ECLI:NL:CBB:2012:BV8962
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- C.M. Wolters
- C.J. Waterbolk
- B. Hessel
- Rechtspraak.nl
Toepassing van tariefcategorieën in de Elektriciteitswet 1998 met betrekking tot Sapa Aluminium B.V.
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 7 maart 2012, werd het beroep van Sapa Aluminium B.V. (hierna: Sapa) tegen een besluit van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) behandeld. Sapa had bezwaar gemaakt tegen de indeling in tariefcategorieën voor het transporttarief, specifiek de overgang van de categorie MS-transport naar MS-distributie. De zaak begon met een klacht van Sapa over de indeling van haar bedrijf voor de bepaling van het transporttarief, die door NMa deels gegrond en deels ongegrond was verklaard. De NMa had vastgesteld dat Sapa, met een gecontracteerd vermogen van 2.600 tot 2.900 kW, op basis van de geldende regelgeving in de tariefcategorie MS-distributie moest worden ingedeeld, omdat dit boven de vastgestelde bovengrens van 1.500 kW viel.
Sapa betwistte deze indeling en voerde aan dat de indeling ten onrechte was gebaseerd op artikel 3.7.2, aanhef en onder e van de TarievenCode, en niet op artikel 3.7.2, aanhef en onder d, dat betrekking heeft op de tariefcategorie MS. Sapa stelde dat de fysieke aansluitwijze niet relevant zou moeten zijn voor de indeling in tariefcategorieën, en dat de deelmarktgrenzen die door Enexis waren vastgesteld, niet aan de wettelijke vereisten voldeden. De NMa en Enexis stelden echter dat de indeling op basis van de fysieke aansluitwijze gerechtvaardigd was en dat de tariefbesluiten correct waren vastgesteld.
Het College oordeelde dat de NMa en Enexis de wet niet hadden geschonden en dat de indeling van Sapa in de tariefcategorie MS-distributie terecht was. Het College concludeerde dat de indeling op basis van de fysieke aansluitwijze niet in strijd was met het discriminatieverbod en dat de tariefbesluiten van Enexis geldig waren. Het beroep van Sapa werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.