2.4 Het College overweegt dat in appellantes bezwaarschrift van 5 november 2008 in de aanhef is vermeld is dat het gericht is tegen de beleidsregels CA-287 en CA-291, maar dat appellante in haar bezwaarschrift zelf de gevolgen van de beleidsregels voor haar budget 2008 expliciet aan de orde stelt, waarbij zij onder meer verwijst naar rekenstaat nr. 6 van 9 september 2008.
2.5 Verweerster heeft hieraan voorbij gezien en haar beslissing tot niet-ontvankelijkheid van het bezwaar uitsluitend gebaseerd op de overweging dat het gericht is tegen beleidsregels en dat ingevolge artikel 8:2 Awb juncto artikel 7:1 Awb beleidsregels zijn uitgesloten van beroep en bezwaar.
2.6 Het College is van oordeel dat verweerster ten onrechte heeft geoordeeld dat de bezwaren van appellante niet (tevens) gericht zijn geweest tegen de verwerking van de beleidsregels in haar budget. Tussen partijen is na het verhandelde ter zitting niet langer in geschil dat de gevolgen van de beleidsregels voor het eerst zichtbaar zijn geworden in de tariefbeschikking van 5 september 2008 nr. 650-8199-08-3 (hierna: de tariefbeschikking) met bijbehorende rekenstaat nr. 6, welke beschikking en rekenstaat naar appellante zijn verzonden op 9 september 2008. De tariefbeschikking was voorzien van een bezwaarclausule. Op grond van de beschikking kon het appellante duidelijk zijn dat de aids-toeslag niet op de door haar gewenste wijze in haar budget was verwerkt. Op grond van artikel 6:7 Awb, in verbinding met artikel 6:8 Awb, is op de dag na verzending van de tariefbeschikking een termijn van zes weken voor het indienen van bezwaar gaan lopen. Omdat deze termijn afliep op 22 oktober 2008 heeft appellante met haar op 5 november 2008 ingediende bezwaarschrift de in artikel 6:7 Awb bedoelde termijn van zes weken overschreden.
2.7 De vraag of destijds sprake is geweest van een verschoonbare termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 6:11 Awb, zodat niet-ontvankelijk verklaring achterwege had moeten blijven, beantwoordt het College ontkennend. Van de zijde van appellante is naar voren gebracht dat zij sinds de consequenties van de beleidsregels voor haar organisatie inzichtelijk waren geworden, steeds in contact is geweest met verweerster. Het College overweegt dienaangaande dat appellante, wanneer zij uitsluitsel had willen krijgen over de rechtmatigheid van de tariefbeschikking, gebruik had moeten maken van de wettelijk bestaande bezwaarmogelijkheid.
2.8 Het College komt, gelet op al het vorenstaande, tot de slotsom dat verweerster appellante terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar bezwaar, hoewel ten dele op onjuiste gronden. Hierin ziet het College aanleiding het beroep gegrond te verklaren, het bestreden besluit te vernietigen en te bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven.
2.9 Het door appellante betaalde griffierecht zal aan haar worden vergoed.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.