2.2 B (hierna: B) was sinds januari 2010 eigenaar van de C. Bij besluit van 26 maart 2010 is B ontheffing verleend voor openstelling van de nachtwinkel gedurende de gehele week. Aan de ontheffing is onder meer het voorschrift verbonden dat de winkel op zon- en feestdagen tussen 0.00 uur en 16.00 uur gesloten moet zijn.
B heeft op 2 maart 2011 verweerders verzocht om de winkel zaterdagnacht van 00.00 uur tot 06.00 uur voor het publiek geopend te mogen hebben. Aan dit verzoek heeft hij ten grondslag gelegd dat hij financieel nadeel lijdt van het feit dat steeds meer supermarkten op zondag zijn geopend; indien de winkel geopend mag zijn op zaterdagnacht kunnen door middel van de dan gegenereerde extra omzet de kosten beter worden gedekt, aldus B.
Bij besluit van 10 juni 2011 hebben verweerders dit verzoek afgewezen omdat de door B gewenste openstelling gelet op artikel 3, vierde lid, van de Wet en artikel 5 van de Verordening niet is toegestaan. Nadat B hiertegen bezwaar heeft gemaakt en een hoorzitting heeft plaatsgevonden, hebben verweerders het bestreden besluit genomen.
2.3 Bij besluit van 27 december 2010 hebben verweerders conform het advies van de bezwaarschriftencommissie het bezwaar van B ongegrond verklaard. Verweerders stellen zich op het standpunt dat uit artikel 3, vierde lid, van de Wet in samenhang met artikel 5, derde lid, aanhef en onder a, van de Verordening blijkt dat indien een winkel ontheffing heeft verkregen om op zon- en feestdagen geopend te zijn, deze niet tussen 00.00 uur en 16.00 uur geopend mag zijn. Dit standpunt is door het College bevestigd in zijn uitspraak van 28 oktober 2009, www.rechtspraak.nl, LJN BK1526. Met betrekking tot de financiële problemen die B ondervindt als gevolg van de zondagopenstelling van acht andere supermarkten overwegen verweerders dat deze supermarkten net als C op zon- en feestdagen tussen 00.00 uur en 16.00 uur gesloten moeten zijn en derhalve niet worden bevoordeeld ten opzichte van B.
2.4 Appellant heeft met ingang van 1 januari 2012 de avondwinkel overgenomen. De ontheffing is op 21 maart 2012 overgeschreven op naam van A.
2.5 In beroep voert appellant – samengevat weergegeven – aan dat uitbreiding van de openingstijden om economische redenen noodzakelijk is teneinde de concurrentie van de grote supermarkten te kunnen weerstaan en zelf te kunnen voortbestaan. Naar de mening van appellant staat de tekst van artikel 3 van de Wet en artikel 5 van de Verordening niet in de weg aan een belangenafweging, waarbij het belang waarvoor appellant aandacht heeft gevraagd wordt meegenomen. Het stond de Minister van Economische zaken bij zijn beantwoording van Kamervragen over de Wet (TK 2007 – 2008, Aanhangsel van de Handelingen 836) voor ogen dat er ruimte is om rekening te houden met de maatschappelijke werkelijkheid dat bedrijvigheden in het weekend-uitgaansleven niet eindigen op zaterdag 24.00 uur / zondag 0.00 uur en dat het daarbij betrokken publiek in het verlengde daarvan nog door de nachtwinkel wil worden bediend. Appellant staat een nuancering van het vereiste van sluiting vóór 16.00 uur voor in die zin dat van het tijdsbestek van 0.00 uur tot 16.00 kan worden uitgezonderd de tijd op zondag tussen 0.00 uur en 06.00 uur indien die tijd aansluit op de openingstijd van de nachtwinkel op zaterdagavond / -nacht. Deze wat minder rigide interpretatie van artikel 3, vierde lid, van de Wet biedt ruimte voor een belangenafweging in het concrete geval en is niet onverenigbaar met de bedoeling van de wetgever, aangezien de zondagrust daarmee niet op substantiële wijze (additioneel) geweld wordt aangedaan.
2.6 Hieromtrent overweegt het College als volgt. Zoals het College eerder heeft uitgesproken, bijvoorbeeld CBb 29 oktober 2009, (LJN: BK1526), bieden de Wet en de Verordening geen mogelijkheid voor het aan avondwinkels verlenen van een ontheffing voor zon- en feestdagen van 0.00 uur tot 16.00 uur. Het in artikel 3, vierde lid, van de Wet en in artikel 5 van de Verordening vervatte regime houdt immers in dat de betrokken winkels op die dagen van 0.00 uur tot 16.00 uur gesloten zijn. Naar het oordeel van het College biedt dit regime geen ruimte voor de door appellant voorgestane belangenafweging.
Om die reden hebben verweerders terecht geoordeeld dat het verzoek van appellant om op zondagen van 0.00 uur tot 06.00 uur geopend te mogen zijn, niet voor inwilliging vatbaar is.
2.7 Het College komt daarom tot de slotsom dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard.
2.8 Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.