2.2 In het bestreden besluit heeft verweerster appellante niet-ontvankelijk verklaard in haar bezwaar tegen de tariefbeschikking van 20 oktober 2009. Appellante heeft met haar bezwaarschrift van 26 mei 2010 dat op 4 juni 2010 door verweerster is ontvangen de bezwaartermijn neergelegd in artikel 6:7 Awb ruim overschreden, aldus verweerster. De termijn voor het indienen van bezwaar liep af op 3 december 2009. In de bezwaarfase heeft appellante desgevraagd bij brief van 15 juli 2010 aan verweerster bericht dat de omstandigheden die hebben geleid tot overschrijding van de bezwaartermijn zijn gelegen in een volstrekte overbelasting van haar afdeling economische zaken. Dit is volgens verweerster geen omstandigheid op grond waarvan de termijnoverschrijding redelijkerwijs verschoonbaar kan worden geacht. Voor zover appellante in beroep heeft gesteld dat zij de tariefbeschikking niet heeft ontvangen, acht verweerster dit niet aannemelijk. Op de tariefbeschikking van 20 oktober 2009 is als datum van verzending 22 oktober 2009 vermeld. Deze datum van verzending blijkt ook uit de verzendadministratie van verweerster. Appellante en het zorgkantoor zijn in de bezwaarfase uitdrukkelijk in de gelegenheid gesteld om de reden van de termijnoverschrijding toe te lichten. Bij die gelegenheid is niet aangevoerd dat appellante de tariefbeschikking en de bijbehorende rekenstaten niet had ontvangen. Volgens verweerster zijn er juist aanwijzingen voor het tegendeel. Er is een e-mail van 11 mei 2010 waarin appellante aangeeft dat zijdens de NZa bij de afhandeling van de nacalculatie 2008 geen verdere toelichting is verstrekt over de doorgevoerde correctie. Voorts blijkt uit een (ten dele geanonimiseerde) aantekening van een medewerkster van NZa dat er op 2 november 2009 telefonisch contact tussen appellante en verweerster is geweest, waarbij in de aantekeningen van dat telefoongesprek genoteerd staat: “Pergamijn (600-60) 20/10/09” en “241.000 2 keer erin”. Daarbij wordt, aldus verweerster, gerefereerd aan de tariefbeschikking van 20 oktober 2009. Verweerster leidt uit het voorgaande af dat appellante toentertijd beschikte over de tariefbeschikking dan wel hiervan op de hoogte was. Op dat moment had appellante nog een (pro forma) bezwaarschrift kunnen indienen. Zij heeft dat echter nagelaten. De (telefonische) contacten die na ommekomst van de bezwaartermijn tussen appellante en verweerster hebben plaatsgevonden en waarvan eveneens aantekening is gehouden, geven ook geen aanleiding het contact dat in november 2009 plaatsvond ter discussie te stellen. Ten slotte heeft appellante op 1 december 2009 een set rekenstaten ontvangen, waaronder die over 2008. Daaruit had zij kunnen opmaken dat het bestreden bedrag van € 250.000 daarin (ook) niet was opgenomen. Hoewel krap, had zij ook toen nog bezwaar kunnen maken.
2.3 Appellante heeft tegen het bestreden besluit aangevoerd dat zij de tariefbeschikking nooit heeft ontvangen. Gewoonlijk ontvangt zij aan het einde van het jaar de tariefbeschikking over het jaar daarvoor. Maar eind 2009 heeft zij geen tariefbeschikking over het jaar 2008 ontvangen. Appellante zag hierin geen aanleiding om hierover direct het zorgkantoor of verweerster te benaderen. Zij was zich ervan bewust dat de talloze wijzigingen in het zorgstelsel voor een overbelasting van het zorgkantoor en van NZa hadden zorg gedragen. Ook zijzelf had te kampen met een overbelaste afdeling economische zaken. Maar de werkelijke reden dat zij pas bij brief van 26 mei 2010 bezwaar heeft ingediend was daarin niet gelegen. Uit het feit dat zij uiteindelijk op 6 mei 2010, toen zij haar jaarstukken aan het opmaken was, is gaan informeren naar de resultaten van de nacalculatie blijkt wel dat zij niet over de tariefbeschikking beschikte. Nu de tariefbeschikking niet aangetekend is verzonden, dient verweerster aannemelijk te maken dat het besluit is verzonden. Uit de door verweerster overgelegde verzendadministratie valt dit niet af te leiden. Appellante is van mening dat een en ander uiterst ongelukkig is gelopen, maar zij heeft de tariefbeschikking 2008 nooit ontvangen. In die tariefbeschikking zat een grote fout, waardoor zij een bedrag van € 250.000 is misgelopen. Dat is voor appellante een groot bedrag.
2.4 Het College overweegt dat appellante bij brief van 26 mei 2010 bezwaar heeft gemaakt tegen de tariefbeschikking van 20 oktober 2009. Het bezwaarschrift is op 4 juni 2010 door verweerster ontvangen. Daarmee is de bezwaartermijn van artikel 6:7 Awb ruimschoots overschreden. Verweerster heeft appellante naar de reden van de termijnoverschrijding gevraagd en appellante heeft er toen geen melding van gemaakt dat zij de tariefbeschikking niet had ontvangen. Dat heeft zij eerst in beroep gedaan.
2.5 Verweerster heeft zich naar het oordeel van het College terecht op het standpunt gesteld dat hetgeen appellante in de bezwaarfase in haar brief van 15 juli 2010 desgevraagd over de oorzaak van de termijnoverschrijding heeft meegedeeld - overbelasting van haar economische afdeling – naar vaste jurisprudentie geen verschoonbare termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 6:11 Awb oplevert.
In beroep heeft appellante zich op het standpunt gesteld dat zij de tariefbeschikking nooit heeft ontvangen. Het College overweegt dat in geval van niet-aangetekende verzending het bestuursorgaan aannemelijk dient te maken dat het besluit op de voorgeschreven wijze is verzonden. Dit kan aan de hand van een postregistratiesysteem maar ook op andere wijze. Indien de ontvangst van een besluit door de geadresseerde voldoende aannemelijk kan worden geacht, is ook de verzending van dat besluit aannemelijk. In het onderhavige geval heeft verweerster weliswaar een verzendadministratie overgelegd die geen uitsluitsel biedt over de daadwerkelijke verzending van het besluit doch de stelling van appellante dat zij de tariefbeschikking niet heeft ontvangen komt het College, gezien het late tijdstip waarop zij dit naar voren heeft gebracht, niet aannemelijk voor. Daarbij heeft het College bovendien het volgende in aanmerking genomen. De tariefbeschikking is op aanvraag genomen en het is niet waarschijnlijk dat appellante, een professionele zorginstelling, niet eerder contact zou hebben opgenomen met verweerster bij het uitblijven van een op die aanvraag te verwachten tariefbeschikking. Appellante heeft zelf gewezen op de jaarlijkse routine bij de ontvangst van tariefbeschikkingen aan het einde van ieder kalenderjaar. Ook acht het College het, gelet op hetgeen daaromtrent uit de stukken blijkt, niet waarschijnlijk dat de contacten tussen appellante en verweerster over de resultaten van de nacalculatie 2008, plaatsvonden zonder dat appellante daarbij de beschikking had over de bestreden tariefbeschikking. Het College hecht daarbij in het bijzonder belang aan de door verweerster in geding gebrachte aantekeningen over het contact dat op 2 november 2009 plaatsvond en - kennelijk - betrekking had op de inhoudelijke kant van deze zaak. In dat contact is gerefereerd aan de datum van de tariefbeschikking. Het op die dag tussen appellante en de NZa besprokene is door appellante niet gemotiveerd betwist. Derhalve moet ervan uit worden gegaan dat de tariefbeschikking op de voorgeschreven wijze is verzonden en kort daarna door appellante is ontvangen, zodat zij tijdig bezwaar had kunnen indienen.
2.6 Verweerster heeft, gelet op het vorenstaande, appellante terecht niet ontvankelijk verklaard in haar bezwaar wegens niet-verschoonbare termijnoverschrijding. Het beroep is derhalve ongegrond.
2.9 Voor een veroordeling van verweerster in de proceskosten ziet het College geen aanleiding.