ECLI:NL:CBB:2012:BY9895

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
14 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/561 VK
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • E.R. Eggeraat
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake Handelsregisterwet 2007

In deze zaak hebben A B.V., B B.V., C B.V. en D B.V. verzet aangetekend tegen een uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, waarin hun beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. Het beroep was ingesteld tegen een besluit van de Kamer van Koophandel Gooi-, Eem- en Flevoland, dat op 7 juni 2011 was genomen. De indieners hadden op 19 juli 2011 een faxbericht ingediend, maar voldeden niet aan de vereisten voor herstel van geconstateerde verzuimen. De uitspraak van het College, waarin het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard, werd op 24 januari 2012 aan de indieners verzonden.

Na de uitspraak hebben de indieners op 5 maart 2012 verzet aangetekend. Tijdens de zitting op 23 mei 2012 hebben zij hun standpunt toegelicht, waarbij hun gemachtigde, H.M. van Vliet AA, aanwezig was. De verweerder, vertegenwoordigd door mr. J.E. Broug, was ook aanwezig. De indieners stelden dat het College ten onrechte een origineel ondertekend beroepschrift verlangde, aangezien andere gerechten dit niet altijd vereisen. Ook werd betoogd dat de vereiste recente uittreksels uit het Handelsregister niet noodzakelijk waren voor de vertegenwoordigingsbevoegdheid.

Het College oordeelde dat de indieners niet aan de wettelijke vereisten voldeden, zoals vastgelegd in artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het College merkte op dat de indieners herhaaldelijk de gelegenheid hadden gekregen om de geconstateerde verzuimen te herstellen, maar hieraan geen gevolg hadden gegeven. De argumenten van de gemachtigde werden niet overtuigend geacht, en het College concludeerde dat het beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard. Het verzet werd ongegrond verklaard, en de beslissing werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
(vierde enkelvoudige kamer)
No. AWB 11/561
24300 Handelsregisterwet 2007
Uitspraak op het verzet van:
A B.V., B B.V., C B.V. en D B.V., te E
gemachtigde: H.M. van Vliet AA, financieel en (fiscaal) juridisch adviseur te Hilversum,
indieners van een verzetschrift tegen een op 24 januari 2012 met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht gewezen uitspraak van het College.
1. Het verloop van de procedure
Bij een op 19 juli 2011 ter griffie van het College ontvangen faxbericht, gedagtekend 19 juli 2011, is namens indieners beroep ingesteld tegen een op 7 juni 2011 gedateerd en verzonden besluit van de Kamer van Koophandel Gooi-, Eem- en Flevoland voorzien van het kenmerk HB/mm.
Het College heeft het beroep bij zijn in hoofde dezes genoemde uitspraak niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet voldoen aan het verzoek tot herstel van geconstateerde verzuimen. Afschrift van die uitspraak is op 24 januari 2012 aan indieners verzonden bij aangetekende brief van gelijke datum.
Bij een op 5 maart 2012 ter griffie van het College ontvangen faxbericht hebben indieners tegen die uitspraak verzet gedaan.
Bij aangetekend verzonden griffiersbrief van 8 maart 2012 zijn indieners in de gelegenheid gesteld de gronden van hun verzet aan te vullen dan wel naar voren te brengen.
Bij een op 5 april 2012 ter griffie ontvangen faxbericht, gedagtekend 4 april 2012, hebben indieners de gronden van hun verzet aangevuld. Tevens hebben indieners verzocht in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.
Het College heeft, op hun verzoek, indieners op 23 mei 2012 ter zitting gehoord. Het standpunt van indieners is toegelicht door hun gemachtigde.
Ter zitting is namens verweerder mr. J.E. Broug aanwezig geweest.
Bij faxbericht van 29 mei 2012 heeft de gemachtigde het College verzocht het onderzoek te heropenen. Het College heeft daaraan geen gevolg gegeven en geen acht geslagen op hetgeen overigens in het verzoek is vermeld.
2. De beoordeling van het verzet
Namens indieners heeft de gemachtigde in verzet – samengevat weergegeven – gesteld dat niet wordt ingezien waarom het College een beroepschrift, voorzien van een originele handtekening, wenst te ontvangen. Gesteld is dat andere gerechten, rechtbanken, gerechtshoven en de Hoge Raad, een per fax ingediend beroepschrift accepteren en niet vragen om een beroepschrift met een originele handtekening. Ook het College zou dat bij eerdere gelegenheden niet hebben gedaan. Volgens gemachtigde leidt het toezenden van een ondertekend beroepschrift tot onnodige extra kosten. Gemachtigde wijst er verder op dat het griffierecht in dit beroep is betaald door A B.V., zodat duidelijk is dat deze rechtspersoon er voor kiest om te procederen.
Ten aanzien van de door het College verlangde recente uittreksels uit het Handelsregister heeft gemachtigde opgemerkt dat hem niet duidelijk is wat onder “recent” moet worden verstaan. Bovendien biedt een dergelijk uittreksel, ook al is het slechts een week oud, geen zekerheid omtrent de vertegenwoordigingsbevoegdheid, omdat nadien de situatie al weer veranderd kan zijn. Ook het inzenden van een originele, recente machtiging zou geen zekerheid bieden, dat zou slechts kunnen door een notaris een machtiging op te laten maken, waarbij de handtekeningen en de personen van volmachtgever en volmachtnemer zijn geverifieerd. Om een dergelijk stuk heeft het College echter niet gevraagd.
Hetgeen aldus in verzet is aangevoerd leidt niet tot het oordeel dat indieners niet in verzuim zijn geweest. Ten aanzien van het beroepschrift met een originele handtekening van de gemachtigde overweegt het College dat artikel 6:5, eerste lid van de Awb bepaalt dat het bezwaar- of beroepschrift wordt ondertekend. Een per fax verstuurd beroepschrift vertoont een kopie van een handtekening, zodat daarmee niet aan het wettelijk voorschrift is voldaan. Wellicht zal in de praktijk niet altijd een beroepschrift met een originele handtekening worden verlangd, maar dit neemt niet weg dat met een faxbericht strikt genomen niet is voldaan aan de wettelijke eis. Het College constateert dat de gemachtigde geen gevolg heeft gegeven aan de hem bij herhaling geboden gelegenheid dit verzuim te herstellen. In plaats daarvan heeft de gemachtigde getracht een discussie te beginnen over het nut en de noodzaak van hetgeen hem is gevraagd. Dit geldt evenzeer voor de gevraagde uittreksels en de originele machtiging. De door de gemachtigde in kopie overgelegde documenten waren zozeer verouderd dat twijfel over de actuele geldigheid op zijn plaats was. Het College merkt daarbij op dat aan genoemde verzoeken met weinig moeite en relatief geringe kosten had kunnen worden voldaan.
Het College overweegt dat de rechter een partij kan verzoeken bepaalde inlichtingen te geven en stukken over te leggen. Bij het niet voldoen aan een dergelijk verzoek kan de rechter, overeenkomstig artikel 8:31 van de Awb, de gevolgtrekkingen maken die hij geraden acht. Ondanks herhaald rappel hebben indieners niet aan het verzoek tot herstel van de geconstateerde verzuimen voldaan. Dientengevolge hebben indieners het College de mogelijkheid onthouden om zich een gefundeerd oordeel te vormen omtrent de ontvankelijkheid van het beroep en is geconcludeerd dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Hetgeen in verzet is aangevoerd, kan dan ook niet tot het oordeel leiden dat het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Voortzetting van het onderzoek is derhalve niet nodig.
Uit het vorenstaande volgt dat het verzet ongegrond moet worden verklaard.
Dienovereenkomstig wordt beslist.
3. Beslissing
Het College verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. E.R. Eggeraat, in tegenwoordigheid van mr. S. van Noordt, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op .
E.R. Eggeraat S. van Noordt