ECLI:NL:CBB:2012:BV9646

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
15 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/841
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontkenning van ontvangst van een bestreden besluit in de beroepsfase met betrekking tot tariefbeschikking zorginstelling

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 15 maart 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Pergamijn en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). De zaak betreft de ontkenning van ontvangst van een tariefbeschikking door de appellante, Stichting Pergamijn, die op 20 oktober 2009 door de NZa was verzonden. Appellante heeft op 26 mei 2010 bezwaar ingediend tegen deze tariefbeschikking, maar de NZa verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk omdat het te laat was ingediend. De bezwaartermijn was volgens de NZa verstreken op 3 december 2009.

Appellante stelde dat zij de tariefbeschikking nooit had ontvangen en dat de overschrijding van de bezwaartermijn te wijten was aan overbelasting van haar afdeling economische zaken. Het College overwoog dat de NZa aannemelijk had gemaakt dat de tariefbeschikking op de voorgeschreven wijze was verzonden. De NZa had een verzendadministratie overgelegd, waaruit bleek dat de tariefbeschikking op 22 oktober 2009 was verzonden. Het College oordeelde dat appellante, als professionele zorginstelling, niet aannemelijk had gemaakt dat zij de tariefbeschikking niet had ontvangen.

Het College concludeerde dat appellante terecht niet-ontvankelijk was verklaard in haar bezwaar wegens niet-verschoonbare termijnoverschrijding. Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van bezwaarschriften en de verantwoordelijkheid van appellanten om aan te tonen dat zij niet op de hoogte waren van besluiten die hen aangaan.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
Vijfde enkelvoudige kamer
AWB 10/841 15 maart 2012
13950 Wet marktordening gezondheidszorg
Stichting Pergamijn, te Echt, appellante,
gemachtigde: mr. R.W. Janssen, advocaat te Maastricht,
tegen
de Nederlandse Zorgautoriteit (hierna ook: NZa), verweerster,
gemachtigden: mr. M.G. van Horzen en C.J.H. Wennekes, beiden werkzaam bij verweerster.
1. Het procesverloop
Bij tariefbeschikking van 20 oktober 2009, verzonden op 22 oktober 2009, met het kenmerk 600-0060-09-8 (hierna: de tariefbeschikking), heeft verweerster op verzoek van appellante de door haar met inachtneming van de nacalculatie 2008 in rekening te brengen tarieven vastgesteld.
Appellante heeft daartegen bij brief van 26 mei 2010 een bezwaarschrift ingediend.
Dit bezwaarschrift is op 4 juni 2010 door verweerster ontvangen.
Na een briefwisseling met appellante heeft verweerster bij besluit van 30 juli 2010 appellantes bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 11 augustus 2010, binnengekomen op 12 augustus 2010, beroep ingesteld bij het College.
Bij brief van 11 oktober 2010 heeft verweerster een verweerschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend.
Op 26 januari 2012 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij partijen bij monde van hun gemachtigden hun standpunt nader uiteen hebben gezet. Namens appellante is tevens verschenen A, werkzaam bij appellante.
2. De beoordeling van het geschil
2.1 In de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is onder meer het volgende bepaald:
“Artikel 3:41
1. De bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
(…)
Artikel 6:7
De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt zes weken.
Artikel 6:8
1. De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
(….)
Artikel 6:11
Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.?
2.2 In het bestreden besluit heeft verweerster appellante niet-ontvankelijk verklaard in haar bezwaar tegen de tariefbeschikking van 20 oktober 2009. Appellante heeft met haar bezwaarschrift van 26 mei 2010 dat op 4 juni 2010 door verweerster is ontvangen de bezwaartermijn neergelegd in artikel 6:7 Awb ruim overschreden, aldus verweerster. De termijn voor het indienen van bezwaar liep af op 3 december 2009. In de bezwaarfase heeft appellante desgevraagd bij brief van 15 juli 2010 aan verweerster bericht dat de omstandigheden die hebben geleid tot overschrijding van de bezwaartermijn zijn gelegen in een volstrekte overbelasting van haar afdeling economische zaken. Dit is volgens verweerster geen omstandigheid op grond waarvan de termijnoverschrijding redelijkerwijs verschoonbaar kan worden geacht. Voor zover appellante in beroep heeft gesteld dat zij de tariefbeschikking niet heeft ontvangen, acht verweerster dit niet aannemelijk. Op de tariefbeschikking van 20 oktober 2009 is als datum van verzending 22 oktober 2009 vermeld. Deze datum van verzending blijkt ook uit de verzendadministratie van verweerster. Appellante en het zorgkantoor zijn in de bezwaarfase uitdrukkelijk in de gelegenheid gesteld om de reden van de termijnoverschrijding toe te lichten. Bij die gelegenheid is niet aangevoerd dat appellante de tariefbeschikking en de bijbehorende rekenstaten niet had ontvangen. Volgens verweerster zijn er juist aanwijzingen voor het tegendeel. Er is een e-mail van 11 mei 2010 waarin appellante aangeeft dat zijdens de NZa bij de afhandeling van de nacalculatie 2008 geen verdere toelichting is verstrekt over de doorgevoerde correctie. Voorts blijkt uit een (ten dele geanonimiseerde) aantekening van een medewerkster van NZa dat er op 2 november 2009 telefonisch contact tussen appellante en verweerster is geweest, waarbij in de aantekeningen van dat telefoongesprek genoteerd staat: “Pergamijn (600-60) 20/10/09” en “241.000 2 keer erin”. Daarbij wordt, aldus verweerster, gerefereerd aan de tariefbeschikking van 20 oktober 2009. Verweerster leidt uit het voorgaande af dat appellante toentertijd beschikte over de tariefbeschikking dan wel hiervan op de hoogte was. Op dat moment had appellante nog een (pro forma) bezwaarschrift kunnen indienen. Zij heeft dat echter nagelaten. De (telefonische) contacten die na ommekomst van de bezwaartermijn tussen appellante en verweerster hebben plaatsgevonden en waarvan eveneens aantekening is gehouden, geven ook geen aanleiding het contact dat in november 2009 plaatsvond ter discussie te stellen. Ten slotte heeft appellante op 1 december 2009 een set rekenstaten ontvangen, waaronder die over 2008. Daaruit had zij kunnen opmaken dat het bestreden bedrag van € 250.000 daarin (ook) niet was opgenomen. Hoewel krap, had zij ook toen nog bezwaar kunnen maken.
2.3 Appellante heeft tegen het bestreden besluit aangevoerd dat zij de tariefbeschikking nooit heeft ontvangen. Gewoonlijk ontvangt zij aan het einde van het jaar de tariefbeschikking over het jaar daarvoor. Maar eind 2009 heeft zij geen tariefbeschikking over het jaar 2008 ontvangen. Appellante zag hierin geen aanleiding om hierover direct het zorgkantoor of verweerster te benaderen. Zij was zich ervan bewust dat de talloze wijzigingen in het zorgstelsel voor een overbelasting van het zorgkantoor en van NZa hadden zorg gedragen. Ook zijzelf had te kampen met een overbelaste afdeling economische zaken. Maar de werkelijke reden dat zij pas bij brief van 26 mei 2010 bezwaar heeft ingediend was daarin niet gelegen. Uit het feit dat zij uiteindelijk op 6 mei 2010, toen zij haar jaarstukken aan het opmaken was, is gaan informeren naar de resultaten van de nacalculatie blijkt wel dat zij niet over de tariefbeschikking beschikte. Nu de tariefbeschikking niet aangetekend is verzonden, dient verweerster aannemelijk te maken dat het besluit is verzonden. Uit de door verweerster overgelegde verzendadministratie valt dit niet af te leiden. Appellante is van mening dat een en ander uiterst ongelukkig is gelopen, maar zij heeft de tariefbeschikking 2008 nooit ontvangen. In die tariefbeschikking zat een grote fout, waardoor zij een bedrag van € 250.000 is misgelopen. Dat is voor appellante een groot bedrag.
2.4 Het College overweegt dat appellante bij brief van 26 mei 2010 bezwaar heeft gemaakt tegen de tariefbeschikking van 20 oktober 2009. Het bezwaarschrift is op 4 juni 2010 door verweerster ontvangen. Daarmee is de bezwaartermijn van artikel 6:7 Awb ruimschoots overschreden. Verweerster heeft appellante naar de reden van de termijnoverschrijding gevraagd en appellante heeft er toen geen melding van gemaakt dat zij de tariefbeschikking niet had ontvangen. Dat heeft zij eerst in beroep gedaan.
2.5 Verweerster heeft zich naar het oordeel van het College terecht op het standpunt gesteld dat hetgeen appellante in de bezwaarfase in haar brief van 15 juli 2010 desgevraagd over de oorzaak van de termijnoverschrijding heeft meegedeeld - overbelasting van haar economische afdeling – naar vaste jurisprudentie geen verschoonbare termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 6:11 Awb oplevert.
In beroep heeft appellante zich op het standpunt gesteld dat zij de tariefbeschikking nooit heeft ontvangen. Het College overweegt dat in geval van niet-aangetekende verzending het bestuursorgaan aannemelijk dient te maken dat het besluit op de voorgeschreven wijze is verzonden. Dit kan aan de hand van een postregistratiesysteem maar ook op andere wijze. Indien de ontvangst van een besluit door de geadresseerde voldoende aannemelijk kan worden geacht, is ook de verzending van dat besluit aannemelijk. In het onderhavige geval heeft verweerster weliswaar een verzendadministratie overgelegd die geen uitsluitsel biedt over de daadwerkelijke verzending van het besluit doch de stelling van appellante dat zij de tariefbeschikking niet heeft ontvangen komt het College, gezien het late tijdstip waarop zij dit naar voren heeft gebracht, niet aannemelijk voor. Daarbij heeft het College bovendien het volgende in aanmerking genomen. De tariefbeschikking is op aanvraag genomen en het is niet waarschijnlijk dat appellante, een professionele zorginstelling, niet eerder contact zou hebben opgenomen met verweerster bij het uitblijven van een op die aanvraag te verwachten tariefbeschikking. Appellante heeft zelf gewezen op de jaarlijkse routine bij de ontvangst van tariefbeschikkingen aan het einde van ieder kalenderjaar. Ook acht het College het, gelet op hetgeen daaromtrent uit de stukken blijkt, niet waarschijnlijk dat de contacten tussen appellante en verweerster over de resultaten van de nacalculatie 2008, plaatsvonden zonder dat appellante daarbij de beschikking had over de bestreden tariefbeschikking. Het College hecht daarbij in het bijzonder belang aan de door verweerster in geding gebrachte aantekeningen over het contact dat op 2 november 2009 plaatsvond en - kennelijk - betrekking had op de inhoudelijke kant van deze zaak. In dat contact is gerefereerd aan de datum van de tariefbeschikking. Het op die dag tussen appellante en de NZa besprokene is door appellante niet gemotiveerd betwist. Derhalve moet ervan uit worden gegaan dat de tariefbeschikking op de voorgeschreven wijze is verzonden en kort daarna door appellante is ontvangen, zodat zij tijdig bezwaar had kunnen indienen.
2.6 Verweerster heeft, gelet op het vorenstaande, appellante terecht niet ontvankelijk verklaard in haar bezwaar wegens niet-verschoonbare termijnoverschrijding. Het beroep is derhalve ongegrond.
2.9 Voor een veroordeling van verweerster in de proceskosten ziet het College geen aanleiding.
3. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. M.M. Smorenburg, in tegenwoordigheid van mr. A. Bruining als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2012.
w.g. M.M. Smorenburg w.g. A. Bruining