ECLI:NL:CBB:2013:139

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
7 augustus 2013
Publicatiedatum
18 september 2013
Zaaknummer
AWB 12/139
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.E. Doolaard
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek inzake GLB-inkomenssteun en opzettelijke onjuiste opgave van landbouwgronden

In de zaak tussen de maatschap [A] en [B] en de staatssecretaris van Economische Zaken, heeft appellante beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 23 december 2011, dat betrekking heeft op de bedrijfstoeslag voor het jaar 2010 op basis van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006. De enkelvoudige kamer van het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft op 26 juni 2013 de zaak ter zitting behandeld, waarbij [B] en de gemachtigde van verweerder, drs. M. Star, aanwezig waren. Na de behandeling is het onderzoek gesloten, maar het College heeft besloten het onderzoek te heropenen en de zaak door te verwijzen naar de meervoudige kamer.

De aanleiding voor de heropening is de opgave van een aantal percelen in de Gecombineerde opgave van appellante, die volgens verweerder niet als landbouwgronden kunnen worden beschouwd. Verweerder beschuldigt appellante van opzettelijke onjuiste opgave in drie achtereenvolgende jaren. Het College oordeelt dat er nader onderzoek nodig is om te bepalen of er daadwerkelijk sprake is van een opzettelijke onjuiste opgave in het betreffende jaar. Tevens moet worden beoordeeld of de gevolgen die verweerder aan zijn bevindingen heeft verbonden, namelijk de nihilstelling van de uitbetaling voor drie jaar, in overeenstemming zijn met de terughoudender lijn die verweerder hanteert bij de opbouw van de AAN-laag.

In de beslissing heeft het College het onderzoek heropend, de zaak ter behandeling verwezen naar een meervoudige kamer en verdere beslissingen aangehouden. De uitspraak is gedaan door mr. W.E. Doolaard, raadsheer, in aanwezigheid van mr. E. van Kerkhoven, griffier.

Uitspraak

beslissing

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 12/139
5101
Beslissing van de enkelvoudige kamer van 7 augustus 2013 op grond van artikel 8:68 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) tot heropening in de zaak tussen

maatschap [A] en [B], te [vestigingsplaats], appellante

en

de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder

(gemachtigde: drs. M. Star).
Appellante heeft beroep ingesteld tegen verweerders besluit van 23 december 2011 inzake haar bedrijfstoeslag voor het jaar 2010 op grond van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006.
Op 26 juni 2013 heeft de enkelvoudige kamer van het College deze zaak ter zitting behandeld.
Verschenen zijn [B] en verweerders gemachtigde. Na de behandeling ter zitting is het onderzoek gesloten.
Het College ziet aanleiding het onderzoek te heropenen en de zaak ter verdere behandeling te verwijzen naar de meervoudige kamer.
Hetgeen aan appellante in deze zaak wordt tegengeworpen is de opgave van een aantal percelen in haar Gecombineerde opgave, die naar verweerders oordeel niet als landbouwgronden beschouwd kunnen worden. Verweerder vindt dat het hier gaat om een opzettelijke onjuiste opgave in drie achtereenvolgende jaren.
Reden voor de verwijzing is dat nader onderzocht en beoordeeld dient te worden of in het hier aan de orde zijnde jaar van een opzettelijk onjuiste opgave gesproken kan worden. Dan rijst vervolgens de vraag of de door verweerder in dit geval aan zijn bevindingen verbonden gevolgen – voor drie jaar op nihilstelling van de uitbetaling – verenigbaar zijn met de terughoudender lijn, die in het kader van de opbouw van de AAN-laag door verweerder gevolgd is en welke consequentie daaraan eventueel voor het hier aan de orde zijnde besluit verbonden kan worden.

Beslissing

Het College:
  • heropent het onderzoek;
  • verwijst de zaak ter behandeling naar een meervoudige kamer;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gegeven door mr. W.E. Doolaard, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr. E. van Kerkhoven, griffier.
w.g. W.E. Doolaard w.g. E. van Kerkhoven