ECLI:NL:CBB:2012:BY6213
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Niet-emissiearm aanwenden van mest; opzet; ketsplaat; randvoorwaarden
In deze zaak heeft appellant, A, beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder, dat op 27 februari 2012 is genomen. Dit besluit betreft een randvoorwaardenkorting van 20% op de subsidies voor het jaar 2011, die aan appellant zijn verleend op basis van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006. De korting is opgelegd omdat appellant niet heeft voldaan aan de verplichting om dierlijke mest emissiearm aan te wenden. Tijdens een controle op 7 juli 2011 door de Algemene Inspectiedienst (AID) werd vastgesteld dat appellant mest had uitgereden met een ketsplaat, wat in strijd is met de geldende regelgeving. Appellant heeft betoogd dat de AID-inspecteurs de uitgereden substantie niet hebben bemonsterd, waardoor het bewijs voor de overtreding zou ontbreken. Hij voerde ook aan dat de regelgeving in strijd is met Europese richtlijnen en dat hij niet opzettelijk handelde, omdat de mest door een stagiair was uitgereden.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft de argumenten van appellant verworpen. Het College oordeelde dat de regels die voortvloeien uit de Regeling en het Besluit een nadere invulling zijn van de Europese richtlijnen en dat appellant verantwoordelijk is voor de handelingen die op zijn bedrijf plaatsvinden, ook als deze door derden worden uitgevoerd. Het College concludeerde dat er voldoende bewijs was voor opzet, aangezien appellant op de hoogte was van de regels en bewust handelde door mest uit te rijden met een ketsplaat. De korting van 20% werd daarom terecht opgelegd. Het beroep van appellant werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken.