld een nadere toelichting te geven omtrent de vertrouwelijkheid van de op de zaak betrekking hebbende stukken. In haar brief van 30 september 2011 heeft OPTA gepersisteerd bij de vertrouwelijkheid van persoonsgegevens van KPN-medewerkers. Zoals het College reeds eerder heeft beslist met betrekking tot soortgelijke persoonsgegevens als hier aan de orde zijn (zie: beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, Awb van 22 december 2005 in de zaken AWB 05/83, 05/85, 05/86 en 05/88, ‹www.rechtspraak.nl›, LJN: AU8623) acht het College ook in dit geval de door OPTA gevraagde beperking van de kennisneming in beginsel niet gerechtvaardigd wat betreft - onder meer - in brieven of gespreksverslagen genoemde namen. Ingevolge artikel 10, tweede lid, Wob blijft het verstrekken van informatie achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. OPTA heeft niet gemotiveerd waarom in dit geval het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de betrokken KPN-medewerkers dient te prevaleren boven het belang van openbaarheid van de op onderhavige juridische procedure betrekking hebbende stukken. Daar komt bij dat de omstandigheid dat OPTA een verzoek om informatie ingevolge artikel 10, tweede lid, Wob zou kunnen afwijzen, niet zonder meer doorslaggevend is om een beroep op geheimhouding gerechtvaardigd te achten. In zodanig geval kan een beroep op artikel 8:29 Awb eerst gerechtvaardigd zijn indien sprake is van gewichtige redenen als bedoeld in die bepaling. Van zodanige gewichtige redenen is het College niet gebleken. Het College acht beperking van de kennisneming van voornoemde stukken dan ook niet gerechtvaardigd.
2.6 Met betrekking tot de onder B11 ingediende uitwerking van de hoorzitting d.d. 29-09-2010 afdeling markten overweegt het College het volgende. Het verslag van de hoorzitting bestaat uit de volgende onderdelen: Deel 1 hoorzitting KPN versie, vertrouwelijk deel hoorzitting KPN (deel 1), deel 2 van de openbare hoorzitting en het vertrouwelijk deel hoorzitting KPN (deel 2).
Het College constateert dat OPTA geen openbare versie van deze onderdelen van het verslag van de hoorzitting heeft ingediend en gaat er daarom vanuit dat OPTA van mening is dat dit verslag integraal als vertrouwelijk dient te worden aangemerkt. Voor zover OPTA hierbij het oog heeft op het vertrouwelijk deel hoorzitting KPN (deel 1) en het vertrouwelijk deel hoorzitting KPN (deel 2) heeft OPTA deze gedeelten van het verslag ook ingezonden onder B5. OPTA heeft de mededeling inzake de beperking van de kennisneming met betrekking tot B11 toegelicht door te verwijzen naar hetgeen zij heeft opgemerkt ten aanzien van de dossierstukken B3, B4 en B5. Naar het oordeel van het College kan aan OPTA's verwijzing naar deze stukken geen betekenis worden toegekend bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van de door OPTA verzochte beperking van de kennisneming van de onder B11 ingediende gedeelten van het verslag van de hoorzitting, die zijn aangeduid als: 'Deel 1 hoorzitting KPN versie' en 'deel 2 van de openbare hoorzitting'. Het betreft hier immers de openbare gedeelten van de hoorzitting ten aanzien waarvan een verzoek om beperking van de kennisneming niet kan worden gemotiveerd met een beroep op gewichtige redenen die specifiek naar voren zijn gebracht ten aanzien van de vertrouwelijke gedeelten van de hoorzitting die onder B3, B4 en B5 zijn ingediend. Nu overigens niet is gebleken van gewichtige redenen als bedoeld in artikel 8:29 Awb ten aanzien van genoemde openbare gedeelten van de hoorzitting, ingediend onder B11, acht het College beperking van de kennisneming van dat stuk in zoverre niet gerechtvaardigd. Het verzoek met betrekking tot de hiervoor genoemde vertrouwelijke gedeelten van de hoorzitting die zijn ingediend onder B5, zal hierna in 2.12 worden beoordeeld.
2.7 Onder B12 heeft OPTA bij brief van 30 september 2011 een nieuwe versie (aangeduid als: 'vertrouwelijke versie') van de zienswijze van KPN naar aanleiding van het conceptbesluit ingediend. Daarbij heeft OPTA aangegeven dat vanwege de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, persoonsnamen van KPN-medewerkers onleesbaar zijn gemaakt. Gelet op hetgeen hiervoor onder 2.5 is overwogen, acht het College ook de beperking van de kennisneming van dit stuk in zoverre niet gerechtvaardigd. OPTA heeft voorts opgemerkt dat in dit stuk verder informatie over de prijszetting van bepaalde KPN diensten en alternatieve kortingsmogelijkheden zijn vermeld. Deze gegevens kwalificeren volgens OPTA als bedrijfs- en fabricagegegevens als bedoeld in artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, Wob. Het College stelt vast dat de betreffende gegegevens zijn vermeld in randnummers 2.22 en 2.31. Naar het oordeel van het College bevat dit stuk in zoverre bedrijfsvertrouwelijke gegevens. Deze vertrouwelijkheid dient te worden geëerbiedigd, omdat openbaarmaking van deze informatie tot een onevenredig nadeel voor de verstrekker van de informatie zal kunnen leiden, terwijl kennisneming daarvan door de partij die er niet over beschikt niet noodzakelijk is om haar belangen naar behoren te kunnen bepleiten. Het College is derhalve van oordeel dat het verzoek tot beperking van de kennisneming ten aanzien van de laatstelijk onder B12 ingediende versie van de zienswijze gerechtvaardigd is, uitsluitend voor zover het betrekking heeft op de in randnummers 2.22 en 2.31 opgenomen bedrijfsvertrouwelijke gegevens.
2.8 Aangaande het onder B14 ingediende besluit van 13 oktober 2010 «vertrouwelijke versie KPN» heeft OPTA allereerst meegedeeld dat in dit stuk persoonsnamen van KPN-medewerkers en/of de functies die (gemakkelijk) tot een persoon te herleiden zijn, vanwege de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, onleesbaar zijn gemaakt. Gelet op hetgeen hiervoor onder 2.5 is overwogen, acht het College ook de beperking van de kennisneming van dit stuk in zoverre niet gerechtvaardigd. OPTA heeft voorts opgemerkt dat dit stuk tevens klantennamen van KPN (kring van afnemers) bevat. Het College stelt vast dat de bedoelde gegevens zijn vermeld in randnummers 34, 36 en 49. Naar het oordeel van het College bevat dit stuk in zoverre bedrijfsvertrouwelijke gegevens. Deze vertrouwelijkheid dient te worden geëerbiedigd, omdat openbaarmaking van deze informatie tot een onevenredig nadeel voor de verstrekker van de informatie zal kunnen leiden, terwijl kennisneming daarvan door de partij die er niet over beschikt niet noodzakelijk is om haar belangen naar behoren te kunnen bepleiten. Het College is derhalve van oordeel dat het verzoek tot beperking van de kennisneming ten aanzien van het onder B14 ingediende besluit van 13 oktober 2010 gerechtvaardigd is, uitsluitend voor zover het betrekking heeft op de in randnummers 34, 36 en 49 opgenomen bedrijfsvertrouwelijke gegevens.
2.9 Ten aanzien van de onder B16a tot en met B16s ingediende stukken overweegt het College dat OPTA de mededeling inzake beperking van de kennisneming niet heeft gemotiveerd. Nu het zich laat aanzien dat deze stukken reeds een openbaar karakter hebben en niet gebleken is van gewichtige redenen, als bedoeld in artikel 8:29 Awb, acht het College beperking van de kennisneming van deze stukken niet gerechtvaardigd.
2.10 Met betrekking tot de onder B17 ingediende sheetpresentatie van KPN van 27 juli 2010 heeft OPTA vanwege de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de betrokken medewerkers de persoonsnamen van KPN-medewerkers en/of de functies die (gemakkelijk) tot een persoon te herleiden zijn, onleesbaar gemaakt. Gelet op hetgeen hiervoor onder 2.5 is overwogen, acht het College ook de beperking van de kennisneming van dit stuk in zoverre niet gerechtvaardigd. OPTA heeft er voorts op gewezen dat omzetgegevens en financiële gegevens alsmede aantallen ten behoeve van een rekenvoorbeeld over de inschatting van nummerblokafname onleesbaar zijn gemaakt. Het College stelt vast dat laatstgenoemde informatie is vermeld op pagina 6 van de sheetpresentatie. Naar het oordeel van het College bevat dit stuk in zoverre bedrijfsvertrouwelijke gegevens. Deze vertrouwelijkheid dient te worden geëerbiedigd, omdat openbaarmaking van deze informatie tot een onevenredig nadeel voor de verstrekker van de informatie zal kunnen leiden, terwijl kennisneming daarvan door de partij die er niet over beschikt niet noodzakelijk is om haar belangen naar behoren te kunnen bepleiten. Het College is derhalve van oordeel dat het verzoek tot beperking van de kennisneming ten aanzien van de onder B17 ingediende sheetpresentatie gerechtvaardigd is, uitsluitend voor zover het betrekking heeft op de op pagina 6 van deze presentatie vermelde bedrijfsvertrouwelijke gegevens.
2.11 Het College zal de (vertrouwelijke versie van de) hiervoor onder 2.5 tot en met 2.9 vermelde stukken aan OPTA terugzenden en overeenkomstig het bepaalde in artikel 12, zesde lid, van de Procesregeling aan OPTA verzoeken deze stukken - met inachtneming van hetgeen in deze beslissing is overwogen - als niet-vertrouwelijk in te dienen.
2.12 Ten aanzien van de onder B1 tot en met B5 ingediende stukken, het onder B7 ingediende stuk voor zover deze niet is besproken onder 2.5, het onder B8 ingediende verslag (inclusief besluitenlijst) van de Pricingboard van KPN van 27 juli 2010, de onder B9 ingediende brief van de gemachtigde van KPN aan OPTA van 4 oktober 2010 voor zover deze brief niet is besproken onder 2.5, de onder B13, B15, B16 en B18 ingediende stukken, overweegt het College het volgende.
Mede gelet op hetgeen OPTA in haar brief van 30 september 2011 heeft aangevoerd is het College van oordeel dat deze stukken bedrijfsvertrouwelijke gegevens bevatten of gegevens bevatten waaruit (gedeeltelijk) een marktstrategie zou kunnen worden afgeleid, zo al niet zonder meer sprake is van concurrentiegevoelige gegevens in evenbedoelde zin. Deze vertrouwelijkheid dient te worden geëerbiedigd, omdat openbaarmaking van deze informatie tot een onevenredig nadeel voor de verstrekker van de gegevens zal kunnen leiden, terwijl kennisneming van deze informatie door de partij die er niet over beschikt niet noodzakelijk is om haar belangen naar behoren te kunnen bepleiten. Het College is derhalve van oordeel dat beperking van de kennisneming ten aanzien van deze stukken gerechtvaardigd is te achten.
2.13 Artikel 8:29, vijfde lid, Awb, strekt er blijkens de wetsgeschiedenis toe dat de bestuursrechter niet tegen de wil van partijen uitspraak doet op grondslag van stukken die zij niet kennen. Het toestemmingsvereiste geldt derhalve niet ten aanzien van een partij die de stukken al kent.
2.14 KPN en Tele2 wordt verzocht om uiterlijk op 21 oktober 2011 schriftelijk kenbaar te maken of zij ermee instemmen dat het College mede op grondslag van de laatstelijk ingediende vertrouwelijke versie van de onder 2.11 vermelde stukken, uitspraak doet op het beroep.