5. De beoordeling van het geschil
5.1 Uitgangspunt van artikel 4:46, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is dat het bestuursorgaan de subsidie vaststelt overeenkomstig de beschikking tot subsidieverlening. In dit geval heeft verweerder de subsidie, in afwijking van de beschikking tot subsidieverlening, op nihil vastgesteld.
5.2 Ten aanzien van het door appellant ingenomen standpunt dat hij in 2009 geen aanvraag tot subsidie op grond van de Subsidieregeling heeft ingediend overweegt het College als volgt. Vaststaat dat het aanvraagformulier "Veiligheidsscan/veiligheidsmaatregelen" dat door verweerder op 1 juli 2009 is ontvangen, als subsidie-aanvraag op naam van appellant is ingediend en dateert van 10 juni 2009. Ter zitting is vast komen te staan dat dit formulier door een veiligheidsadviseur is ingevuld naar aanleiding van een bezoek aan appellant en dat het formulier ondertekend is door een medewerkster van appellant. Gelet hierop mist het primaire betoog van appellant dat hij in 2009 geen subsidie op grond van de Subsidieregeling heeft aangevraagd feitelijke grondslag en kan reeds hierom niet slagen.
Vaststaat voorts dat verweerder op grond van deze aanvraag in 2009 aan appellant op 17 augustus 2009 subsidie voor te nemen veiligheidsmaatregelen heeft verleend en de subsidie voor de uitgevoerde veiligheidscan heeft vastgesteld. Niet in geschil is dat appellant de beschikking tot subsidieverlening van 17 augustus 2009, voor een bedrag aan veiligheidsmaatregelen van € 2.175,- heeft ontvangen. Tegen deze beschikking heeft appellant geen bezwaar gemaakt. Dat appellant aangeeft dat hij destijds geen gebruik heeft willen maken van de geadviseerde veiligheidsmaatregelen en de verleende subsidie, laat onverlet dat er sprake is van een subsidieverstrekking in 2009 aan appellant op grond van de Subsidieregeling. Het betoog van appellant dat hij voor het eerst een aanvraag op grond van de Subsidieregeling heeft ingediend op 22 oktober 2010 door middel van het "Vaststellingsformulier 2010", ingevuld door een andere veiligheidsadviseur voor andere veiligheidsmaatregelen (camerasysteem) dan in de subsidie-aanvraag van 2009 zijn genoemd kan derhalve niet worden gevolgd. Verweerder heeft dan ook terecht in het bestreden besluit overwogen dat indien appellant met zijn "Vaststellingsformulier 2010" heeft beoogd een nieuwe subsidie-aanvraag in te dienen op grond van de Subsidieregeling zoals die gold van 16 maart 2010 tot 1 januari 2011, deze aanvraag zou dienen te worden afgewezen op basis van artikel 9.7, eerste lid, van de Subsidieregeling nu aan appellant eerder subsidie is verstrekt op grond van de Subsidieregeling.
Verweerder heeft in het bestreden besluit zijn eerdere besluit tot nihilvaststelling van de subsidie "Veiligheid Kleine Bedrijven" gehandhaafd, gelet op de bepaling van artikel 9.9, eerste lid, van de Subsidieregeling, Op grond van deze bepaling dient immers de subsidie-ontvanger binnen zes maanden na de datum van de beschikking tot subsidieverlening de veiligheidsmaatregelen getroffen te hebben. Vaststaat dat appellant de in september 2010 gerealiseerde veiligheidsmaatregelen niet binnen zes maanden na de beschikking tot subsidieverlening van 17 augustus 2009 heeft getroffen. Het College is van oordeel dat verweerder daarom terecht heeft geconcludeerd dat appellant niet heeft voldaan aan de aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Gelet op het vorenstaande was verweerder op grond van artikel 4:46, tweede lid, onder b, Awb bevoegd om de subsidie lager vast te stellen dan in de beschikking tot subsidieverlening.
5.3 Ten aanzien van de vraag of verweerder – gebruik makend van deze bevoegdheid en gelet op de omstandigheden van het geval – in dit geval in redelijkheid de subsidie op nihil heeft kunnen vaststellen, overweegt het College als volgt. Uit de toelichting bij de gewijzigde Subsidieregeling, zoals weergegeven in rubriek 2.1 van deze uitspraak, blijkt dat met de wijziging wordt beoogd de veiligheid bij kleine bedrijven te vergroten en het daadwerkelijk nemen van veiligheidsmaatregelen financieel te stimuleren. Gekozen is voor een pilot, waarbij in de pilotfase getest kan worden of het subsidie-instrument op efficiënte wijze is ingericht. Uit de toelichting bij artikel 9.9 bij de gewijzigde Subsidieregeling blijkt voorts dat met de verplichting om de veiligheidsmaatregelen binnen zes maanden na de datum van de beschikking tot subsidieverlening getroffen te hebben, is beoogd middels enige tijdsdruk te garanderen dat de voorgenomen veiligheidsmaatregelen ook daadwerkelijk getroffen worden. Naar het oordeel van het College heeft verweerder, in het licht van hetgeen onder 5.2 hiervoor is overwogen en gelet op het belang van het daadwerkelijk treffen van de veiligheidsmaatregelen en het pilotkarakter van de Subsidieregeling, bij afweging van de betrokken belangen de subsidie in redelijkheid op nihil kunnen vaststellen.
5.4 Het beroep is ongegrond. Het College ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.