ECLI:NL:CBB:2012:BX3095
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- H.A.B. van Dorst-Tatomir
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de NZa bij opbrengstverrekening tussen ziekenhuizen en zorgverzekeraars
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 17 juli 2012 uitspraak gedaan in het geschil tussen Stichting HagaZiekenhuis en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). De zaak betreft de niet-ontvankelijkverklaring van een bezwaarschrift door de NZa met betrekking tot de opbrengstverrekening van 2007. Appellante, Stichting HagaZiekenhuis, had beroep ingesteld tegen een besluit van de NZa van 20 april 2011, waarin het bezwaarschrift met betrekking tot de opbrengstverrekening niet-ontvankelijk werd verklaard. De NZa stelde dat de bezwaren van appellante betrekking hadden op de vaststelling van de hoogte van de opbrengsten van 2007 en eerdere jaren, waarover reeds onherroepelijk was beslist. Appellante voerde aan dat de definitieve opbrengstverrekening pas op 30 maart 2009 bekend was gemaakt en dat zij hiertegen tijdig bezwaar had ingediend.
Het College heeft het procesverloop in detail bekeken, waarbij het opviel dat appellante niet binnen de bezwaartermijn had gereageerd op de eerdere besluiten van de NZa. Het College oordeelde dat de NZa, hoewel op onjuiste gronden, het bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk had verklaard. De beoordeling richtte zich ook op de vraag of de NZa bevoegd was om de verrekenbedragen vast te stellen op basis van de Wet marktordening gezondheidszorg. Het College concludeerde dat de NZa deze bevoegdheid niet had en verwees naar een eerdere uitspraak van het College zelf.
Uiteindelijk verklaarde het College het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de NZa in stand bleef. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien er geen aanleiding voor was. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor zorgaanbieders om tijdig bezwaar te maken tegen besluiten van de NZa en de beperkingen van de NZa in het vaststellen van verrekenbedragen.