ECLI:NL:CBB:2012:BW9274

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
22 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/168 AWB 12/169
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift buiten termijn ingediend door gemeenten met betrekking tot subsidieverlening voor duurzame energieproductie

In deze zaak hebben de gemeenten Noordwijk en Zandvoort bezwaar gemaakt tegen de niet-ontvankelijkverklaring van hun bezwaren door de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. De Minister had op 4 november 2011 subsidie verleend aan Q10 Offshore Wind B.V. voor de productie van hernieuwbare elektriciteit met behulp van windenergie op zee. De gemeenten stelden dat zij pas op 24 november 2011, na publicatie in de Staatscourant, op de hoogte waren van het besluit en dat zij daarom de bezwaartermijn van zes weken, die op 5 november 2011 begon, niet konden respecteren. De gemeenten dienden hun bezwaarschriften echter pas op 19 december 2011 in, wat te laat was volgens de geldende wetgeving.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat de gemeenten als overheidslichamen bekend moesten zijn met de bezwaartermijn en dat de omstandigheden die zij aanvoerden niet voldoende waren om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen. Het College concludeerde dat de bezwaren van de gemeenten terecht niet ontvankelijk waren verklaard door de Minister. De beroepen werden ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van bezwaarschriften en de verantwoordelijkheid van overheidslichamen om op de hoogte te zijn van relevante termijnen en procedures.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
Zesde enkelvoudige kamer
AWB 12/168 en 12/169 22 juni 2012
27301 Kaderwet EZ-subsidies
Besluit stimulering duurzame energieproductie (SDE)
Uitspraak in de zaak van:
1. de gemeente Noordwijk, te Noordwijk, appellante in zaak AWB 12/168; en
2. de gemeente Zandvoort, te Zandvoort, appellante in zaak AWB 12/169,
gemachtigde: mr. M.J.P. Kamp, advocaat te Amsterdam,
tegen
de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, verweerder,
gemachtigde: mr. R.E. Groenewold, werkzaam bij verweerders dienst Agentschap NL,
waaraan voorts als partij deelneemt:
Q10 Offshore Wind B.V., te Rotterdam (hierna: 'Q10'),
gemachtigde: mr. M.A.M. Dieperink, advocaat te Amsterdam.
1. Het procesverloop
Bij besluit van 4 november 2011 heeft verweerder op grond van het Besluit stimulering duurzame energieproductie aan Q10 subsidie verleend voor de productie van hernieuwbare elektriciteit met behulp van windenergie op zee.
Bij besluiten van 22 december 2011 heeft verweerder de hiertegen gerichte bezwaren van appellanten niet ontvankelijk verklaard.
Tegen deze besluiten hebben appellanten bij brief van 31 januari 2012, bij het College binnengekomen op 1 februari 2012, beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en op de zaak betrekking hebben stukken overgelegd.
Q10 is als partij tot het geding toegelaten en heeft een nader stuk ingediend.
Op 18 juni 2012 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij de gemachtigden van partijen zijn verschenen. Voor verweerder waren voorts aanwezig A, B en C.
2. De beoordeling van het geschil
2.1 Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, Awb vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Ingevolge artikel 6:11 Awb blijft niet-ontvankelijkverklaring van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift op grond daarvan achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2.2 In de bestreden besluiten heeft verweerder de bezwaren van appellanten niet ontvankelijk verklaard, omdat deze te laat zijn ingediend. Verweerder ziet in de door appellanten aangevoerde omstandigheid dat zij met betrekking tot de bezwaartermijn zijn uitgegaan van de datum van publicatie in de Staatscourant op 24 november 2011, geen reden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Verweerder stelt zich op het standpunt dat van appellanten mag worden verwacht dat zij op de hoogte zijn van de termijn die geldt voor het indienen van bezwaar.
2.3 Appellanten hebben aangevoerd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, omdat de publicatie van het besluit in de Staatscourant, die zij hebben afgewacht, onduidelijk is en zij er tijdens een bespreking met Rijkswaterstaat over de realisatie van het project waarvoor de subsidie is verleend op 16 december 2011 niet op zijn gewezen dat op dat moment nog bezwaar tegen het besluit tot subsidieverlening openstond.
2.4 Het College stelt vast dat de bekendmaking van het besluit van 4 november 2011 op dezelfde dag heeft plaatsgevonden door uitreiking aan Q10. Dat betekent dat de termijn van zes weken voor het indienen van een beroepschrift begon op 5 november 2011 en eindigde op 16 december 2011. Appellanten hebben pas op 19 december 2011 bezwaar gemaakt. De bezwaarschriften van appellanten zijn derhalve te laat ingediend.
2.5 In hetgeen appellanten hebben aangevoerd ziet het College geen aanleiding voor het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is als bedoeld in artikel 6:11 Awb. Hiertoe overweegt het College dat uit de stukken en de toelichting ter zitting blijkt dat appellanten reeds bij aanvang van de bezwaartermijn op de hoogte waren van de subsidieverlening aan Q10. Van appellanten als overheidslichamen mag worden verwacht dat zij bekend zijn met de bezwaartermijn die ten aanzien van een dergelijk besluit geldt. De door appellanten naar voren gebrachte omstandigheden dat zij de kennisgeving van het besluit in de Staatscourant hebben afgewacht en dat zij niet uitdrukkelijk over de geldende bezwaartermijn zijn voorgelicht kunnen, reeds hierom, niet tot verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding leiden.
2.6 Gelet op het voorgaande heeft verweerder de bezwaren van appellanten terecht niet ontvankelijk verklaard. De beroepen dienen derhalve ongegrond te worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling ziet het College geen aanleiding.
3. De beslissing
Het College verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus gewezen door mr. R.C. Stam, in tegenwoordigheid van mr. O.C. Bos als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 22 juni 2012.
w.g. R.C. Stam w.g. O.C. Bos