ECLI:NL:CBB:2012:BV8833

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
14 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/1210
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
  • B. Verwayen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit inzake contributienota en indeling in contributiegroep van registeraccountant

In deze zaak heeft de appellant, een registeraccountant, beroep ingesteld tegen een besluit van het Bestuur van het Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants (NIVRA) inzake de contributienota voor het jaar 2010/2011. De appellant was werkzaam als bedrijfscontroller en had eerder als openbaar accountant gefunctioneerd. Het geschil ontstond naar aanleiding van de indeling van de appellant in contributiegroep H, die geldt voor openbaar accountants, terwijl de appellant verzocht om herziening naar de lagere contributiegroep L, die geldt voor accountants in business. De appellant stelde dat hij door bijzondere omstandigheden, waaronder een conflict met zijn werkgever, niet in staat was om tijdig de wijziging van zijn functie door te geven aan het NIVRA.

De procedure begon met een beroep dat op 4 november 2010 bij het College werd ingediend, na een besluit van het NIVRA op 28 oktober 2010, waarin het bezwaar van de appellant tegen de contributienota ongegrond werd verklaard. Tijdens de zitting op 31 januari 2012 was de gemachtigde van het NIVRA aanwezig, maar de appellant zelf was afwezig. Het College heeft de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht, waaronder de relevante artikelen van de Wet op de Registeraccountants en de contributieverordening.

Het College oordeelde dat de appellant de wijziging van zijn functie pas na de peildatum van 1 september 2010 had doorgegeven, waardoor de indeling in contributiegroep H terecht was. De appellant had de verplichting om wijzigingen tijdig te melden, en het College zag geen aanleiding om de omstandigheden van de appellant als bijzonder te beschouwen. De beslissing van het College was dat het beroep ongegrond werd verklaard, zonder proceskostenveroordeling.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 10/1210 14 februari 2012
25000 Wet op de Registeraccountants
Uitspraak in de zaak van:
A RA, te B, appellant,
tegen
het Bestuur van het Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants (hierna: NIVRA), te Amsterdam, verweerder,
gemachtigde: mr. A. Sukkel, werkzaam bij verweerder.
1. De procedure
Appellant heeft bij brief van 2 november 2010, bij het College binnengekomen op 4 november 2010, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 28 oktober 2010.
Bij dit besluit heeft verweerder het bezwaar van appellant tegen de contributienota 2010/2011 van 3 september 2010 met toepassing van artikel 7:3, aanhef, en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) ongegrond verkaard.
Bij brief van 1 december 2010 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Op 31 januari 2012 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij de gemachtigde van verweerder is verschenen. Appellant is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen.
2. De grondslag van het geschil
2.1 De Wet op de Registeraccountants bepaalt, voor zover hier van belang:
"Artikel 27
1. De Orde kan van haar leden jaarlijks bijdragen heffen, waarvan het bedrag voor elk boekjaar afzonderlijk door de ledenvergadering bij verordening wordt vastgesteld. Het bedrag kan voor verschillende categorieën van leden verschillend zijn."
De Algemene contributieverordening 2007 (Stcrt. 2006, nr. 252, later gewijzigd; hierna: contributieverordening) bepaalde, ten tijde en voor zover hier van belang:
"Artikel 2
1. De Orde kent de volgende contributiegroepen:
H. openbaar accountants;
M. intern accountants en overheidsaccountants;
L. accountants in business;
G. leden die niet actief bij het arbeidsproces betrokken zijn.
2. De hoogte van de contributie wordt voor elke contributiegroep jaarlijks bij verordening vastgesteld.
Artikel 3
1. In contributiegroep H wordt de openbaar accountant, bedoeld in de Verordening gedragscode, ingedeeld die actief bij het arbeidsproces betrokken is.
2. In contributiegroep M wordt de intern accountant of overheidsaccountant, bedoeld in de Verordening gedragscode, ingedeeld die actief bij het arbeidsproces betrokken is.
3. In contributiegroep L wordt de accountant in business, bedoeld in de Verordening gedragscode, ingedeeld die actief bij het arbeidsproces betrokken is.
4. In contributiegroep G wordt de registeraccountant ingedeeld die niet actief bij het arbeidsproces betrokken is.
(…)
Artikel 5
1. Het bestuur stelt op 1 september en op 1 maart van elk boekjaar vast tot welke contributiegroep als bedoeld in artikel 2, eerste lid, een lid behoort. Hierbij is bepalend de laatste door het lid zelf aan het bestuur schriftelijk gedane opgave van zijn beroep of functie of de laatste door het lid zelf elektronisch aangebrachte mutatie in de ledenadministratie.
2. Indien een lid twee of meer beroepen of functies combineert, geschiedt indeling in de contributiegroep voor dat beroep of die functie, waarvoor de hoogste contributie geldt.
3. Ten aanzien van de leden die in de loop van het boekjaar in het accountantsregister worden ingeschreven, geschiedt de vaststelling van de geldende contributiegroep voor de eerste maal op de datum van de inschrijving in het register. Hierbij is bepalend welk beroep of welke functie het betrokken lid per de datum van inschrijving vervult of zal gaan vervullen.
4. Op leden zelf rust de verplichting wijzigingen van beroep of functie voor de datum van ingang schriftelijk aan het bestuur te melden of zelf elektronisch in de ledenadministratie aan te brengen.
5. Indien bij de vaststelling van de geldende contributiegroep per 1 maart blijkt dat sedert 1 september daaraan voorafgaande een wijziging in het beroep of de functie van een lid heeft plaatsgevonden, die, rekening houdend met het bepaalde in het tweede lid, een indeling in een andere contributiegroep meebrengt, wordt de door dat lid verschuldigde contributie over de tweede helft van het boekjaar naar tijdsevenredigheid opnieuw vastgesteld.
Voor zoveel nodig wordt restitutie verleend van reeds betaalde contributie, mits de beroeps- of functie wijziging door het betrokken lid vóór 1 maart schriftelijk aan het bestuur is gemeld of zelf elektronisch in de ledenadministratie is aangebracht.
6. Indien aan het bestuur blijkt dat een lid een wijziging in zijn beroep of functie, welke een indeling in een contributiegroep met een hogere contributie meebrengt niet voor de peildatum 1 september of 1 maart heeft gemeld dan wel zelf in de ledenadministratie heeft aangebracht, is dat lid voor het betreffende boekjaar, respectievelijk tweede helft van het boekjaar alsnog het hogere bedrag aan contributie verschuldigd, tenzij het lid ten genoegen van het bestuur kan aantonen dat het niet of te laat melden of aanbrengen in de ledenadministratie van de wijziging van zijn beroep of functie hem niet te verwijten valt.
(…)
Artikel 11
Het bestuur is bevoegd in bijzondere gevallen te zijner beoordeling gehele of gedeeltelijke ontheffing van contributiebetaling te verlenen dan wel reeds betaalde contributie geheel of gedeeltelijk te restitueren."
2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Appellant was met ingang van 1 mei 2010 als bedrijfscontroller werkzaam bij C. Daarvoor was appellant werkzaam als openbaar accountant bij D.
- Op 3 september 2010 heeft verweerder appellant een contributienota voor 2010/2011 gestuurd op basis van de indeling van appellant in contributiegroep H, waartoe de openbaar accountants behoren.
- Op 9 september 2010 heeft appellant hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht de contributienota te herzien naar het lagere contributiebedrag dat geldt voor accountants in business.
- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
3. Het bestreden besluit en het nadere standpunt van verweerder
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het besluit van 3 september 2010 herroepen in die zin dat de indeling van appellant per 1 september in contributiegroep H ongewijzigd blijft en dat - met toepassing van artikel 5, vijfde lid, van de contributieverordening - de indeling per 1 maart 2011 wordt gewijzigd in contributiegroep L.
Verweerder heeft aangevoerd dat ingevolge artikel 5, vierde lid, van de contributieverordening wijzigingen van beroep of functie vóór de datum van ingang dienen te worden doorgegeven zodat de indeling op de peildatum kan geschieden op basis van de meest recente gegevens in de administratie. Voorts maakt artikel 5, eerste lid, van de contributieverordening duidelijk dat de indeling geschiedt op basis van de laatst door het lid gedane opgave van zijn beroep of functie. De contributieverordening biedt volgens verweerder niet de mogelijkheid om van deze bepalingen, ter zake het doorgeven van een functiewijziging, af te wijken. Vaststaat dat de functiewijziging na de peildatum 1 september 2010 is ontvangen zodat appellant terecht is ingedeeld in contributiegroep H, openbaar accountant.
In het verweerschrift wijst verweerder op uitspraken van het College van 21 oktober 2008 ter ondersteuning van zijn standpunt dat een wijziging van de indeling eerst per toekomende datum, in dit geval per 1 maart 2011, kan plaatsvinden. Voor zover appellant het niet tijdig melden wijt aan een conflict met zijn werkgever vat verweerder dit op als een beroep op artikel 11 van de contributieverordening. Verweerder is van mening dat geen sprake is van een bijzondere omstandigheid omdat appellant reeds bij aanvaarding van zijn dienstbetrekking per 1 mei 2010 de wijziging had kunnen doorgeven, en dit heeft nagelaten. De escalatie van het conflict met zijn werkgever vond eerst plaats rond 23 september 2010.
4. Het standpunt van appellant
Appellant stelt begrip te hebben voor de strakke lijn die verweerder hanteert maar stelt dat er in zijn geval specifieke omstandigheden speelden waardoor er volgens hem sprake is van overmacht.
Eind september 2010 is hij vanwege een conflict met zijn werkgever zijn baan kwijtgeraakt. In de maanden augustus en september 2010 was hij vanwege deze kwestie zeer druk. Hij voert aan dat hij vanwege de aard van het conflict veel overleg had met derden en in die periode een ‘een overstromende mailbox’ had. Hierdoor heeft hij ook de mail van het NIVRA waarin de leden werden herinnerd aan het up-to-date houden van de administratie ten behoeve van de indeling in contributiegroepen, niet opgevolgd.
Appellant stelt te beseffen dat dit een fout is van hem maar is van mening dat de contributieregeling rekening dient te houden met dergelijke ernstige omstandigheden.
5. De beoordeling van het geschil
5.1 Aan de orde is de vraag of verweerder het bezwaar van appellant tegen de contributienota voor 2010/2011 terecht ongegrond heeft verklaard. Het College beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt daartoe het volgende.
5.2 Ingevolge artikel 5, vierde lid, van de contributieverordening rust op appellant de verplichting een wijziging van beroep of functie vóór de datum van ingang schriftelijk aan het bestuur te melden of zelf elektronisch in de ledenadministratie aan te brengen.
Vaststaat dat appellant de wijziging heeft doorgegeven ná de peildatum van 1 september. Niet in geschil is bovendien dat appellant op grond van de op 1 september 2010 bij verweerder aanwezige gegevens moest worden ingedeeld in de contributiegroep van openbaar accountants.
5.3 Het College is van oordeel dat verweerder in hetgeen appellant heeft aangevoerd omtrent het conflict met zijn nieuwe werkgever terecht geen aanleiding heeft gezien om een bijzondere omstandigheid aan te nemen als bedoeld in artikel 11 van de contributieverordening. Appellant had reeds voorafgaand aan dan wel direct na 1 mei 2010 - de datum waarop appellant zijn werkzaamheden als accountant in business is gestart - deze wijziging kunnen en moeten doorgeven aan verweerder. De omstandigheid dat appellant heeft verzuimd dit te doen en vervolgens - vanwege het conflict met zijn nieuwe werkgever - daartoe kennelijk geen gelegenheid meer heeft gehad, heeft verweerder naar het oordeel van het College op goede grond niet als bijzondere omstandigheid aangemerkt.
Aangezien appellant de wijziging pas na 1 september 2010 heeft doorgegeven is verweerder voor de periode tot 1 maart 2011 terecht uitgegaan van de indeling zoals deze op 1 september 2010 was geregistreerd.
5.4 Gelet op het voorgaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
5.5 Voor een proceskostenveroordeling ziet het College geen aanleiding.
6. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. B. Verwayen, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Voskamp als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 14 februari 2012.
w.g. B. Verwayen w.g. M.A. Voskamp