In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 17 juli 2013 uitspraak gedaan in het beroep van Taste Original Food Concepts B.V. tegen een besluit van het Productschap Vee en Vlees. De appellante had beroep ingesteld tegen een besluit van 30 september 2009, waarin de eerder toegekende restitutie voor de uitvoer van vleesconserven werd ingetrokken en teruggevorderd. Dit besluit volgde op een boekhoudkundige controle die had plaatsgevonden in 1995, waaruit bleek dat de appellante onterecht restitutie had ontvangen. De controle was uitgevoerd door de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, en leidde tot de conclusie dat de appellante andere restitutiecodes had moeten gebruiken, wat resulteerde in een lager restitutietarief.
Tijdens de zittingen op 30 maart 2011 en 29 juni 2012 zijn de gemachtigden van beide partijen verschenen. De appellante voerde aan dat de restitutiecodes die zij had gebruikt correct waren en dat verweerder ten onrechte niet de juiste analysemethode had toegepast. Het College oordeelde echter dat deze beroepsgrond geen doel trof en verwees naar eerdere uitspraken in samenhangende zaken.
Het College constateerde ook dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, zowel in de bestuurlijke als in de rechterlijke fase. Dit leidde tot de beslissing om het onderzoek te heropenen met betrekking tot de gevraagde schadevergoeding voor de overschrijding van de redelijke termijn. Uiteindelijk verklaarde het College het beroep ongegrond, maar heropende het onderzoek voor de schadevergoeding.
De uitspraak benadrukt de complexiteit van douanerecht en de verantwoordelijkheden van zowel de appellante als de verweerder in het kader van restituties voor landbouwproducten. De zaak illustreert ook de lange duur van bestuursrechtelijke procedures en de impact daarvan op de betrokken partijen.