5. De beoordeling van het geschil
5.1 Ingevolge artikel 1 van de Regeling was het uiterste tijdstip waarop een subsidieaanvraag als die van appellante door verweerder diende te zijn ontvangen, 26 april 2010, om 17.00 uur. Niet in geschil is dat appellante de aanvraag op 21 april 2010 aangetekend via TNT Post aan verweerder heeft verzonden en dat de aanvraag op 28 april 2010 bij verweerder is bezorgd.
Ter zitting is voor het College vast komen te staan dat appellante op de envelop met het aanvraagformulier exact het adres heeft overgenomen dat verweerder in de bijlage bij de beschikking van 12 maart 2010 heeft vermeld. Tevens is ter zitting gebleken dat op de door TNT Post ingevulde sticker voor aangetekende verzending aanvankelijk als adressering Agentschap BV, Juliana van Solberglaan 3, 2509 AC Den Haag is opgenomen, welk adres later door TNT Post gewijzigd is in Postbus 93144, 2509 AC Den Haag. Uit het track & tracesysteem van TNT Post blijkt dat het poststuk op 28 april 2010 bezorgd is op Postbus 16063, 2500 AC te Den Haag. Partijen kunnen deze afwijkende en late bezorging niet verklaren.
Het College overweegt dat, anders dan verweerder betoogt, appellante niet tot enkele dagen voor het verstrijken van de indieningtermijn heeft gewacht met het indienen van de aanvraag. Appellante heeft de aanvraag vijf dagen - derhalve ruimschoots - voor het verstrijken van de (beperkte) indieningtermijn die liep van 16 maart 2010 tot en met
26 april 2010, aangetekend per post naar verweerder verstuurd, met de adressering conform de instructies van verweerder. Het College overweegt voorts dat verweerder - zoals ter zitting is gebleken en door verweerder is erkend - zelf verwarring heeft geschapen over de juiste adressering van de aanvraag. In de door verweerder voorgeschreven adressering is zowel een straatnaam als een postbus opgenomen, met maar één postcode die bij de postbus van verweerder hoort. Het College acht het aannemelijk dat deze door verweerder zelf opgegeven verwarrende adressering op zijn minst mede oorzaak is geweest van de vertraging in de postbezorging door TNT Post, welke uiteindelijk ertoe heeft geleid dat verweerder de aanvraag, hoewel door appellante tijdig en aangetekend verzonden, bij verweerder na 26 april 2010, 17.00 uur is ontvangen. Onder deze omstandigheden is het College van oordeel dat appellante niet kan worden verweten dat de aanvraag pas op 28 april 2010 door verweerder is ontvangen. Gelet hierop is het College van oordeel dat verweerder niet in redelijkheid de aanvraag vanwege te late ontvangst daarvan heeft kunnen afwijzen.
5.2 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep gegrond is en dat het bestreden besluit moet worden vernietigd. Aan verweerder zal worden opgedragen opnieuw op het bezwaar van appellante te beslissen met inachtneming van deze uitspraak. Verweerder dient in bezwaar alsnog op de subsidieaanvraag te beslissen.
5.3 Het College acht ten slotte termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 Awb. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden de kosten van beroepsmatig verleende bijstand vastgesteld op € 1311,- op basis van 1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, tegen een waarde van € 437,- per punt, voor een zaak van gemiddeld gewicht.