In deze zaak heeft de Staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder, de bedrijfstoeslag van appellante, een maatschap, vastgesteld op basis van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006. Het primaire besluit, genomen op 26 mei 2011, stelde de bedrijfstoeslag voor het jaar 2010 vast op € 18.174,06, waarbij 2.21 ha van de opgegeven percelen werd afgekeurd. Appellante heeft bezwaar gemaakt, wat leidde tot een gedeeltelijke gegrondverklaring van het bezwaar op 21 december 2011. Hierop heeft appellante beroep ingesteld. Verweerder heeft op 27 februari 2013 het bestreden besluit herzien, waarbij de afgekeurde oppervlakte lager werd vastgesteld en de bedrijfstoeslag werd verhoogd naar € 20.323,31, met verval van de extra korting.
Tijdens de zitting op 22 maart 2013 heeft appellante betoogd dat de oppervlakte van de percelen 1 en 2 te klein is vastgesteld, waarbij zij zich beroept op een GPS-meting. Verweerder heeft de subsidiabele oppervlakte vastgesteld na administratieve controle, waarbij de opgegeven oppervlakte werd vergeleken met referentiepercelen en luchtfoto's. De GPS-meting werd ingetekend op de luchtfoto en vergeleken met de metingen van verweerder. Het College heeft vastgesteld dat de GPS-meting niet-subsidiabele elementen bevatte, waardoor de oppervlaktebepaling door verweerder als juist werd beschouwd.
Het College heeft het beroep tegen het besluit van 27 februari 2013 ongegrond verklaard en het beroep tegen het besluit van 21 december 2011 niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van appellante, vastgesteld op € 944,-. De uitspraak is openbaar gedaan op 14 juni 2013 door mr. R.C. Stam, in aanwezigheid van griffier mr. C.M. Leliveld.