ECLI:NL:CBB:2012:BX5080
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- C.J. Waterbolk
- R.F.B. van Zutphen
- S.C. Stuldreher
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit over bedrijfstoeslag en toeslagrechten in het kader van de GLB-regeling
In deze zaak heeft appellant, A, beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, waarin het bezwaar van C tegen een eerdere beslissing over de bedrijfstoeslag voor 2009 werd gegrond verklaard. De zaak draait om de vraag of appellant als belanghebbende kan worden aangemerkt in het kader van de toekenning van bedrijfstoeslag aan C, die de percelen in gebruik had. Appellant stelt dat C de percelen zonder recht of titel in gebruik heeft genomen, en dat dit hem schade toebrengt omdat hij daardoor geen toeslagrechten kan verkrijgen voor die percelen.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft op 13 juli 2012 uitspraak gedaan. De rechters concludeerden dat appellant niet kan worden aangemerkt als belanghebbende, omdat hij de percelen niet had opgegeven voor uitbetaling van toeslagrechten en deze op de relevante peildatum niet in gebruik waren bij hem. De beoordeling van het bestreden besluit kan niet leiden tot een uitbetaling van bedrijfstoeslag aan appellant, aangezien hij niet aan de vereisten voldeed. Het College verklaarde het beroep van appellant niet-ontvankelijk, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is van belang voor de interpretatie van de begrippen 'belanghebbende' en 'rechtstreeks belang' in het bestuursrecht, vooral in het kader van de GLB-regeling. Het benadrukt dat voor de toekenning van subsidies aan landbouwers, de feitelijke situatie van het gebruik van percelen doorslaggevend is, ongeacht de eigendomsverhoudingen.