ECLI:NL:CBB:2013:127

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
7 augustus 2013
Publicatiedatum
13 september 2013
Zaaknummer
AWB 12/10
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de vaststelling van bedrijfstoeslag en vergoeding van kosten GPS-meting

In deze zaak heeft de maatschap [A] en [B] beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken inzake de vaststelling van de bedrijfstoeslag voor het jaar 2010. Het primaire besluit, genomen op 21 april 2011, stelde de bedrijfstoeslag vast op basis van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006. Na een bezwaarprocedure heeft de Staatssecretaris op 22 november 2011 een gedeeltelijk gegrond besluit genomen, maar appellante was het niet eens met de geconstateerde oppervlakten van de percelen. Appellante voerde aan dat een GPS-meting, uitgevoerd door [C], aantoonde dat de vastgestelde oppervlakten niet klopten. De Staatssecretaris herzag zijn besluit op 3 mei 2012, maar weigerde vergoeding van de kosten van het bezwaarschrift en de GPS-meting, omdat niet was aangetoond dat deze kosten waren gemaakt.

Tijdens de zitting op 26 juni 2013 was appellante niet aanwezig, maar de gemachtigde van de Staatssecretaris was wel aanwezig. Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven overwoog dat, hoewel alle beschikbare toeslagrechten waren uitbetaald, er toch procesbelang was bij de beoordeling van het beroep, omdat appellante verzocht had om vergoeding van de kosten van de bezwaarprocedure. Het College stelde vast dat de Staatssecretaris ten onrechte geen vergoeding had toegekend voor de GPS-meting, en dat de kosten vastgesteld konden worden op € 625,50.

De uitspraak, gedaan op 7 augustus 2013, verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit voor zover het de vergoeding van de GPS-kosten betrof, en bepaalde dat de Staatssecretaris het griffierecht van € 302,- aan appellante moest vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. C.J. Waterbolk, in aanwezigheid van griffier mr. E. van Kerkhoven.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 12/10
5101

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 augustus 2013 in de zaak tussen

maatschap [A] en [B], te [vestigingsplaats], appellante

en

de Staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder

(gemachtigde: drs. M. Star).

Procesverloop

Bij besluit van 21 april 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder de bedrijfstoeslag van appellante voor het jaar 2010 op grond van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 (de Regeling) vastgesteld.
Bij besluit van 22 november 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante gedeeltelijk gegrond verklaard.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij besluit van 3 mei 2012 heeft verweerder het bestreden besluit herzien.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 juni 2013. Appellante is niet verschenen. Voor verweerder is genoemde gemachtigde verschenen.

Overwegingen

1.
Appellante heeft voor 2010 om uitbetaling van haar toeslagrechten verzocht en hiervoor
29 percelen met een totale oppervlakte van 79.94 ha opgegeven. Bij het primaire besluit heeft verweerder de bedrijfstoeslag vastgesteld. Bij die vaststelling is verweerder uitgegaan van 61,40 beschikbare toeslagrechten en een definitieve (geconstateerde) oppervlakte van 61.40 ha.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder appellantes bezwaar hiertegen gedeeltelijk gegrond verklaard en de geconstateerde oppervlakte van een aantal percelen gewijzigd vastgesteld.
2.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit aangevoerd dat zij het niet eens is met de door verweerder geconstateerde en gecorrigeerde oppervlakten. Appellante heeft in haar beroepschrift aangegeven dat zij een GPS-meting heeft laten uitvoeren door [C] te [woonplaats] en dat uit deze meting volgt dat de door verweerder vastgestelde oppervlakten niet juist zijn. Appellante heeft verweerder verzocht om de percelen vast te stellen op de oppervlakte zoals die blijkt uit de GPS-meting en om de kosten van het bezwaarschrift en van de meting te vergoeden.
3. Naar aanleiding hiervan heeft verweerder aan de hand van de GPS-gegevens het bezwaarschrift opnieuw beoordeeld. Dit heeft geresulteerd in het herziene besluit van 3 mei 2012, waarbij verweerder de geconstateerde oppervlakte van een aantal percelen gewijzigd heeft vastgesteld. Verweerder heeft geen vergoeding van de kosten van het bezwaarschrift verstrekt aangezien niet is gebleken dat appellante zulke kosten heeft gemaakt. Het besluit vermeldt niets omtrent een vergoeding van de kosten van de GPS-meting.
4.1
Het College overweegt als volgt. Vaststaat dat alle beschikbare toeslagrechten van appellante zijn uitbetaald. In procedures met betrekking tot de vaststelling van de oppervlakten van percelen landbouwgrond neemt het College in een dergelijk geval geen procesbelang aan. Het College verwijst daartoe naar zijn uitspraak van 26 september 2012 (LJN: BY0527).
4.2
Volgens vaste jurisprudentie heeft een betrokkene echter belang bij de beoordeling van het beroep indien hij heeft verzocht om vergoeding van de kosten van de bezwaarprocedure en deze kosten (nog) niet zijn vergoed. Deze situatie doet zich thans voor.
4.3.1
Het College stelt vast dat appellante zich in het kader van haar bezwaarschrift niet heeft voorzien van professionele rechtsbijstand zodat verweerder in zoverre terecht heeft beslist dat van voor vergoeding in aanmerking komende kosten niet is gebleken.
4.3.2
De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting van het College echter toegezegd dat de kosten van de GPS-meting alsnog zullen worden vergoed volgens het door verweerder gehanteerde standaardtarief. Gelet hierop zal het College het beroep gegrond verklaren, het bestreden besluit vernietigen voor zover daarbij geen vergoeding is toegekend voor bedoelde kosten en met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht bepalen dat de uitspraak in de plaats komt van het vernietigde gedeelte van het besluit. Uitgaande van het door verweerder gehanteerde standaardtarief van € 15,- per gemeten hectare en een uit de factuur van
31 december 2011 blijkend aantal van 41.70 gemeten ha stelt het College deze kosten vast op
€ 625,50.
5.
Van in het kader van de beroepsprocedure voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is het College niet gebleken.

Beslissing

Het College:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij geen vergoeding is toegekend voor de kosten van de namens appellante verrichte GPS-meting;
  • stelt deze kosten vast op € 625,50 (zegge: zeshonderdvijfentwintig euro en vijftig eurocent) en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde gedeelte van het besluit;
  • bepaalt dat verweerder het door appellante betaalde griffierecht ad € 302,- (zegge: driehonderdtwee euro) aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, in aanwezigheid van mr. E. van Kerkhoven, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2013.
w.g. C.J. Waterbolk de griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen.