3. De beoordeling van het geschil
3.1 Het geschilpunt
Het geschil ziet op de vraag of de Staatssecretaris terecht de toeslagrechten van A op 0 heeft vastgesteld.
3.2 De regelgeving
Landbouwers kunnen gebruik maken van de bedrijfstoeslagregeling indien zij in de referentieperiode een betaling hebben ontvangen, zo volgt uit artikel 10, eerste lid, van de Regeling, in samenhang gelezen met artikel 33, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers. De referentieperiode omvat de kalenderjaren 2000, 2001 en 2002, zo is vermeld in artikel 38 van Verordening (EG) nr. 1782/2003.
Indien de landbouwer die een rechtstreekse betaling heeft ontvangen tijdens de referentieperiode, in de loop van die periode of uiterlijk op 31 december van het jaar voorafgaand aan het eerste jaar van toepassing van de bedrijfstoeslagregeling zijn juridische status of zijn benaming verandert, krijgt hij toegang tot de bedrijfstoeslagregeling onder dezelfde voorwaarden als de landbouwer die het bedrijf oorspronkelijk beheerde, zo is bepaald in artikel 33, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 1782/2003.
Voor de toepassing van deze bepaling krijgt een landbouwer die zijn juridische status of benaming verandert, onder dezelfde omstandigheden toegang tot de bedrijfstoeslagregeling als de landbouwer die het bedrijf oorspronkelijk beheerde, binnen de grenzen van de onder de volgende voorwaarden toe te wijzen toeslagrechten voor het oorspronkelijke bedrijf:
a) de vaststelling van het aantal toeslagrechten en van de waarde ervan gebeurt op basis van het referentiebedrag en het aantal hectaren die verband houden met het oorspronkelijke bedrijf;
b) indien de juridische status van de rechtspersoon verandert, of de natuurlijke persoon een rechtspersoon wordt of omgekeerd, is de landbouwer die het nieuwe bedrijf beheert, de landbouwer die op het gebied van beheer, winst en financiële risico's de controle had over het oorspronkelijke bedrijf.
Dit is vermeld in artikel 14, eerste lid, van de Verordening (EG) nr. 795/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende bepalingen voor de uitvoering van de bedrijftoeslagregeling waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003.
3.3 Toepassing van de regelgeving
Het College leidt uit de regelgeving af dat voor de vraag of een landbouwer gebruik kan maken van de toeslagregeling bepalend is of hij beschouwd moet worden als dezelfde landbouwer die voor hetzelfde bedrijf in de jaren 2000 tot en met 2002 een betaling heeft ontvangen. De landbouwer die in de referentieperiode controle had over beheer, winst en financiële risico's van het bedrijf dient tot en met 31 december 2005 dezelfde te zijn gebleven.
Dat A in de jaren 2000 tot en met 2002 een betaling heeft ontvangen en dat hij ook in 2006 activiteiten als landbouwer verrichtte - zoals hij heeft gesteld en geen van de andere partijen heeft betwist - is op zichzelf onvoldoende om vast te stellen dat aan deze eis is voldaan, evenals de omstandigheid dat A nog altijd hetzelfde relatienummer van de Dienst Regelingen heeft. Nagegaan dient namelijk nog te worden welke wijzigingen het bedrijf sinds de referentieperiode heeft ondergaan en wie overeenkomstig artikel 14, eerste lid, sub b, van Verordening (EG) nr. 795/2004 de controle had over beheer, winst en financiële risico's.
In de jaren 2000 tot en met 2002 had A een eenmansbedrijf en was hij dus degene die de controle had over beheer, winst en financiële risico's. Met de inbreng van zijn veehouderij per 1 juli 2003 in de VOF is de controle over beheer, winst en financiële risico's overgegaan op de gezamenlijke vennoten van de VOF. Vastgesteld moet worden dat A de veehouderij zoals deze vervolgens door de VOF is uitgeoefend, niet per 1 oktober 2004 heeft voortgezet. Uit de stukken van de voorzieningenrechter van de rechtbank Middelburg moet namelijk worden afgeleid dat hij BKC geen passende regeling heeft aangeboden waarbij hij het bedrijf kon voortzetten.
Gelet op het voorgaande is A niet degene die tot en met 31 december 2005 de controle hield over beheer, winst en financiële risico's van het bedrijf waarvoor hij in de jaren 2000 tot en met 2002 een betaling heeft ontvangen. Aldus heeft de Staatssecretaris de toeslagrechten terecht op 0 vastgesteld.
Het beroep dient daarom ongegrond te worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.