ECLI:NL:CBB:2012:BW4110

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
9 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/237
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • E.R. Eggeraat
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van bestuursdwang op basis van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 9 maart 2012 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, A, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, waarbij bestuursdwang was toegepast en 22 honden van verzoekster in bewaring waren genomen. Dit besluit volgde op een inspectie op 10 december 2011, waaruit bleek dat de gezondheid en het welzijn van de honden ernstig in gevaar waren. Verzoekster had de honden in een auto en caravan vervoerd, wat leidde tot ongeschikte huisvesting en het onthouden van noodzakelijke zorg. Verzoekster betwistte de noodzaak van de bestuursdwang en stelde dat de toestand van de honden niet zo slecht was dat onmiddellijke inbeslagname gerechtvaardigd was. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de situatie van verzoekster, die op dat moment gedetineerd was, en het gebrek aan alternatieve opvang voor de honden, de beslissing van de Staatssecretaris om de honden in beslag te nemen rechtvaardigde. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, en bevestigde dat de kosten voor de opvang van de honden voor rekening van verzoekster komen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van dierenhouders en de bevoegdheden van bestuursorganen in situaties van dierenwelzijn.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
Voorzieningenrechter
AWB 12/237 9 maart 2012
11201 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
Bestuursdwang
Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak van:
A, te B, verzoekster,
gemachtigde: mr. I. Oolgaard, advocaat te ’s-Gravenhage,
tegen
de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, verweerder,
gemachtigde: mr. J.H. Verheul-Verkaik, werkzaam bij verweerder.
1. De procedure
Bij besluit van 30 december 2011 heeft verweerder zijn beslissing tot toepassing van bestuursdwang op 10 december 2011, waarbij 22 honden van verzoekster in bewaring zijn genomen, op schrift gesteld. Verzoekster is een last onder bestuursdwang opgelegd wegens overtreding van de artikelen 36, eerste en derde lid en 37, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (hierna: Gwd).
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 31 januari 2012 bezwaar gemaakt. Bij brief van 15 februari 2012 heeft verzoekster de gronden van het bezwaarschrift aangevuld.
Bij brief van 15 februari 2012 heeft verzoekster zich tot de voorzieningenrechter van het College gewend met het verzoek een voorlopige voorziening te treffen, welke strekt tot teruggave van de honden.
Bij e-mailbericht van 16 februari 2012 heeft verweerder verklaard de honden die nog in de opslag aanwezig zijn, vastgehouden zullen worden, in afwachting van de uitspraak op onderhavig verzoek.
Bij brief van 22 februari 2012 heeft verweerder de op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend. Bij brief van 24 februari 2012 heeft verweerder een reactie op het verzoekschrift ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting op 5 maart 2012. Voor verzoekster is verschenen haar gemachtigde, alsmede haar partner, C. Verweerder is verschenen bij genoemde gemachtigde, vergezeld door J.W. Kempes, werkzaam bij verweerder.
2. De beoordeling van het geschil
2.1 De Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bepaalt - voor zover hier van belang - het volgende:
"Artikel 5:21
Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
(…)
Artikel 5:24
1. De last onder bestuursdwang omschrijft de te nemen herstelmaatregelen.
2. De last onder bestuursdwang vermeldt de termijn waarbinnen zij moet worden uitgevoerd.
3. De last onder bestuursdwang wordt bekend gemaakt aan de overtreder, aan de rechthebbenden op het gebruik van de zaak waarop de last betrekking heeft en aan de aanvrager.
Artikel 5:25
1. De toepassing van bestuursdwang geschiedt op kosten van de overtreder, tenzij deze kosten redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.
(…)
Artikel 5:29
1. Voor zover de toepassing van bestuursdwang dit vergt, kan het bestuursorgaan zaken meevoeren en opslaan.
2. Het bestuursorgaan doet van het meevoeren en opslaan proces-verbaal opmaken. Een afschrift van het proces-verbaal wordt verstrekt aan degene die de zaken onder zijn beheer had.
3. Het bestuursorgaan draagt zorg voor de bewaring van de opgeslagen zaken en geeft deze zaken terug aan de rechthebbende.
4. Het bestuursorgaan kan de teruggave opschorten totdat de ingevolge artikel 5:25 verschuldigde kosten zijn voldaan.
(…)
Artikel 5:31
1. Een bestuursorgaan dat bevoegd is om een last onder bestuursdwang op te leggen, kan in spoedeisende gevallen besluiten dat bestuursdwang zal worden toegepast zonder voorafgaande last. Artikel 5:24, eerste lid en derde lid, is op dit besluit van overeenkomstige toepassing.
2. Indien de situatie zo spoedeisend is, dat een besluit niet kan worden afgewacht, kan terstond bestuursdwang worden toegepast, maar wordt zo spoedig mogelijk nadien alsnog een besluit als bedoeld in het eerste lid bekendgemaakt."
De Gwd bepaalt - voor zover hier van belang - het volgende:
"Artikel 36
1. Het is verboden om zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, bij een dier pijn of letsel te veroorzaken dan wel de gezondheid of het welzijn van een dier te benadelen.
(…)
3. Een ieder is verplicht hulpbehoevende dieren de nodige zorg te verlenen.
Artikel 37
Het is de houder van een dier verboden aan een dier de nodige verzorging te onthouden.
Artikel 106
Onze Minister is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen."
2.2 Verweerder stelt zich blijkens het besluit van 30 december 2012 op het standpunt dat verzoekster de artikelen 36, eerste en derde lid en 37 van de Gwd heeft overtreden. Uit onderzoek, dat op 10 december 2011 door een districtsinspecteur van de Stichting Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming is verricht, is gebleken dat de geconstateerde staat van de gezondheid en het welzijn van de honden van verzoekster op een ernstige manier is aangetast. Na een eenzijdig ongeluk met de auto en caravan van verzoekster is gebleken dat sprake is van vervoer van 22 honden in deze auto en caravan. Dit vormt een ondeugdelijke huisvesting voor de honden. Eveneens is de nodige (veterinaire) zorg onthouden. Voor de honden in de auto en de caravan was geen water aanwezig. Verder lagen er in de auto uitwerpselen en doorweekte brokken en rook het naar uitwerpselen en honden. In de caravan rook het ook naar honden en uitwerpselen. Volgens de verklaring van de dierenarts die ter plaatse is geweest vormen de vervuilde auto en caravan geen geschikte huisvesting voor de honden. De honden hadden niet de beschikking over drinkwater. In verband met de slechte huisvesting en het risico van ontsnapping van de honden kon de dierenarts de honden niet ter plaatse onderzoeken.
Verweerder kon voorts niet anders dan de honden in beslag nemen. Het bleek immers niet mogelijk dat verzoekster de situatie waar de honden zich in bevonden ter plaatse zou kunnen beëindigen.
2.3 Verzoekster heeft het standpunt van verweerder weersproken. Verzoekster heeft enige tijd in Bulgarije verbleven alwaar zij veel zwerfhonden heeft aangetroffen. Zij heeft zich het lot van deze honden aangetrokken en de honden de nodige zorg geboden. Zij heeft de dieren laten onderzoeken bij een dierenarts en laten voorzien van de nodige vaccinaties. Voorts heeft zij paspoorten voor deze honden geregeld. Uit de welzijnsverklaringen van de honden blijkt dat zij niet in verwaarloosde toestand verkeerden.
Verzoekster meent dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door direct over te gaan tot uitvoeren van spoedbestuursdwang door de honden meteen in beslag te nemen. De toestand van de honden was niet dusdanig slecht dat dit noodzakelijk was. Aan verzoekster is dan ook ten onrechte een termijn onthouden om een eventuele overtreding te beëindigen.
2.4 Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is de aangevochten toepassing van (spoed)bestuursdwang zonder voorafgaande last niet onrechtmatig.
Vast staat dat verzoekster, toen op 10 december 2011 haar auto en caravan met daarin 22 honden werd aangetroffen, is aangehouden en in detentie geplaatst wegens openstaande onherroepelijke vonnissen. Verzoekster was vanaf dat moment dus zelf niet meer in staat om de honden te verzorgen en van een geschikte huisvesting te voorzien. Evenmin is gebleken dat een andere mogelijkheid van opvang voor de honden voorhanden was. Verzoekster heeft immers desgevraagd zowel bij haar aanhouding als op het politiebureau te Roermond te kennen gegeven dat zij geen geld had om de honden in een pension te laten onderbrengen. Ook haar partner is niet in de gelegenheid gebleken de verzorging van de honden op zich te nemen aangezien hij ook was gedetineerd. Weliswaar is ter zitting te kennen gegeven dat de honden bij vrienden van haar partner ondergebracht hadden kunnen worden, maar daarvan is op 10 december 2011 niet gebleken. Het had op de weg van verzoekster gelegen om op 10 december 2011 zelf voor een opvangmogelijkheid voor de honden te (laten) zorgen. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat verzoekster had kunnen weten dat zij in Nederland in detentie zou kunnen worden genomen vanwege bedoelde vonnissen. Verzoekster had, voordat zij Nederland inreisde, adequate maatregelen moet treffen voor de honden, voor het geval zou blijken dat zij zou worden gedetineerd. Nu verzoekster dit heeft nagelaten heeft, is het haar verantwoordelijkheid dat deze situatie heeft kunnen ontstaan.
Gegeven deze omstandigheden kon verweerder niet anders dan, om de overtredingen van de Gwd te beëindigen en verdere overtredingen te voorkomen, de honden direct in beslag nemen. In verband hiermee bestaat geen grond voor het oordeel dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt stelt dat de kosten van de opvang en verzorging van de honden voor rekening van verzoekster komen. Verweerder mag de teruggave van de twee nog in de opvang aanwezige honden opschorten totdat deze kosten zijn voldaan.
Er is tot slot geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 Awb.
3. De beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Aldus gewezen door mr. E.R. Eggeraat, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Beishuizen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2012.
w.g. E.R. Eggeraat w.g. P.M. Beishuizen